ECLI:NL:RBOVE:2017:504

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
7 februari 2017
Zaaknummer
08.955035-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door niet verlenen van voorrang op gelijkwaardige kruising

Op 7 februari 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 77-jarige automobilist uit Staphorst, die op 16 april 2015 betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte verleende geen voorrang aan een van rechts komende auto, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de andere bestuurder, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, ondanks dat hij bekend was met de verkeerssituatie op de gelijkwaardige kruising van de Bisschopsweg en de J.J. Gorterlaan te Rouveen. De verdachte verklaarde dat hij afgeleid was door zijn tractor, die hij op een afstand van 150 meter zag stoppen. Hierdoor heeft hij de van rechts komende Peugeot niet opgemerkt en geen voorrang verleend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuld had aan het ongeval, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en veroordeelde hem tot een geldboete van € 750,00. De rechtbank hield rekening met de impact van het ongeval op de verdachte en de tijd die verstreken was tussen het ongeval en de behandeling van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.955035-16 (P)
Datum vonnis: 7 februari 2017
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1949 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 januari 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.A. de Boer en van wat door de verdachte en zijn raadsman
mr. E. Koekoek, advocaat te Barneveld, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt, kort en zakelijk weergegeven, erop neer:
- primair: dat verdachte aanmerkelijke schuld heeft aan een verkeersongeval;
- subsidiair: dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
Het primaire verwijt betreft een misdrijf, het subsidiaire verwijt betreft een overtreding.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 16 april 2015 te Rouveen in de gemeente Staphorst, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Rouveen en gaande in de richting van de kruising van de Bisschopsweg en de weg, de J.J. Gorterlaan, daarmee rijdende over de weg, de Bisschopsweg
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het uitzicht voor hem, verdachte op die kruisende weg (de J.J. Gorterlaan) op geen enkele wijze werd beperkt of gehinderd,
die kruising is opgereden en/of
niet of in onvoldoende mate heeft gekeken of is blijven kijken of over die kruisende weg (J.J. Gorterlaan) verkeer naderde en/of
in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, op die kruising geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van een over die J.J. Gorterlaan rijdend, gelet op verdachtes rijrichting, dicht van rechts genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto)en/of
is hij verdachte gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met dat voor hem, verdachte van rechts komend, toen dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (personenauto), ten gevolge waarvan dat andere motorrijtuig in een slip is geraakt en/of tegen, -een gezien de rijrichting van dit andere motorrijtuig (personenauto)-, in de rechter berm van die weg (J.J. Gorterlaan) staande boom is gebotst,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 16 april 2015 te Rouveen in de gemeente Staphorst als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Rouveen en gaande in de richting van de kruising van de Bisschopsweg en de weg, de J.J. Gorterlaan, daarmee heeft gereden over de weg, de Bisschopsweg en
die kruising is opgereden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, op die kruising geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van een over die J.J. Gorterlaan rijdend, gelet op verdachtes rijrichting, dicht van rechts genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto)en/of
is hij verdachte gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met dat voor hem, verdachte van rechts komend, toen dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (personenauto), ten gevolge waarvan dat andere motorrijtuig in een slip is geraakt en/of tegen, -een gezien de rijrichting van dit andere motorrijtuig (personenauto)-, in de rechter berm van die weg (J.J. Gorterlaan) staande boom is gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling

4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het primair ten laste gelegde, met dien verstande dat sprake is van een ongeval door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag, waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit voor zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Met betrekking tot het primair ten laste gelegde is daartoe in de eerste plaats aangevoerd dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat sprake is geweest van een aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid. In de tweede plaats is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat [slachtoffer] door het ongeval zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, nu de zich in het dossier bevindende letselrapportage niet conform de daarvoor geldende richtlijn forensische geneeskundige letselrapportage tot stand is gekomen.
4.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Op 16 april 2015 heeft een ongeval plaatsgevonden op de gelijkwaardige kruising van de Bisschopsweg en de
J.J. Gorterlaan te Rouveen, waarbij verdachte als bestuurder van een personenauto, merk Opel, in aanrijding is gekomen met een - vanuit de rijrichting van verdachte gezien - van rechts komende personenauto, merk Peugeot. Verdachte was goed bekend met de verkeerssituatie ter plaatse en wist dat het een gelijkwaardige kruising betrof. In de Peugeot bevonden zich [slachtoffer] (als bestuurder) en haar man. Verdachte wordt onder 1 primair verweten dat voornoemd ongeval aan zijn schuld te wijten is.
Voor het oordeel dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) moet in ieder geval komen vast te staan dat sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaste jurisprudentie moeten daarbij worden gewogen het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding(en) en voorts de omstandigheden waaronder die overtreding(en) is of zijn begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wvw.
Uit het technisch onderzoek naar het onderhavige verkeersongeval blijkt onder meer dat dit bij daglicht heeft plaatsgevonden onder heldere en droge weersomstandigheden. Het bitumen wegdek was droog en normaal ingereden. Aan de technische staat van beide voertuigen zijn geen gebreken vastgesteld. Het zicht van verdachte op de kruisende weg werd in zeer lichte mate belemmerd door struiken in de berm, die ten tijde van het ongeval licht waren uitgelopen, maar niet volledig in het blad zaten. Uit de foto's genummerd 10 en 10a in het onderzoeksrapport, die vanaf 21,2 meter voor de kruising zijn gemaakt, leidt de rechtbank af dat de van rechts naderende Peugeot ruimschoots - dat wil zeggen: vanaf tenminste 21,2 meter - voor de kruising zichtbaar moet zijn geweest voor verdachte en hij deze personenauto dus vanaf dat moment gedurende een zekere tijdsspanne heeft kunnen waarnemen. [1] De rechtbank constateert op grond van dit onderzoek dat niet is gebleken van bijzondere situatieve omstandigheden die van invloed kunnen zijn geweest op het ontstaan van het verkeersongeval.
Ter terechtzitting van 24 januari 2017 heeft verdachte verklaard dat hij op 16 april 2015 over de Bisschopsweg te Rouveen reed en dat hij vanuit de tegengestelde richting, op een afstand van naar zijn schatting 150 meter, in elk geval aan de overzijde van de kruising van de Bisschopsweg en de J.J. Gorterlaan, zijn eigen tractor zag rijden en deze tot stilstand zag komen. Hierdoor was verdachte, naar eigen zeggen, afgeleid, waardoor hij zich er niet bewust van was dat hij de kruising opreed en waardoor hij de van rechts komende Peugeot niet heeft gezien. Verdachte heeft hier verder over verklaard dat hij geen moment naar rechts heeft gekeken en de Peugeot pas bemerkte op het moment dat hij daar al tegenaan was gereden. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen, nu deze goed aansluit bij wat [slachtoffer] en getuige [getuige] uit hun waarnemingen hebben verklaard. De exacte snelheid waarmee verdachte heeft gereden vlak voorafgaand aan en ten tijde van het ongeval is niet komen vast te staan. Uit de verklaringen van [slachtoffer] , getuige [getuige] en van verdachte kan worden afgeleid dat verdachte in elk geval niet harder heeft gereden dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid. Ook overigens bevat het dossier geen aanwijzingen voor een snelheidsovertreding, zodat verdachte in dit opzicht dus geen verwijt treft.
Verdachte heeft verklaard dat hij geen moment naar rechts heeft gekeken en de Peugeot niet heeft waargenomen voordat zijn personenauto ermee in aanrijding kwam. Op grond van deze verklaring, in samenhang met de verklaringen van [slachtoffer] en getuige [getuige] , stelt de rechtbank vast dat verdachte met onverminderde snelheid de gelijkwaardige kruising is opgereden en hij de voor hem van rechts komende Peugeot - in strijd met de verkeersregels - geen voorrang heeft verleend, ten gevolge waarvan het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Het niet verlenen van voorrang is een ernstige verkeersfout, waaraan de wetgever in de Wegenverkeerswet een hoger strafmaximum heeft gekoppeld dan voor 'reguliere' verkeersfouten. Een ieder die een gelijkwaardige kruising nadert, dient zijn snelheid zo aan te passen dat hij voldoende tijd heeft om zich er van te kunnen vergewissen dat er geen verkeer van rechts komt en om zo nodig zijn voertuig nog voor die kruising te kunnen stoppen. Gelet op de relatief ruime tijd gedurende welke verdachte de Peugeot had kunnen en moeten waarnemen, is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is geweest van meer dan slechts een kort moment van afleiding bij verdachte. Na het waarnemen van zijn eigen tractor is verdachtes aandacht hiernaar verlegd en is hij zich niet meer bewust geweest van de naderende kruising, waar hij zijn aandacht juist op had moeten richten en gericht houden. Dit heeft hij nagelaten gedurende een periode langer dan een enkel moment. Dit in aanmerking genomen is het met onverminderde snelheid oprijden van een gelijkwaardige kruising zonder voorrang te verlenen aan de van rechts komende Peugeot te kwalificeren als verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend verkeersgedrag. Verdachte heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank schuld aan het ongeval als bedoeld in artikel 6 Wvw.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de zich in het dossier bevindende letselrapportage niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Volgens de raadsman kan daardoor niets gezegd worden over het causale verband tussen het ongeval en het letsel van [slachtoffer] . Het dossier bevat een letselrapportage betreffende [slachtoffer] , opgemaakt d.d. 30 april 2015 door forensisch arts S.J.Th. van Kuijk. De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, geen enkele reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de daarin opgenomen gegevens te twijfelen. Uit het proces-verbaal Aanrijding misdrijf blijkt dat [slachtoffer] vanaf de plaats van het ongeval met letsel naar het ziekenhuis is vervoerd. Uit deze gegevens volgt dat [slachtoffer] op 16 april 2015, de dag van het ongeval, is behandeld op de afdeling Spoedeisende Hulp van de Isala klinieken en aansluitend is opgenomen in het ziekenhuis. In de letselbeschrijving is opgetekend dat bij [slachtoffer] onder meer een gebroken rib, een kneuzing van de borstkas en van de long, alsmede hartritmestoornissen zijn vastgesteld. Gesteld noch gebleken is dat [slachtoffer] (een deel van) dit letsel reeds voorafgaand aan het ongeval heeft opgelopen. Het is bovendien onaannemelijk dat zij in een dergelijke conditie als bestuurder in haar personenauto zou zijn gaan rijden. De rechtbank stelt dan ook vast dat [slachtoffer] voornoemd letsel als gevolg van het ongeval heeft opgelopen. Van deze gevolgen is blijkens de letselbeschrijving van de forensisch arts volledig herstel te verwachten binnen twee tot drie maanden. De rechtbank leidt daaruit af dat bij [slachtoffer] tijdelijke ziekte is ontstaan.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De navolgende bewezenverklaring steunt op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 april 2015 te Rouveen in de gemeente Staphorst, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Rouveen en gaande in de richting van de kruising van de Bisschopsweg en de J.J. Gorterlaan, daarmee rijdende de Bisschopsweg
aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het uitzicht voor hem, verdachte op die kruisende weg (de J.J. Gorterlaan) op geen enkele wijze werd beperkt of gehinderd,
die kruising is opgereden en
niet heeft gekeken over die kruisende weg (J.J. Gorterlaan) verkeer naderde en
in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, op die kruising geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van een over die J.J. Gorterlaan rijdend, gelet op verdachtes rijrichting, dicht van rechts genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto) en
in aanrijding is gekomen met dat voor hem van rechts komend, toen dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (personenauto), ten gevolge waarvan dat andere motorrijtuig in een slip is geraakt en tegen een - gezien de rijrichting van dit andere motorrijtuig (personenauto) - in de rechter berm van die weg (J.J. Gorterlaan) staande boom is gebotst,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor bij een ander (genaamd [slachtoffer] ) tijdelijke ziekte is ontstaan,
welk feit mede is veroorzaakt doordat hij geen voorrang heeft verleend.
De rechtbank heeft in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, en zal hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 6 juncto 175 Wvw. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige geen voorrang heeft verleend.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een geldboete van € 750,00, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis. Bij zijn eis heeft de officier rekening gehouden met het tijdsverloop tussen het ongeval en de behandeling van de strafzaak ter terechtzitting.
De raadsman heeft, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring en een strafoplegging komt, bepleit rekening te houden met de omstandigheden dat niet is gebleken dat [slachtoffer] heeft opgelet of zij daadwerkelijk voorrang zou krijgen, dat verdachte het ongeval betreurt en om die reden nazorg heeft verricht, dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft, dat verdachte voor zijn bedrijfsvoering afhankelijk is van zijn rijbewijs, dat er een geruime tijdspanne tussen het ongeval en de uiteindelijke terechtzitting zit en dat de impact van het ongeval en de daaropvolgende terechtzitting ook voor verdachte groot zijn geweest. Ook is de vraag opgeworpen welk belang strafoplegging in het onderhavige geval (nog) dient.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft een ongeval veroorzaakt door geen voorrang te verlenen aan een van rechts komende personenauto en daarmee vervolgens in aanrijding te komen. Ten gevolge van dit ongeval heeft [slachtoffer] letsel opgelopen, enige tijd in het ziekenhuis moeten doorbrengen en vervolgens verder moeten revalideren. De vergelding van dat leed en de normbevestiging
- verdachte heeft zich immers aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig gedragen - vormen de grondslag voor de strafoplegging. Daartegenover staat dat verdachte weliswaar schuld heeft in de zin van artikel 6 van de Wvw, maar dat het in deze zaak niet gaat om de zwaarste vorm van schuld. Samen met de navolgende factoren dient dit tot uitdrukking te komen in de strafmaat.
Blijkens een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 16 januari 2017, is verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. Zijn persoonlijke omstandigheden zijn ter terechtzitting aan de orde gekomen, maar deze nopen niet tot bijzondere overwegingen met betrekking tot de strafmaat. De rechtbank houdt er bij het bepalen van de straf rekening mee dat het ongeval ook op verdachte de nodige impact heeft gehad en dat hij na het ongeval op correcte wijze heeft gehandeld in de richting van [slachtoffer] . Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat tussen het ongeval en de terechtzitting relatief veel tijd is verstreken.
De raadsman heeft met betrekking tot de strafmaat aangevoerd dat gebleken is dat [slachtoffer] verdachte wel heeft zien aankomen, maar toch verder is gaan rijden en dat zij weliswaar van rechts kwam, maar dat niet is gebleken dat [slachtoffer] ook heeft opgelet of ze daadwerkelijk voorrang zou krijgen. Indien mevrouw [slachtoffer] hierin wel adequaat had gehandeld, had het ongeval mogelijk voorkomen kunnen worden, aldus de raadsman.
Nog daargelaten of dit verweer van juridisch belang zou kunnen zijn voor de toerekening aan verdachte van het strafrechtelijke verwijt dat hem van het onderhavige ongeval kan worden gemaakt, stelt de rechtbank vast dat uit het dossier op geen enkele wijze is gebleken van enig onoplettend rijgedrag van [slachtoffer] . Bij het bepalen van een passende straf heeft dit dan ook geen rol gespeeld.
De rechtbank heeft al het voorgaande afgewogen en zal op grond daarvan een lagere straf opleggen dan volgens de door het LOVS vastgestelde oriëntatiepunten als uitgangspunt wordt genomen. De rechtbank is van oordeel dat een geldboete van € 750,00 recht doet aan het bewezenverklaarde feit. Voor het opleggen van een ontzegging van de rijbevoegdheid acht de rechtbank geen termen aanwezig.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht. Alle artikelen zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.J.C. Monincx, voorzitter, mr. F. van der Maden en
mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2017.
Buiten staat
Mr. Monincx en mr. Taalman zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina's uit het dossier van de Politie Eenheid Oost met proces-verbaalnummer PL0600-2015185459. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Een proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer] d.d. 26 april 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van benadeelde: [2]
Wij gingen op 16 april 2015 te 16.00 uur van huis. We gingen via de kerk van Rouveen richting de Gorterlaan. We wilden via de Gorterlaan achterlangs richting Staphorst. Mijn man zat naast mij. Ik bestuurde een personenauto, merk Peugeot 207, antraciet kleurig, kenteken [kenteken] . Ik reed ongeveer 50-60 kilometer per uur. Er reed niemand voor mij. Ook kwam ik geen verkeer tegemoet. Volgens mij reed er ook geen verkeer achter mij. Ik keek bij de gelijkwaardige kruising naar rechts. Ik zag geen verkeer. Ik zag wel van links een auto aan komen rijden. Deze auto reed niet hard. Ik reed verder. Toen ik op de kruising was, zag ik plotseling die andere auto ook de kruising oprijden. Ik dacht nog: 'hij remt niet.' Ik voelde toen een klap tegen de auto, direct gevolgd door weer een klap. Ik zag toen dat we tegen een boom tot stilstand waren gekomen.
Door de aanrijding had ik pijnen aan de rechterzijkant. Het bleek dat ik een rib had gebroken en diverse ribben had gekneusd. Voorts kreeg ik vocht in de longen. Ik heb van 16 april 2015 tot en met 25 april 2015 in het ziekenhuis gelegen.
2. Een schriftelijk stuk, te weten een letselrapportage betreffende [slachtoffer] , opgemaakt d.d. 30 april 2015 door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts, voor zover inhoudende: [3]

Betreft: [slachtoffer]

Toelichting:
Op 16-04-15 is SO behandeld op de afdeling Spoedeisende Hulp van de Isala klinieken en aansluitend opgenomen t/m 25-04-2015.
Letselbeschrijving:
borst: 8e rib rechts is gebroken met daarbij ook kneuzing van de borstkas. Longkneuzing waardoor hartritmestoornissen zijn ontstaan. Als gevolg van slecht doorademen door de pijn als gevolg van kneuzing en ribfractuur heeft mevrouw een beginnende longinfectie ontwikkeld.
herstel: naar verwachting volledig herstel wat echter gezien de leeftijd van SO wel lange tijd zal duren (2 tot 3 maanden).
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 16 april 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige: [4]
Op donderdag 16 april 2015 omstreeks 15.00 uur reed ik als bestuurder van mijn auto over de Gorterlaan te Rouveen. Ik kwam van de kerk van Rouveen. Op de Gorterlaan reed ik achter een kleine zwarte Peugeot, kenteken [kenteken] . Deze reed voor mij met een snelheid van ca 50 kilometer per uur. Ik reed zelf met een snelheid van 60 kilometer per uur en reed langzaam op deze auto in. Op de kruising van de Gorterlaan met de Bisschopsweg, zag ik van links, rijdend op de Bisschopsweg een zwarte/blauwachtig personenauto de kruising naderen. Ik zag dat deze auto zo te zien zonder snelheid te minderen de kruising op reed en
rechtdoor wilde.
Ik zag dat deze auto de zwarte kleine Peugeot tegen de linkerzijkant aanreed. Ik zag dat die kleine zwarte Peugeot als het ware licht over het wegdek zweefde en met de rechter zijkant tegen de boom weg gedrukt.
Ik ben uit de auto gestapt en naar de inzittende van die Peugeot gegaan. Ik zag dat in de auto een oudere man en vrouw zaten. Ik heb nog de bestuurder van die andere auto gesproken. Ik hoorde hem zeggen: “Ik heb die auto niet gezien."
4. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 januari 2017, voor zover inhoudende, als
verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
U houdt mij voor dat ik betrokken ben geweest bij een ongeval op 16 april 2015 en vraagt mij wat ik daarover kan vertellen. Ik reed op de Bisschopsweg en toen kwam zo'n 150 meter voor mij, aan de andere kant van de kruising, uit tegengestelde richting mijn tractor aangereden en die stopte toen. Dat trok mijn aandacht. Toen kwam ik onbewust op de kruising en toen was het pats. Ik wist dat daar een kruising was. Ik schat dat ik zo'n 20 a 30 kilometer per uur reed. Ik weet niet of ik gas heb geminderd doordat ik gefocust was op de tractor. Ik heb op geen enkel moment naar rechts gekeken, want ik was op die tractor gericht. Als ik had gekeken, was ik zeker gestopt. Ik had de Peugeot pas in de gaten toen ik er tegenaan zat.
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 april 2015, voor zover inhoudende,
zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 16 april 2015 reed ik op de Bisschopsweg te Rouveen. Ik kwam vanuit de richting Oude Rijksweg en wilde rechtdoor, het kruispunt Bisschopsweg - J.J. Gorterlaan oversteken. (…)
Ik weet dat het een gelijkwaardige kruising is.

Voetnoten

1.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse d.d. 26 augustus 2015, onderdeel uitmakend van het dossier met proces-verbaalnummer PL0600-2015185459.
2.Pagina 37-38.
3.Pagina 47-48.
4.Pagina 33-34.