4.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het eerste gedachtestreepje van het tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[verdachte] is een inrichting waarin krachtens de vergunning Wet milieubeheer gevaarlijke stoffen aanwezig mogen zijn. Door de krachtens deze vergunning toegestane hoeveelheden gevaarlijke stoffen, valt verdachte onder de werkingssfeer van het Brzo (https://www.navigator.nl/document/openCitation/%20id9b99b65eb6dca73096647bc4c116dedc) 1999. De vennootschap erkent dit ook.
Op grond van artikel 5, eerste lid (https://www.navigator.nl/document/openCitation/%20id68a8c8d05f16710afc43805978f9419e), van het Brzo 1999 is degene die een inrichting drijft gehouden alle maatregelen te treffen die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor mens en milieu te beperken. Op de houder van de inrichting rust dus een algemene zorgplicht die inhoudt dat hij alle nodige maatregelen moet nemen om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor mens en milieu te beperken. Het preventiebeleid moet zijn afgestemd op de risico's van zware ongevallen die de inrichting veroorzaakt. Om dit beleid te kunnen voeren, dient de inrichting over een passende organisatorische structuur en over een adequaat veiligheidsbeheerssysteem te beschikken.
De vraag die centraal staat is of [verdachte] alle noodzakelijke maatregelen heeft getroffen ter zake het aanzetten, inschakelen en in werking houden van het beveiligingssysteem tegen te hoge druk in het gascabinet c.q. spoelgasleidingsysteem. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat vaststaat dat de shutdown-functie van de PT-8 drukopnemer ten tijde van het incident op 11 december 2013 niet was ingeschakeld waardoor het - aangezien de V4-afsluiter en de terugslagkleppen niet volledig afsloten - mogelijk werd dat silaan in aanraking kon komen met zuurstof en waardoor er een ontploffing heeft plaatsgevonden ten gevolge waarvan een persoon ernstig gewond is geraakt.Vaststaat zodoende dat het beveiligingssysteem tegen te hoge druk niet in werking was gehouden. Zowel medewerkers van [verdachte] als medewerkers van [bedrijf] hadden de beschikking over het wachtwoord dat toegang gaf tot het systeem om deze functie aan/uit te zetten. Niet is komen vast te staan wie de shutdown-functie van de PT-8 heeft uitgeschakeld.
Op een terrein van een bedrijf waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, zoals dat van [verdachte] , is altijd gevaar te duchten voor de veiligheid en/of de gezondheid van personen. Dat geldt temeer als - zoals binnen de inrichting van verdachte - door personeel van een ander bedrijf (i.c. [bedrijf] ) werkzaamheden aan de installaties worden verricht. Op [verdachte] rustte de verplichting om te controleren of de veiligheidsvoorschriften en – waarborgen die aanwezig waren, ook daadwerkelijk werden nageleefd. Daaronder valt ook het controleren of de PT-8 drukopnemer op de shutdown-functie stond. Door onvoldoende controle
kon de situatie ontstaan dat de shutdown-functie van de PT-8 drukopnemer niet was ingeschakeld, met alle gevolgen van dien. Verdachte is naar het oordeel van de rechtbank tekort geschoten op het gebied van de te nemen voorzorgsmaatregelen en de te stellen eisen van veiligheid, nu reeds op grond van de aard van het ongeval niet anders geconstateerd kan worden dan dat niet alle noodzakelijke maatregelen zijn genomen zoals deze conform artikel 5 Brzo 1999 van verdachte als normadressaat konden worden verlangd. Dat verdachte heeft getracht zo goed mogelijk invulling te geven aan deze zorgplicht, door de van haar te vergen maatregelen uit te besteden aan het ter zake deskundige bedrijf [bedrijf] , doet in het kader van haar aansprakelijkheid op grond van de tenlastegelegde overtreding niet af. Van een situatie waarin [verdachte] zou moeten worden geacht
allein redelijkheid van haar als normadressaat te vergen zorg te hebben betracht, is op grond van het bovenstaande immers geen sprake.
Daar waar het debat ter zitting de toerekening aan [verdachte] van de mate van de zorgplichtsschending betrof, overweegt de rechtbank dat een verweer ter zake bij gebreke van een culpoos bestanddeel in de tenlastelegging, geen doel kan treffen.
Concluderend geldt dat de tenlastegelegde overtreding wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Met betrekking tot het tenlastegelegde opzet overweegt de rechtbank echter het volgende. Voor een bewezenverklaring van opzettelijke overtreding van onder art. 1 van de Wet op de economische delicten ressorterende voorschriften is (slechts) kleurloos opzet vereist. Het opzet van de dader hoeft dus alleen gericht te zijn op de gedraging zelf, niet op het niet naleven van een wettelijke verplichting. Anders dan in geval van commune delicten, is ingeval van economische delicten reeds sprake van opzet bij de normadressaat indien deze zich onvoldoende verdiept in de op haar rustende verplichtingen wanneer deze zich begeeft binnen een gereguleerde omgeving, met normschending tot gevolg.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt ten aanzien van verdachte echter geenszins van een dergelijke situatie. Integendeel, de door verdachte getroffen maatregelen, waren nu juist gericht op het in werking zijn van een adequaat beveiligingssysteem, i.c. de shutdown-functie. Dat het ondanks haar (uitbestede) inspanningen ter zake heeft kunnen gebeuren dat de shutdown-functie stond uitgeschakeld maakt nog niet dat kan worden gesteld dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard in overtreding te zijn Uit haar inspanningen blijkt veeleer het tegendeel. De rechtbank acht zodoende niet bewezen dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte ten aanzien van het tweede gedachtestreepje is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het PSMX Pro systeem geen veiligheidsfunctie is zoals door de officier van justitie is aangevoerd. Het PSMX Pro Systeem is naar het oordeel van de rechtbank door [verdachte] gebruikt voor het monitoren van de ondersteunende processen en het creëren van managementinformatie dienaangaande bedoeld om dreigende procesverstoringen te voorkomen. Die informatie was niet voor veiligheidsdoeleinden bestemd en werd ook niet uit het veiligheidsperspectief bekeken door de mensen die deze informatie analyseerden. Wanneer de druk hoger dan 9 bar was, werd de druk niet meer geregistreerd in PSMX Pro. Doordat PSMX Pro geen veiligheidsfunctie is, kan niet worden bewezen dat met het afkappen van die registratie in PSMX Pro op 9 bar, [verdachte] niet alle maatregelen heeft getroffen die nodig waren om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor mens en milieu te beperken.
De rechtbank acht evenmin bewezen wat aan verdachte ten aanzien van het derde gedachtestreepje is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank leidt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting af dat [verdachte] op de hoogte was van de risico’s van werken met silaan en dat de identificatie van deze risico’s deel uitmaakte van de terzake opgemaakte Hazop-studies. [verdachte] had tot aan het ongeval op 11 december 2013 haar proces ingericht op het voorkomen van explosieve ontleding van silaan door de eliminatie van ontstekingsbronnen. De bevoegde instanties, waaronder de Inspectie SZW, waren hiervan op de hoogte en hebben deze werkwijze in stand gelaten. Gelet op met name laatstgenoemde omstandigheid moet verdachte, hoewel achteraf bezien kan worden vastgesteld dat de veiligheidsstudie onvoldoende is gebleken, worden geacht alle in redelijkheid van haar te vergen zorg ter zake te hebben betracht. De rechtbank acht de onder 3e gedachtestreepje geformuleerde feitelijkheid daarom niet bewezen.