ECLI:NL:RBOVE:2017:4822

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
2 februari 2018
Zaaknummer
C/08/200204 / FA RK 17-754
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 december 2017 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar minderjarige kind, [B], naar [plaats 2]. De ouders, die geregistreerde partners zijn geweest, hebben gezamenlijk het gezag over [B]. De moeder heeft verzocht om toestemming te verhuizen naar [plaats 2] omdat zij een nieuwe partner heeft die daar woont en zij een nieuwe start wil maken. De vader heeft het verzoek afgewezen en betoogd dat de verhuizing niet in het belang van [B] is, aangezien hij goed is gesetteld in [woonplaats] en de verhuizing negatieve gevolgen zal hebben voor de omgang met de vader.

De rechtbank heeft vastgesteld dat beide ouders met het gezag zijn belast en dat de moeder in beginsel toestemming van de vader nodig heeft voor de verhuizing. Tijdens de mondelinge behandeling is de mogelijkheid van mediation besproken, maar deze heeft niet geleid tot overeenstemming. De rechtbank heeft vervolgens alle omstandigheden van het geval in acht genomen, waaronder de belangen van [B], de noodzaak van de verhuizing, en de gevolgen voor de omgang met de vader.

De rechtbank concludeert dat er geen noodzaak is voor de verhuizing, aangezien de moeder in [woonplaats] een woning en werk heeft. De rechtbank wijst het verzoek van de moeder af, omdat de verhuizing niet in het belang van [B] is en de huidige omgangsregeling tussen vader en kind in gevaar komt. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere ouder zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/200204 / FA RK 17-754
beschikking van de rechtbank Overijssel d.d. 22 december 2017
inzake
[verzoekster],
verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. R.H.H. Schepers te Almelo,
en
[belanghebbende],
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
advocaat: mr. R.J. Sparreboom te Spijkenisse .

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende bescheiden:
- het verzoek met bijlagen, binnengekomen op 3 april 2017;
- het verweer met bijlagen, binnengekomen op 9 juni 2017.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 12 juni 2017. Ter zitting zijn verschenen:
- de ouders, beiden bijgestaan door hun advocaat,
- de heer [A] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen “de raad”.
1.3.
Na de mondelinge behandeling zijn met toestemming van de rechtbank binnengekomen:
- op 9 november 2017 een brief van mr. Schepers van die datum met bijlagen;
- op 26 november 2017 een brief van mr. Sparreboom van die datum met bijlage en
- op 7 december 2017 een mail van mr. Schepers.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn geregistreerde partners geweest, uit welk partnerschap is geboren
[B], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , verder ook te noemen [B]
.
De minderjarige is door de vader erkend. De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het gezag over [B] . De minderjarige heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.2.
Bij beschikking van 5 maart 2014 heeft de rechtbank Amsterdam het geregistreerde partnerschap tussen de vader en de moeder ontbonden, welke beschikking op 3 april 2014 is ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand.
2.3.
De vader en de moeder hebben de gevolgen van de ontbinding van hun geregistreerde partnerschap geregeld en neergelegd in het door beiden op
26 januari 2014 ondertekende echtscheidingsconvenant tevens houdende een ouderschapsplan. In dit ouderschapsplan zijn de vader en de moeder een regeling overeengekomen, doch vanwege de verhuizing van moeder naar [plaats 1] en het feit dat vader vanwege omscholing en een andere functie/baan een eerder geldende regeling niet langer kon nakomen, zijn ouders uiteindelijk overeengekomen dat [B] afhankelijk van het werkschema van vader over een periode van vijf weken twee weekenden bij vader verblijft. Daarnaast zijn de ouders overeengekomen dat de vader een woensdagavond per vijf weken met [B] doorbrengt en in de buurt van [woonplaats] verblijft.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat aan haar vervangende toestemming wordt verleend om met [B] te mogen verhuizen naar [plaats 2] en
een beslissing te geven omtrent de kosten van de procedure.
3.2.
De reden voor moeder om naar [plaats 2] te verhuizen is het feit dat de moeder een nieuwe partner heeft die woonachtig is in [plaats 2] . Hij heeft daar een eigen woning en een eigen onderneming. Bovendien heeft hij drie kinderen uit een eerdere relatie die bij de nieuwe partner van moeder woonachtig zijn, zodat niet van de partner kan worden gevergd om naar (de omgeving van) [woonplaats] te verhuizen. De moeder heeft de verhuizing naar haar zeggen goed doordacht en voorbereid, waarbij ook de gevolgen voor [B] zijn betrokken. Moeder is van mening dat zij met het bespreekbaar maken van de door haar gewenste verhuizing met vader op Valentijnsdag ruimschoots op tijd haar verzoek aan vader heeft voorgelegd. Bij toewijzing van het verzoek zou [B] na de zomervakantie in groep 3 op de nieuwe school starten. [B] is eveneens op de hoogte van de wens van moeder om te verhuizen. [B] heeft al voor Valentijnsdag de door moeder uitgekozen school in [plaats 2] bezocht. Deze school komt qua grootte en lesmethode overeen met de school in [woonplaats] . De moeder heeft geen vast werk (haar contract zal per 30 april 2017 aflopen) en geen eigen woning. Ze heeft goede vooruitzichten om in de kop van Groningen een nieuwe baan te vinden, aldus de moeder.

4.Het verweer

4.1.
De vader verzoekt de rechtbank het verzochte onder a. af te wijzen. Vader erkent dat het moeder vrijstaat om een nieuw leven op te bouwen. Het verweer van vader richt zich met name op het ontbreken van de noodzaak van moeder om naar [plaats 2] te verhuizen. Vader is van mening dat moeder daarmee haar eigen belang laat prevaleren boven het belang van [B] . Het was juist moeder die na de scheiding wilde verhuizen naar Twente, onder meer omdat haar familie in die buurt woonde. [B] is nu gesetteld in [woonplaats] en vader acht voortzetting van die situatie gewenst omdat hij daar behalve met zijn vriendjes ook contact kan hebben met de familie moederszijde die in de directe omgeving van [woonplaats] woonachtig is. Daarnaast betwist de vader dat de verhuizing en de gevolgen daarvan goed zijn voorbereid en doordacht en vreest vader dat de verhuizing negatieve invloed zal hebben op de omgang die hij heeft met [B] in de omgangsweekenden én (eens per vijf weken) doordeweeks; de reistijd wordt langer en vader zal het contact met school verliezen.

5.De beoordeling

De vervangende toestemming
5.1.
De rechtbank dient te beslissen op het verzoek van de moeder tot verlening van vervangende toestemming om met [B] te mogen verhuizen naar [plaats 2] .
5.1.1.
Vast staat dat beide ouders met het ouderlijk gezag zijn belast. De rechtbank stelt voorop dat de gezamenlijke gezagsuitoefening door partijen met zich brengt dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van [B] in beginsel toestemming van de andere met het gezag belaste ouder behoeft.
5.2.
Ter zitting van 12 juni 2017 is de mogelijkheid van mediation met de ouders besproken. Ouders hebben te kennen gegeven dat zij van deze mogelijkheid gebruik wilden maken, waarop de zaak twee weken werd aangehouden. Na twee weken heeft de rechtbank een uitstelverzoek van ouders ontvangen om op die manier een vervolg te geven aan de mediation. Uiteindelijk heeft de mediation niet tot overeenstemming tussen de ouders geleid. Wel is er discussie ontstaan over de vraag of de moeder al dan niet de geheimhouding van de mediation heeft geschonden door stukken in het geding te brengen. Vader heeft hier in ieder geval bezwaar tegen gemaakt. Wat daarvan ook zij, die discussie speelt in het kader van deze procedure naar het oordeel van de rechtbank geen rol. Voor de rechtbank is duidelijk dat het overleg, dat tussen partijen in het kader van mediation heeft plaatsgevonden, niet tot een gewenst resultaat heeft geleid, zodat de rechtbank alsnog dient te beslissen op het verzoek van moeder om aan haar vervangende toestemming voor een verhuizing met [B] naar [plaats 2] te geven. Bij deze beoordeling zal de rechtbank geen nadere acht slaan op de inhoud van de overgelegde stukken van de mediation. Deze informatie is immers niet met partijen ter zitting besproken en bovendien verschillen partijen van mening over datgene waarover door partijen is gesproken en/of overeenstemming is bereikt.
5.2.1.
Indien en voorzover ouders nu al uitvoering geven aan eventuele deelafspraken uit de mediation, gaat de rechtbank ervan uit dat zij hieraan ook uitvoering blijven geven. Voorts spreekt de rechtbank de waardering uit voor de inzet van ouders in het mediationtraject om hun geschil op te lossen en de rechtbank hoopt ook dat het overleg tussen ouders in het belang van [B] ook in de toekomst wordt voortgezet.
Het wettelijk criterium
5.3.
Ingevolge artikel 1:253a, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen tussen ouders omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. In overeenstemming met vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle belangen af te wegen.
Het oordeel
5.4.
Het belang van het kind dient altijd voorop te staan. Blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad mag uit voornoemd artikel echter niet worden afgeleid dat het belang van het kind bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. De rechter zal op basis van jurisprudentie bij zijn beslissing over dergelijke geschillen alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen wat er ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind. De navolgende omstandigheden en belangen kunnen een rol spelen en dienen vervolgens te worden meegewogen:
het recht en belang voor de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
de noodzaak om te verhuizen;
de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
e door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;
de leeftijd van de minderjarige(n), hun mening en de mate waarin zij geworteld zijn in hun omgeving of juist gewend zijn aan verhuizingen;
of de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing geheel of deels worden gecompenseerd door de verhuizende ouder.
5.4.1.
De raad heeft ter zitting geadviseerd dat een verhuizing van [B] naar [plaats 2] op dit moment niet in zijn belang is. [B] heeft belang bij voortzetting van zijn huidige sociale leven met vriendjes en familie in de buurt. Nu opnieuw verhuizen wordt, mede gelet op de leeftijd van [B] in relatie tot school, niet in zijn belang geacht. Ten tijde van de vorige verhuizing van [woonplaats] naar [woonplaats] ging [B] nog niet naar school, maar hiervan is nu wel sprake. Daarnaast is de reisafstand van [woonplaats] naar [woonplaats] groot, hetgeen nadelige consequenties zal hebben op de (duur van de) omgang van vader met [B] .
5.4.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Het geregistreerde partnerschap van ouders is in 2013 ontbonden, waarna [B] op bijna vierjarige leeftijd is verhuisd van [woonplaats] naar [woonplaats] . Vast staat dat de reden voor deze verhuizing erin was gelegen dat moeder graag terug wilde naar haar regio van herkomst onder meer omdat haar familie dan in de buurt woonde. Vader heeft hieraan steeds meegewerkt en zich ingespannen om – ondanks de grote afstand – een goede band te onderhouden met [B] . Nu een paar jaar later wenst moeder naar het noorden te verhuizen, waardoor de reisafstand nog verder wordt vergroot. Vast staat dat vader eens per vijf weken gedurende twee weekenden omgang heeft met [B] , afhankelijk van het werkschema van vader, waarbij ouders een gezamenlijk aandeel hebben in het halen en brengen van [B] . Beide ouders rijden naar Soesterberg waar [B] wordt overgedragen aan de andere ouder. Verder verblijft vader eens per vijf weken in een kindvriendelijk hotel in de omgeving van [woonplaats] van woensdag tot donderdag. [B] wordt dan op donderdag door vader naar school gebracht, zodat ook vader contact met school heeft. Het is thans aan de rechtbank om te beoordelen of een verhuizing naar [plaats 2] in het belang van [B] is, nu het ouders niet is gelukt om hieromtrent afspraken te maken, waarbij op basis van de voorgaande criteria een belangenafweging moet worden gemaakt.
5.4.3.
De rechtbank begrijpt de wens van moeder ten aanzien van een verhuizing naar [plaats 2] . Met de verhuizing krijgt ze de mogelijkheid om met haar nieuwe partner verder een relatie op te bouwen in zijn woon- en werkomgeving. Haar partner draagt bovendien de zorg voor zijn drie kinderen die zijn geboren uit een eerdere relatie. Deze dochters zijn veertien, achttien en negentien jaar oud. Inmiddels staat vast dat de oudste dochter is gaan studeren en met ingang van september jl. niet meer thuis woont. Het recht en belang voor de moeder om te verhuizen en de vrijheid om haar leven opnieuw in te richten staat in deze niet ter discussie. De wens van moeder zegt echter niets over de noodzaak om te verhuizen. Hierover zal de rechtbank hierna oordelen.
5.4.4.
Allereerst hecht de rechtbank er aan om zich nog uit te laten over het door moeder gekozen traject in dezen. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, is gebleken dat moeder ervoor heeft gekozen om alvorens vader in kennis te stellen van haar wens te verhuizen, zij reeds met [B] een school in [plaats 2] heeft bezocht. Ook is niet weersproken dat [B] in die periode ook bij de scouting is geweest. Dit is naar het oordeel van de rechtbank een verkeerde volgorde en daarmee heeft moeder niet in het belang van [B] gehandeld.
De duur van de onzekerheid voor [B] , zoals die in de mail van 7 december jl. door moeder is verwoord, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook deels aan haarzelf te wijten. Ten tijde van de mondelinge behandeling was ook het door moeder gekozen tijdpad (te) kort. Moeder had er rekening mee moeten dan wel kunnen houden dat vader bezwaren tegen dit verzoek zou kunnen hebben, mede gelet op het feit dat daarmee zijn reistijd om [B] te zien aanzienlijk wordt verlengd en de relatie van moeder nog geen jaar duurde. Inmiddels is door ouders een mediationtraject gevolgd en is er een geruime tijd verstreken, waarmee ouders in ieder geval constructief hebben getracht de gevolgen van de voorgenomen verhuizing in kaart te brengen. Wat dat betreft is de rechtbank van oordeel dat de voorgenomen verhuizing inmiddels goed is doordacht en voorbereid.
5.4.5.
De rechtbank is echter van oordeel dat er geen noodzaak tot verhuizing bestaat. Moeder heeft in [woonplaats] een woning en in de omgeving van [woonplaats] een baan. Na de zitting is niet gesteld of gebleken dat het arbeidscontract van moeder daadwerkelijk is beëindigd of dat zij hier in de regio niet meer werkzaam zou zijn. Voor [B] is er evenmin een noodzaak om te verhuizen. [B] heeft het naar zijn zin op school, heeft hier zijn vriendjes en vriendinnetjes en heeft – na het uiteengaan van zijn ouders – zijn rust gevonden in [woonplaats] . Bovendien kent [B] de buitenschoolse opvang en zijn oppas [C] , die op dit moment een belangrijke rol in zijn leven speelt. Daarnaast heeft zijn moeder hier een netwerk waarop zij kan terugvallen en woont de familie, waaronder opa en oma, in de buurt. Door op dit moment (weer) te verhuizen, ontstaat wederom een periode die onrust met zich brengt.
Wel onderschrijft de rechtbank de stelling van moeder dat het geluk van moeder van positieve invloed zal zijn op [B] . Echter, naar het oordeel van de rechtbank is in deze onvoldoende komen vast te staan dat het op dit moment wel van [B] kan worden gevergd om naar [plaats 2] te verhuizen, maar niet van de partner van de moeder om meer in de buurt van moeder te gaan wonen. De moeder heeft nu ruim een jaar een relatie met haar partner. In de woonomgeving van haar partner heeft de moeder nog geen sociaal netwerk waar ze direct op terug kan vallen, hetgeen de rechtbank wel van belang acht. Daarnaast werkt de partner van de moeder binnen zijn eigen onderneming projectmatig. De moeder heeft onweersproken gesteld dat hij op dit moment voor de duur van ongeveer drie jaar aan een project in de Eemshaven werkt, maar dat zou na afloop van deze drie jaar wel eens heel anders kunnen zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is de partner daardoor niet zonder meer gebonden aan de regio [plaats 2] . Bovendien zijn de kinderen van haar partner inmiddels op een leeftijd waarop niet is uit te sluiten dat ook zij binnen afzienbare termijn op eigen benen zullen gaan staan. Het feit dat de partner van de moeder een eigen woning heeft in [plaats 2] maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat het belang van [B] daaraan ondergeschikt moet zijn.
5.4.6.
Op grond van de afspraken, zoals de ouders die hebben gemaakt, woont [B] bij moeder. Moeder dient dan ook met zijn belang rekening te houden. Hierbij dienen ook de effecten die de voorgenomen verhuizing op de omgang van [B] en zijn vader te worden meegewogen. De rechtbank constateert dat er op dit moment een goede omgangsregeling is tussen vader en [B] , zeker met het oog op de te overbruggen afstand [woonplaats] – [woonplaats] en de onregelmatigheid van het werkrooster van vader. Beide ouders hebben een aandeel in het halen en brengen van [B] als het gaat om de weekendregeling en daarnaast is er eens per vijf weken een doordeweeks contact van vader met [B] bij [D] . Voor de uitvoering van een dergelijke regeling verdienen ouders een compliment.
Vast staat dat met een eventuele verhuizing van moeder naar [plaats 2] , de reisafstand tussen ouders nog groter wordt. Ervan uitgaande dat Soesterberg als plaats van overdracht van [B] blijft bestaan wordt de reisafstand voor [B] nog eens 50 minuten langer dan thans het geval is. De vraag is of dit voor [B] wenselijk is te achten. De rechtbank is van oordeel dat het antwoord op die vraag ontkennend moet zijn, gelet op zijn leeftijd en het feit dat eventuele files niet in de langere reisduur zijn betrokken, maar dat daar wel degelijk rekening mee dient te worden gehouden mede gelet op de toenemende verkeersdrukte. Ander punt is dat bij toewijzing van het verzoek van moeder het doordeweekse contact bij [D] zal worden beëindigd, zodat het aantal uren omgang tussen vader en [B] alsmede de betrokkenheid van vader bij het sociale leven van [B] wel degelijk worden beperkt zonder dat daarvoor een concreet alternatief is geboden. Hierdoor wordt het voor vader nog lastiger om enig contact met de school van [B] te onderhouden en ook op die manier bij [B] betrokken te zijn.
5.4.7.
Alles afwegende, waarbij niet enkel het belang van [B] alleen doorslaggevend is geweest, komt de rechtbank tot de slotsom dat het verzoek van de moeder tot verkrijging van vervangende toestemming om met [B] te verhuizen moet worden afgewezen.
De proceskosten
5.5.
Omdat de vader en de moeder gewezen partners zijn, zal de rechtbank bepalen dat ieder van de ouders de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank:
I. wijst af het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor de verhuizing van [B] naar [plaats 2] ;
II. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
III. compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere ouder de eigen kosten draagt;
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. A. Flos, mr. C. Verdoold en
mr. H.M. Jongebreur, allen kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op
22 december 2017 in tegenwoordigheid van J.H.A.L. Koelen-Goosink, griffier.