Uitspraak
Rechtbank Overijssel
.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 29 juni 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man die beschuldigd werd van het voorbereiden en bevorderen van de productie van GHB door te handelen in GBL. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de GBL bestemd was voor de bereiding van GHB, en sprak de verdachte vrij. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat op 15 juni 2017 plaatsvond, waarbij de officier van justitie, mr. A.M. Vloedbeld, de verdachte beschuldigde van het opzettelijk voorbereiden van de productie van GHB door het handelen in GBL, een stof die niet op de lijsten van de Opiumwet staat.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.C. van Linde, voerde aan dat de handel in GBL op zichzelf niet strafbaar is en dat verdachte zijn processen had ingericht om verdachte transacties te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in de ten laste gelegde periode vennoot was van een vennootschap onder firma (v.o.f.) die GBL verhandelde, maar dat het uitsluitend voorhanden hebben van GBL niet strafbaar is. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de GBL bestemd was voor de productie van GHB.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat het dossier onvoldoende concrete feiten en omstandigheden bevatte die het oordeel konden dragen dat de verdachte op de hoogte was van de mogelijke illegale bestemming van de GBL. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.