ECLI:NL:RBOVE:2017:5322

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 juni 2017
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
08/910052-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor bedrijf in verband met GBL en GHB productie

Op 29 juni 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vennootschap onder firma (v.o.f.) die beschuldigd werd van het voorbereiden en bevorderen van de productie van GHB door te handelen in GBL. De officier van justitie stelde dat het bedrijf GBL verkocht met de wetenschap dat deze stof gebruikt kon worden voor de productie van GHB, wat strafbaar is onder de Opiumwet. De verdediging voerde aan dat het handelen in GBL op zichzelf niet strafbaar is en dat het bedrijf maatregelen had genomen om misbruik te voorkomen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat het bedrijf wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de GBL bestemd was voor de bereiding van GHB. De rechtbank constateerde dat het bedrijf in betrekkelijke openheid handelde en dat er geen onregelmatigheden in de administratie waren. De rechtbank sprak het bedrijf vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat het dossier niet voldoende concrete feiten en omstandigheden bevatte die het oordeel konden dragen dat het bedrijf op de hoogte was van de mogelijke illegale bestemming van de GBL. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/910052-16 (P)
Datum vonnis: 29 juni 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
v.o.f. [verdacht bedrijf] ,
gevestigd te [adres]

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 juni 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M. Vloedbeld en van hetgeen namens verdachte door de vennoten en de raadsman mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte de productie van GHB heeft voorbereid en/of bevorderd door te handelen in de voor die productie geschikte grondstof GBL.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 juli 2012 tot en met 20 februari 2015 te Steenwijk en/of andere plaatsen in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, meermalen, althans eenmaal
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en), GHB (4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB (4-hydroxyboterzuur) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
(telkens) een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of (telkens) zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
(telkens) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) een stof, te weten (in totaal) 2588 kilogram bruto en/of 600 liter, althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) Gamma-ButyroLactone (GBL) - welke stof benodigd is, althans kan worden gebruikt, bij/voor de bereiding, verwerking en/of vervaardiging van GHB - gefinancierd, besteld, geïmporteerd, vervoerd, overgeladen, opgeslagen, verpakt, geëtiketteerd, afgeleverd, verstrekt, verkocht, geëxporteerd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten financieren,
bestellen, importeren, vervoeren, overladen, opslaan, verpakken, etiketteren, afleveren, verstrekken, exporteren, verkopen, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of een/of meer internetsite(s) geëxploiteerd en/of een of meer onderneming(en) onder de naam v.o.f. [verdacht bedrijf] en/of [website] ge de aanprijzing en de verkoop van GBL.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het ten laste gelegde wordt veroordeeld. Daartoe heeft de officier, zakelijk weergegeven, gesteld dat er voor [verdacht bedrijf] ernstige redenen waren om te vermoeden dat de GBL gebruikt zou worden voor de vervaardiging en handel in GHB, omdat
- zij voor die mogelijkheid was gewaarschuwd door een brief en een mail van het Landelijk Parket;
- uit onderzoek is gebleken dat er geen daadwerkelijke markt is voor (zuivere) GBL in de schoonmaakmiddelenbranche;
- de verklaringen van enkele GBL-afnemers van verdachte niet betrouwbaar zijn;
- enkele van de afnemers kunnen worden gelinkt aan GHB;
- er blijkens de jurisprudentie in soortgelijke zaken een veroordeling is gevolgd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken. Daartoe is, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de handel in GBL op zichzelf niet strafbaar is en dat de werkprocessen binnen [verdacht bedrijf] erop waren ingericht om te voorkomen dat er verdachte transacties plaatsvonden. Ook is aangevoerd dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van GHB. Verder is gewezen op verschillen tussen de onderhavige zaak en soortgelijke zaken in de jurisprudentie waarin een veroordeling is gevolgd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de stukken in het dossier kan worden afgeleid dat verdachte (hierna ook: [verdacht bedrijf] ) in de stof GBL heeft gehandeld. GBL kent diverse toepassingen in de chemische industrie en het wordt tevens gebruikt als grondstof voor de vervaardiging van GHB. GBL staat niet vermeld op één van de lijsten behorende bij de Opiumwet of de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. Vooropgesteld moet daarom worden dat het uitsluitend voorhanden hebben van c.q. handelen in GBL niet strafbaar is. Verdachte wordt echter verweten te hebben gehandeld in GBL ter voorbereiding van de productie van GHB, een feit dat wél strafbaar is gesteld. Voor een veroordeling voor dat feit is vereist dat verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat de stof bestemd was voor de bereiding van GHB.
De rechtbank constateert dat [verdacht bedrijf] in betrekkelijke openheid handel dreef in GBL, in die zin dat GBL in de bedrijfsnaam voorkomt, dat deze stof via internet bij het bedrijf kon worden besteld en dat de vennoten eenvoudig konden worden bereikt. Op grond van het dossier is niet gebleken van leveringen op ongebruikelijke plaatsen en evenmin van onregelmatigheden in de administratie van het bedrijf. Hierin verschilt deze strafzaak van de zaken in de jurisprudentie die door de officier van justitie en de verdediging zijn aangehaald.
Namens verdachte hebben de vennoten ter terechtzitting onder meer verklaard dat de GBL voor verschillende toepassingen in de schoonmaakbranche werd verkocht en dat zij ten tijde van het tenlastegelegde wisten dat GBL ook kon worden gebruikt voor de productie van GHB. Hierover is voorts verklaard dat [verdacht bedrijf] aanvankelijk GBL leverde aan zowel bedrijven als particulieren in Nederland en in het buitenland. Onder invloed van negatieve berichtgeving in de media over de productie van GHB en een waarschuwingsbrief van het Landelijk Parket in september 2013, zijn de werkprocessen binnen het bedrijf in de loop der tijd stapsgewijs aangescherpt, juist om misbruik van GBL te voorkomen. Deze aanpassingen hielden onder meer in dat binnen Nederland uitsluitend nog GBL aan bedrijven werd geleverd, dat ter controle de inschrijving bij de Kamer van Koophandel werd gecontroleerd en dat de afnemers een eindgebruikersverklaring moesten tekenen. Ter terechtzitting heeft de raadsman stukken overgelegd, waaruit blijkt dat de verkoop van GBL in voorkomend geval door het bedrijf werd geweigerd.
De officier van justitie heeft gesteld dat uit onderzoek is gebleken dat er in werkelijkheid geen markt voor GBL is in de schoonmaakbranche en dat de puurheid van het product
(99,99 %) waarmee [verdacht bedrijf] heeft geadverteerd en de prijs waarvoor zij dit verkocht, impliceren dat de stof voor de productie van GHB bestemd was, aangezien GBL uitsluitend in sterk verdunde vorm in enkele schoonmaakmiddelen voorkomt en reguliere schoonmaakmiddelen aanzienlijk goedkoper op de markt verkrijgbaar zijn. Het dossier bevat hieromtrent een rapport van een materiedeskundige uit 2012 en een gedeelte van een Quick Scan rapportage uit 2013. De door [verdacht bedrijf] gehanteerde werkprocessen waren volgens de officier van justitie slechts een façade om de verkoop van GBL legaal te doen voorkomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van voornoemde rapporten niet zonder meer worden vastgesteld dat er voor GBL (in het geheel) geen reguliere markt bestaat, mede in aanmerking genomen dat meerdere afnemers van [verdacht bedrijf] door de politie zijn gehoord en afzonderlijk van elkaar hebben verklaard de stof te hebben gebruikt als schoonmaakmiddel. Daarbij hebben zij ook verklaringen afgelegd over de kostprijs, die in het licht moet worden gezien van de mogelijkheid om GBL voor het gebruik te verdunnen met - bijvoorbeeld - water. De rechtbank constateert verder dat het dossier één advertentie van 2012 bevat, waarin de puurheid van 99,99 procent is vermeld. De vennoten hebben hierover verklaard dat GBL uitsluitend in deze vorm wordt geproduceerd in (onder meer) China en Duitsland en dat dit percentage standaard op het product vermeld staat. Wat hier ook van zij, naar het oordeel van de rechtbank kan uit de vermelding van een zuiverheidspercentage in een advertentie niet zonder meer worden afgeleid dat de GBL bestemd was voor de productie van GHB.
Door de officier van justitie is voorts gesteld dat de verklaringen van enkele afnemers die bij de politie als getuige zijn gehoord niet betrouwbaar zijn en dat deze afnemers aan het gebruik en/of de productie van GHB kunnen worden gelinkt.
De rechtbank constateert, evenals de officier van justitie, dat getuige [getuige 1] verklaard heeft dat hij via zijn bedrijf GBL heeft ingekocht en deze met winst heeft doorverkocht aan een kennis van hem die GHB gebruikt, en dat getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij in 2011 GHB in bezit heeft gehad. Uit het dossier blijkt echter niet dat [verdacht bedrijf] van deze omstandigheden op de hoogte was toen zij GBL aan de bedrijven van deze afnemers leverde. Ten slotte is uit het verhoor van getuige [getuige 3] in het geheel geen link met GHB naar voren gekomen. In de verklaringen van deze getuigen wordt bovendien bevestigd dat [verdacht bedrijf] uitsluitend aan bedrijven leverde en dat er akkoord moest worden gegaan met een eindgebruikersverklaring. De rechtbank ziet al met al geen gronden om deze verklaringen onbetrouwbaar te achten.
De rechtbank onderschrijft ten slotte het standpunt van de officier van justitie dat niet evident duidelijk is geworden dat GHB is geproduceerd door afnemers van de door verdachte geleverde GBL, nu het dossier daarvoor geen enkel bewijs bevat.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het dossier onvoldoende concrete feiten en omstandigheden bevat die het oordeel kunnen dragen dat verdachte wist of ernstige redenen heeft gehad om te vermoeden dat de verhandelde GBL bestemd was voor de bereiding van GHB. De rechtbank acht derhalve niet bewezen wat aan verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Edelenbos, voorzitter, mr. F. van der Maden en
mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2015.