In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 november 2017 uitspraak gedaan in een complexe kwestie rondom de voogdij en het ouderlijk gezag van de minderjarige [A], na het overlijden van zijn moeder. De gecertificeerde instelling (GI), Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, heeft verzocht om benoeming tot voogd en om toestemming voor de plaatsing van [A] bij zijn oom in [woonplaats 3], buiten Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder van [A] is overleden en dat de GI eerder al met voorlopige voogdij was belast. De vader van [A] heeft ook een verzoek ingediend om het ouderlijk gezag over [A] te verkrijgen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit niet in het belang van de minderjarige is. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader afgewezen en de GI benoemd tot voogd, waarbij de plaatsing van [A] bij zijn oom is goedgekeurd. De rechtbank heeft daarbij het belang van [A] vooropgesteld, gezien de stabiliteit en de vertrouwensband met zijn oom en tante, en het gebrek aan een huidige band met zijn vader. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.