5.4.Het belang van het kind dient altijd voorop te staan. Blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad mag uit voornoemd artikel echter niet worden afgeleid dat het belang van het kind bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. De rechter zal op basis van jurisprudentie bij zijn beslissing over dergelijke geschillen alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen wat er ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind. De navolgende omstandigheden en belangen kunnen een rol spelen en dienen vervolgens te worden meegewogen:
het recht en belang voor de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
de noodzaak om te verhuizen;
de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
e door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;
de leeftijd van de minderjarige(n), hun mening en de mate waarin zij geworteld zijn in hun omgeving of juist gewend zijn aan verhuizingen;
of de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing geheel of deels worden gecompenseerd door de verhuizende ouder.
5.4.1.De raad heeft ter zitting geadviseerd dat een verhuizing van [B] naar [plaats 2] op dit moment niet in zijn belang is. [B] heeft belang bij voortzetting van zijn huidige sociale leven met vriendjes en familie in de buurt. Nu opnieuw verhuizen wordt, mede gelet op de leeftijd van [B] in relatie tot school, niet in zijn belang geacht. Ten tijde van de vorige verhuizing van [woonplaats] naar [woonplaats] ging [B] nog niet naar school, maar hiervan is nu wel sprake. Daarnaast is de reisafstand van [woonplaats] naar [woonplaats] groot, hetgeen nadelige consequenties zal hebben op de (duur van de) omgang van vader met [B] .
5.4.2.De rechtbank overweegt als volgt. Het geregistreerde partnerschap van ouders is in 2013 ontbonden, waarna [B] op bijna vierjarige leeftijd is verhuisd van [woonplaats] naar [woonplaats] . Vast staat dat de reden voor deze verhuizing erin was gelegen dat moeder graag terug wilde naar haar regio van herkomst onder meer omdat haar familie dan in de buurt woonde. Vader heeft hieraan steeds meegewerkt en zich ingespannen om – ondanks de grote afstand – een goede band te onderhouden met [B] . Nu een paar jaar later wenst moeder naar het noorden te verhuizen, waardoor de reisafstand nog verder wordt vergroot. Vast staat dat vader eens per vijf weken gedurende twee weekenden omgang heeft met [B] , afhankelijk van het werkschema van vader, waarbij ouders een gezamenlijk aandeel hebben in het halen en brengen van [B] . Beide ouders rijden naar Soesterberg waar [B] wordt overgedragen aan de andere ouder. Verder verblijft vader eens per vijf weken in een kindvriendelijk hotel in de omgeving van [woonplaats] van woensdag tot donderdag. [B] wordt dan op donderdag door vader naar school gebracht, zodat ook vader contact met school heeft. Het is thans aan de rechtbank om te beoordelen of een verhuizing naar [plaats 2] in het belang van [B] is, nu het ouders niet is gelukt om hieromtrent afspraken te maken, waarbij op basis van de voorgaande criteria een belangenafweging moet worden gemaakt.
5.4.3.De rechtbank begrijpt de wens van moeder ten aanzien van een verhuizing naar [plaats 2] . Met de verhuizing krijgt ze de mogelijkheid om met haar nieuwe partner verder een relatie op te bouwen in zijn woon- en werkomgeving. Haar partner draagt bovendien de zorg voor zijn drie kinderen die zijn geboren uit een eerdere relatie. Deze dochters zijn veertien, achttien en negentien jaar oud. Inmiddels staat vast dat de oudste dochter is gaan studeren en met ingang van september jl. niet meer thuis woont. Het recht en belang voor de moeder om te verhuizen en de vrijheid om haar leven opnieuw in te richten staat in deze niet ter discussie. De wens van moeder zegt echter niets over de noodzaak om te verhuizen. Hierover zal de rechtbank hierna oordelen.
5.4.4.Allereerst hecht de rechtbank er aan om zich nog uit te laten over het door moeder gekozen traject in dezen. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, is gebleken dat moeder ervoor heeft gekozen om alvorens vader in kennis te stellen van haar wens te verhuizen, zij reeds met [B] een school in [plaats 2] heeft bezocht. Ook is niet weersproken dat [B] in die periode ook bij de scouting is geweest. Dit is naar het oordeel van de rechtbank een verkeerde volgorde en daarmee heeft moeder niet in het belang van [B] gehandeld.
De duur van de onzekerheid voor [B] , zoals die in de mail van 7 december jl. door moeder is verwoord, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook deels aan haarzelf te wijten. Ten tijde van de mondelinge behandeling was ook het door moeder gekozen tijdpad (te) kort. Moeder had er rekening mee moeten dan wel kunnen houden dat vader bezwaren tegen dit verzoek zou kunnen hebben, mede gelet op het feit dat daarmee zijn reistijd om [B] te zien aanzienlijk wordt verlengd en de relatie van moeder nog geen jaar duurde. Inmiddels is door ouders een mediationtraject gevolgd en is er een geruime tijd verstreken, waarmee ouders in ieder geval constructief hebben getracht de gevolgen van de voorgenomen verhuizing in kaart te brengen. Wat dat betreft is de rechtbank van oordeel dat de voorgenomen verhuizing inmiddels goed is doordacht en voorbereid.
5.4.5.De rechtbank is echter van oordeel dat er geen noodzaak tot verhuizing bestaat. Moeder heeft in [woonplaats] een woning en in de omgeving van [woonplaats] een baan. Na de zitting is niet gesteld of gebleken dat het arbeidscontract van moeder daadwerkelijk is beëindigd of dat zij hier in de regio niet meer werkzaam zou zijn. Voor [B] is er evenmin een noodzaak om te verhuizen. [B] heeft het naar zijn zin op school, heeft hier zijn vriendjes en vriendinnetjes en heeft – na het uiteengaan van zijn ouders – zijn rust gevonden in [woonplaats] . Bovendien kent [B] de buitenschoolse opvang en zijn oppas [C] , die op dit moment een belangrijke rol in zijn leven speelt. Daarnaast heeft zijn moeder hier een netwerk waarop zij kan terugvallen en woont de familie, waaronder opa en oma, in de buurt. Door op dit moment (weer) te verhuizen, ontstaat wederom een periode die onrust met zich brengt.
Wel onderschrijft de rechtbank de stelling van moeder dat het geluk van moeder van positieve invloed zal zijn op [B] . Echter, naar het oordeel van de rechtbank is in deze onvoldoende komen vast te staan dat het op dit moment wel van [B] kan worden gevergd om naar [plaats 2] te verhuizen, maar niet van de partner van de moeder om meer in de buurt van moeder te gaan wonen. De moeder heeft nu ruim een jaar een relatie met haar partner. In de woonomgeving van haar partner heeft de moeder nog geen sociaal netwerk waar ze direct op terug kan vallen, hetgeen de rechtbank wel van belang acht. Daarnaast werkt de partner van de moeder binnen zijn eigen onderneming projectmatig. De moeder heeft onweersproken gesteld dat hij op dit moment voor de duur van ongeveer drie jaar aan een project in de Eemshaven werkt, maar dat zou na afloop van deze drie jaar wel eens heel anders kunnen zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is de partner daardoor niet zonder meer gebonden aan de regio [plaats 2] . Bovendien zijn de kinderen van haar partner inmiddels op een leeftijd waarop niet is uit te sluiten dat ook zij binnen afzienbare termijn op eigen benen zullen gaan staan. Het feit dat de partner van de moeder een eigen woning heeft in [plaats 2] maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat het belang van [B] daaraan ondergeschikt moet zijn.
5.4.6.Op grond van de afspraken, zoals de ouders die hebben gemaakt, woont [B] bij moeder. Moeder dient dan ook met zijn belang rekening te houden. Hierbij dienen ook de effecten die de voorgenomen verhuizing op de omgang van [B] en zijn vader te worden meegewogen. De rechtbank constateert dat er op dit moment een goede omgangsregeling is tussen vader en [B] , zeker met het oog op de te overbruggen afstand [woonplaats] – [woonplaats] en de onregelmatigheid van het werkrooster van vader. Beide ouders hebben een aandeel in het halen en brengen van [B] als het gaat om de weekendregeling en daarnaast is er eens per vijf weken een doordeweeks contact van vader met [B] bij [D] . Voor de uitvoering van een dergelijke regeling verdienen ouders een compliment.
Vast staat dat met een eventuele verhuizing van moeder naar [plaats 2] , de reisafstand tussen ouders nog groter wordt. Ervan uitgaande dat Soesterberg als plaats van overdracht van [B] blijft bestaan wordt de reisafstand voor [B] nog eens 50 minuten langer dan thans het geval is. De vraag is of dit voor [B] wenselijk is te achten. De rechtbank is van oordeel dat het antwoord op die vraag ontkennend moet zijn, gelet op zijn leeftijd en het feit dat eventuele files niet in de langere reisduur zijn betrokken, maar dat daar wel degelijk rekening mee dient te worden gehouden mede gelet op de toenemende verkeersdrukte. Ander punt is dat bij toewijzing van het verzoek van moeder het doordeweekse contact bij [D] zal worden beëindigd, zodat het aantal uren omgang tussen vader en [B] alsmede de betrokkenheid van vader bij het sociale leven van [B] wel degelijk worden beperkt zonder dat daarvoor een concreet alternatief is geboden. Hierdoor wordt het voor vader nog lastiger om enig contact met de school van [B] te onderhouden en ook op die manier bij [B] betrokken te zijn.
5.4.7.Alles afwegende, waarbij niet enkel het belang van [B] alleen doorslaggevend is geweest, komt de rechtbank tot de slotsom dat het verzoek van de moeder tot verkrijging van vervangende toestemming om met [B] te verhuizen moet worden afgewezen.