In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 6 december 2017 een beschikking gegeven inzake de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige kind, geboren in 2006. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om het ouderlijk gezag te beëindigen en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als voogd te benoemen. De ouders, de moeder en de vader, waren gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige, maar de vader was niet verschenen tijdens de zitting. De moeder verzocht om afwijzing van het verzoek van de Raad, omdat zij een goed contact met de gezinshuisouders had en de band met haar kind wilde behouden. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat het gezag van de ouders beëindigd moest worden, omdat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig werd bedreigd en er geen perspectief was op terugplaatsing bij de ouders. De kinderrechter benadrukte dat het belang van het kind voorop staat en dat de continuïteit en ongestoorde hechting in de alternatieve leefsituatie gewaarborgd moeten worden. De kinderrechter heeft de GI benoemd tot voogd en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.