ECLI:NL:RBOVE:2017:4845

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
6070583 \ CV EXPL 17-3965
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop van een keuken met geschil over gebreken en klachtplicht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, betreft het een consumentenkoop van een keuken door eiseres bij gedaagde 1, een Duitse leverancier. De overeenkomst werd op 10 juni 2015 gesloten, en de keuken werd op 29 oktober 2015 geleverd en gemonteerd. Eiseres heeft verschillende gebreken aan de keuken geconstateerd en vorderde schadevergoeding van gedaagde 1. Gedaagde 1 verweerde zich door te stellen dat eiseres niet tijdig had geklaagd over de gebreken en dat er geen tekortkomingen waren. De kantonrechter oordeelde dat eiseres tijdig had geklaagd over enkele gebreken, maar dat de vorderingen van eiser niet toewijsbaar waren. De rechter verwierp het verweer van gedaagde 1 over rechtsverwerking, omdat de consumentenkoop onder dwingend recht valt. De kantonrechter concludeerde dat de vorderingen van eiseres, waaronder schadevergoeding en vergoeding van kosten, niet konden worden toegewezen. Eiseres en eiser werden als in het ongelijk gestelde partijen veroordeeld in de proceskosten van gedaagde 1. Het vonnis werd uitgesproken op 19 december 2017 door kantonrechter M. van Berlo.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 6070583 \ CV EXPL 17-3965
Vonnis van 19 december 2017
in de zaak van

1.[eiseres] ,

2.
[eiser] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers, hierna te noemen [eiseres] en [eiser] ,
gemachtigde: mr. A.X. Nouwen, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand,
tegen
1.
[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2] ,
beide gevestigd te [plaats] (Duitsland),
gedaagden, hierna gezamenlijk te noemen [gedaagde 1] ,
gemachtigde: mr. K.C.J. Gerritsen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 1 augustus 2017
- het (aanvullend) proces-verbaal van de comparitiezitting van 7 november 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft een keuken gekocht bij [gedaagde 1] , een Duitse leverancier van keukens. Zij hebben daartoe op 10 juni 2015 een overeenkomst gesloten (hierna: de Koopovereenkomst). [eiseres] heeft op dezelfde dag een overeenkomst gesloten met [X] voor de levering en montage van de keuken (hierna: de Montageovereenkomst). De keuken is op 29 oktober 2015 geleverd en gemonteerd.
2.2.
[gedaagde 1] heeft [eiser] op 5 januari 2016 een e-mail gestuurd in het Duits. Een fragment van deze e-mail is opgenomen in een brief van [gedaagde 1] van 30 mei 2016 aan de gemachtigde van [eiseres] en [eiser] , welke brief is vertaald in het Nederlands. Dit (vertaalde) fragment luidt onder meer als volgt:
“(…) De bij u tot stand gebrachte situatie bij het opstellen van de hoge kasten is correct. Door het inplannen van een zogenoemde achterlijst is het openen van de hoge koelkast/diepvries zijdelings gepland. Een horizontale greepvoering is niet mogelijk.
Dit is ook door [X] in de showroom uitgelegd. (…)”
2.3.
[eiser] heeft [gedaagde 1] per e-mail van 6 januari 2016 onder meer bericht als volgt:
“(…) Wij hebben de keuken gekocht zie vorige foto van onze mailcontact met greep lijsten in de koel vries combinatie.
Hoe het er momenteel uitziet doet afbreuk aan de waarde, kwaliteit, uiterlijk, aanzien en bruikbaarheid van de keuken. (…)”
2.4.
De gemachtigde van [eiseres] en [eiser] heeft [gedaagde 1] per e-mail van 25 mei 2016 onder meer bericht als volgt:
“(…) – Het granieten aanrechtblad in de keuken van cliënt bestaat uit 2 delen en is aan elkaar gekit, Terwijl cliënt een aanrechtblad uit één stuk geleverd wilde hebben. (…)”
2.5.
De gemachtigde van [eiseres] en [eiser] heeft [gedaagde 1] bij genoemde e-mail van 25 mei 2016 voorts gesommeerd tot herstel van de daarin genoemde gebreken. Op 7 november 2016 heeft CED Nederland B.V. in opdracht van de gemachtigde een onderzoek uitgevoerd naar de schade, dat heeft geresulteerd in een rapport (hierna: het CED-rapport). Bij brief van 2 februari 2017 heeft de gemachtigde namens [eiseres] en [eiser] aanspraak gemaakt op vervangende schadevergoeding ten bedrage van € 2.135,00. [gedaagde 1] is niet overgegaan tot betaling.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – betaling van € 3.045,25, bestaande uit vervangende schadevergoeding (€ 2.135,00) en vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en expertisekosten (€ 910,25), vermeerderd met rente en proceskosten.
3.2.
[gedaagde 1] concludeert – samengevat – tot niet-ontvankelijkverklaring althans afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres] en [eiser] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt voor zover nodig hierna ingegaan.

4.De beoordeling

In de zaak van [eiser]

4.1.
[gedaagde 1] voert aan dat [eiser] geen vordering toekomt omdat hij geen partij is bij de overeenkomsten waarop hij zich beroept. Dit verweer slaagt. Zowel de Koopovereenkomst als de Montageovereenkomst zijn gesloten door [eiseres] en niet (ook) door [eiser] . Dat [eiser] betrokken is geweest bij de gesprekken en de aankoop maakt hem nog geen contractspartij. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] deze overeenkomsten (mede) namens [eiser] is aangegaan en/of dat [eiser] op andere wijze partij is (geworden) bij de overeenkomsten. De vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
In de zaak van [eiseres]
4.2.
[eiseres] stelt dat [gedaagde 1] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiseres] aangezien gebreken kleven aan de volgende onderdelen van de keuken:
Linkerzijwand
Aanrechtblad
Granieten rand
Koolstoffilter
Deur van de koel-/vriescombinatie
Rechtsverwerking
4.3.
[gedaagde 1] stelt ten eerste dat [eiseres] op de datum van aflevering een zgn. ‘Abnahmeprotokoll’ heeft ondertekend en heeft verklaard dat zij de keuken vrij van gebreken heeft afgenomen. De kantonrechter leidt hieruit af dat [gedaagde 1] hiermee beoogt een beroep te doen op rechtsverwerking door [eiseres] .
4.4.
Dit verweer wordt verworpen. Er is sprake van een consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 BW. Een zaak moet beantwoorden aan de overeenkomst (artikel 7:17 lid 1 BW), bij gebreke waarvan de consument recht heeft op correcte nakoming (artikel 7:21 BW) dan wel schadevergoeding (artikel 7:22 BW). Ingevolge artikel 7:6 BW zijn deze bepalingen bij een consumentenkoop van dwingend recht, hetgeen wil zeggen dat daarvan niet ten nadele van [eiseres] kan worden afgeweken. Het door [gedaagde 1] aangehaalde ‘Abnahmeprotokoll’ – welke overigens als vrijwel onleesbare productie is ingebracht – kan dus niet afdoen aan de rechten van [eiseres] in dit verband.
Klachtplicht
4.5.
[gedaagde 1] stelt voorts dat [eiseres] niet heeft voldaan aan haar klachtplicht. Volgens [gedaagde 1] had [eiseres] de keuken op het moment van aflevering moeten inspecteren en zodoende de gebreken kunnen en moeten constateren, en heeft zij dus niet tijdig geklaagd. Daarnaast zijn de klachten onvoldoende duidelijk, aldus [gedaagde 1] .
4.6.
De kantonrechter stelt het volgende voorop. Bij consumentenkoop moet de kennisgeving van het gebrek binnen bekwame tijd na de ontdekking geschieden, waarbij een kennisgeving binnen een termijn van twee maanden na de ontdekking tijdig is (artikel 7:23 lid 1 BW). Voor de aanvang van de termijn is dus relevant het moment van ontdekking, niet het moment waarop de koper het gebrek behoorde te ontdekken.
Ad 1. Linkerzijwand, 2. Aanrechtblad en 4. Koolstoffilter
4.7.
[eiseres] heeft, zoals [gedaagde 1] erkent, voor wat betreft de vermeende gebreken genoemd onder 4.2, nummers 1, 2 en 4, (in ieder geval) geklaagd op 3 januari 2016 en bij e-mail van 6 januari 2016 van [eiser] aan [gedaagde 1] . Dat is slechts enkele dagen later dan twee maanden na aflevering (29 oktober 2015). De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [eiseres] ten aanzien van deze punten de klachtplicht niet heeft geschonden.
Ad 3. Granieten rand
4.8.
[eiseres] stelt dat de granieten rand op de scheidingsmuur uit twee delen bestaat, terwijl deze uit één stuk moest worden geleverd. [gedaagde 1] stelt dat [eiseres] hierover niet heeft geklaagd. [eiser] betwist dat, onder aanvoering van de stelling dat hij op het moment van plaatsing van de keuken over de rand heeft geklaagd. [gedaagde 1] heeft vervolgens toegelicht dat tijdens het inmeten van de keuken – nadat de koop al was gesloten – bleek dat de werkelijke maat van de rand groter was dan de in de Koopovereenkomst opgenomen maat. Navraag bij de granietleverancier leerde [gedaagde 1] dat de rand niet uit één stuk kon worden geleverd vanwege breekrisico. [eiser] heeft daarop aangegeven dat als het niet anders kon, het maar zo – in twee delen – moest worden aangebracht, aldus [gedaagde 1] .
4.9.
De kantonrechter overweegt als volgt. In de e-mail van [eiser] van 6 januari 2016, waarin wordt geklaagd over vermeende gebreken, wordt over de rand niet gerept. Gelet daarop, in samenhang bezien met de hiervoor genoemde gemotiveerde stellingen van [gedaagde 1] , lag het op de weg van [eiseres] om te onderbouwen dat zij de tweedelige rand níet accepteerde en dat zij, althans [eiser] , daarover wél al ten tijde van de plaatsing van de keuken had geklaagd, bijvoorbeeld door toe te lichten op welke wijze en tegen wie precies (welke persoon) was geklaagd. Zij heeft dat nagelaten.
4.10.
Pas in de e-mail van de gemachtigde van [eiseres] en [eiser] van 25 mei 2016, en dus zeven maanden na aflevering, wordt gemeld dat “het granieten aanrechtblad” “uit 2 delen” bestaat. Voor zover [gedaagde 1] al had moeten begrijpen dat hiermee werd gedoeld op de granieten rand, is de kantonrechter van oordeel dat hierover niet tijdig is geklaagd.
Ad 5. Deur van de koel-/vriescombinatie
4.11.
Voor wat betreft de klacht over de deur van de koel-/vriescombinatie voert [gedaagde 1] aan dat eerder (in de e-mail van 6 januari 2016 van [eiser] ) alleen is geklaagd dat de deur niet greeploos is, terwijl in de dagvaarding wordt geklaagd dat de deur geen uitsparing bevat. Over het ontbreken van de uitsparing is dus niet tijdig geklaagd, aldus [gedaagde 1] .
4.12.
De kantonrechter overweegt dat in de e-mail van 6 januari 2016 wordt geklaagd dat de keuken is gekocht met “greeplijsten”. In de e-mail van [gedaagde 1] aan [eiser] van 5 januari 2016 wordt aangegeven dat een horizontale greepvoering niet mogelijk is (“Eine horizontale Griffführung ist nicht möglich”). Uit dit één en ander volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat het [gedaagde 1] wel degelijk duidelijk was dat werd geklaagd over het ontbreken van ingebouwde handgrepen oftewel uitsparingen. Hierover is dus tijdig geklaagd.
Tussenconclusie
4.13.
Uit het voorgaande volgt dat over het vermeende gebrek inzake de granieten rand (nummer 3) niet tijdig is geklaagd. Over de overige punten (1, 2, 4 en 5) is wel tijdig geklaagd.
4.14.
Gelet op het door [gedaagde 1] gevoerde verweer is haar voorts duidelijk over welke gebreken [eiseres] klaagt in de dagvaarding. Hierna wordt per punt (1, 2, 4 en 5) beoordeeld of sprake is van een tekortkoming.
Tekortkoming
Ad 1. Linkerzijwand en 2. Aanrechtblad
4.15.
[eiseres] stelt dat de linkerzijwand (de wang) van de keuken niet recht staat en los zit (ad 1) en dat het aanrechtblad aan de linkerzijde los zit (ad 2).
4.16.
Zoals [gedaagde 1] terecht aanvoert, hebben deze klachten betrekking op de montage. De montage is verricht door [X] op basis van de tussen [eiseres] en [X] gesloten Montageovereenkomst. [gedaagde 1] heeft onweersproken gesteld dat [X] een andere rechtspersoon betreft dan [gedaagde 1] . Dit brengt met zich dat [gedaagde 1] niet aansprakelijk is voor de (gebrekkige) uitvoering van de montage. Aangevoerd wordt nog dat [gedaagde 1] heeft aangegeven dat de montage is uitgevoerd door “hun eigen monteur”, dat de monteur de echtgenoot is van [X] (werkzaam bij [gedaagde 1] ), dat de montageovereenkomst is gesloten in de vestiging van [gedaagde 1] en dat [gedaagde 1] heeft gezegd dat zij voor de montage zou zorgen. Deze omstandigheden zijn echter niet relevant, aangezien dit één en ander onverlet laat dat de montage is verricht op basis van een door [eiseres] ondertekende overeenkomst waarbij [gedaagde 1] geen partij is. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
Ad 4. Koolstoffilter
4.17.
[eiseres] stelt dat de afzuigkap is geleverd zonder ingebouwd koolstoffilter, terwijl dat wel was afgesproken. Inmiddels is er een uitwendig filter op geplaatst door [gedaagde 1] .
4.18.
Ter zitting is gebleken dat het in het CED-rapport opgenomen en ter zake gevorderde bedrag van € 350,00 betrekking heeft op vergoeding van immateriële schade, die [eiseres] stelt te lijden doordat het uitwendige filter het aanzicht van de keuken verandert. Ingevolge artikel 6:95 BW bestaat een aanspraak op immateriële schadevergoeding echter alleen voor zover de wet daar recht op geeft. Het gaat dan om specifiek in de wet bepaalde gevallen, zoals wanneer de aansprakelijke het oogmerk had het nadeel toe te brengen of in geval van lichamelijk letsel of aantasting in de persoon anderszins (artikel 6:106 sub a en b BW). Daarvan is in dit geval geen sprake. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
Ad 5. Deur van de koel-/vriescombinatie
4.19.
Tot slot meent [eiseres] dat de deur van de koel-/vriescombinatie in tegenstelling tot de afspraak geen uitsparing (ingebouwde handgreep) heeft. Nu is de deur volgens [eiseres] lastig open te maken.
4.20.
De kantonrechter stelt vast dat, zoals [gedaagde 1] terecht stelt, in de overeenkomst alleen is vermeld dat de keukenkastjes greeploos zijn. Ten aanzien van de apparatuur, waaronder de koel-/vriescombinatie is op dit punt niets vermeld. [gedaagde 1] stelt dat [X] [eiseres] en [eiser] in het kader van het adviesgesprek, voorafgaand aan het sluiten van de Koopovereenkomst, heeft medegedeeld en heeft laten zien dat de deur moet worden geopend door met de vingers aan de achterkant van de deur te trekken. Ter zitting heeft [X] wederom toegelicht dat de deur van de koel-/vriescombinatie van het door [eiseres] en [eiser] bekeken showroommodel geen ingebouwde (ingefreesde) greep bevat maar een verticale greeplijst achter de deur. [X] heeft ter zitting tevens verklaard dat vooraf aan [eiseres] en [eiser] is gemeld dat een uitsparing niet mogelijk is bij de deur van de koel-/vriescombinatie, hetgeen ook valt te lezen in de e-mail van 5 januari 2016.
4.21.
Gelet op dit één en ander lag het op de weg van [eiseres] om concrete stellingen in te nemen over wat op dit punt voorafgaand aan de koop besproken is tussen partijen en wat [eiseres] en [eiser] gezien hadden in de showroom, hetgeen zij heeft nagelaten. De ter zitting door [eiser] geuite stelling dat op de tekening een geïntegreerde greep staat is onvoldoende, aangezien [gedaagde 1] – onweersproken – heeft gesteld dat op de tekening is vermeld dat deze kan afwijken. [eiseres] kon dus niet (zomaar), en mede gezien de overige door [gedaagde 1] gestelde omstandigheden, op die tekening afgaan. De verwijzing naar het CED-rapport volstaat evenmin, aangezien er daarin ten onrechte vanuit wordt gegaan dat partijen een geheel – dus inclusief de apparatuur – greeploze keuken zijn overeengekomen. Ook dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten, expertisekosten en wettelijke rente
4.22.
Gelet op het voorgaande zijn de vorderingen tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten, expertisekosten en wettelijke rente niet toewijsbaar.
Slotsom
4.23.
De slotsom is dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen.
In de zaken van [eiser] en [eiseres]
4.24.
[eiser] en [eiseres] zullen als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk – zoals gevorderd – in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] worden tot op heden begroot op € 350,00 (2 punten x tarief € 175,00).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] en [eiseres] hoofdelijk, des de één betalende de ander is gekweten, in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op € 350,00,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2017.