ECLI:NL:RBOVE:2017:4812

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 december 2017
Publicatiedatum
15 januari 2018
Zaaknummer
6033080 \ VV EXPL 17-44
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van huurwoning wegens geluidsoverlast

In deze zaak heeft Woningstichting Beter Wonen Vechtdal (hierna: Beter Wonen) in kort geding gevorderd dat gedaagde, die sinds 1 april 2000 een woning huurt van Beter Wonen, de door haar bewoonde woning zou ontruimen. De aanleiding voor deze vordering zijn klachten van geluidsoverlast van omwonenden, die sinds april 2016 zijn ontvangen. Gedaagde heeft de klachten gemotiveerd betwist en aangevoerd dat er geen sprake is van onrechtmatige, ernstige en structurele overlast die een ontruiming zou rechtvaardigen. De procedure is enige tijd aangehouden voor een mediationtraject, maar dit heeft niet geleid tot een oplossing. Na hervatting van de behandeling heeft de kantonrechter geoordeeld dat er op het moment van de uitspraak geen voldoende spoedeisendheid was om de vordering toe te wijzen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er in de periode van vijf maanden voor de uitspraak geen nieuwe klachten zijn binnengekomen en dat de eerdere klachten niet onomstotelijk konden worden vastgesteld. De vordering tot ontruiming is daarom afgewezen, en Beter Wonen is veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 6033080 \ VV EXPL 17-44
Vonnis in kort geding van 27 december 2017
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING BETER WONEN VECHTDAL,
gevestigd en kantoorhoudende te Hardenberg,
eisende partij, hierna te noemen Beter Wonen,
gemachtigde: mr. O.C.A. Millaard,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.F. Hoff.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in kort geding van 19 juni 2017;
- de akte overlegging producties van mr. Hoff;
- de mondelinge behandeling van 4 juli 2017, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden;
- de pleitaantekeningen van mr. Millaard en mr. Hoff voor de zitting van 4 juli 2017.
1.2.
Partijen zijn daarna met tussenkomst van het Mediationbureau van de rechtbank een mediationtraject ingegaan. De onderhavige procedure is aangehouden in afwachting van het resultaat daarvan.
1.3.
Op 11 november 2017 heeft het Mediationbureau bericht dat er geen overeenstemming tussen partijen is bereikt. Daarop is de behandeling van de onderhavige procedure hervat.
1.4.
Op 13 december 2017 heeft een voortzetting van de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Voorafgaand aan deze behandeling is van mr. Hoff een akte houdende overlegging producties ontvangen. Van het behandelde ter zitting zijn aantekeningen bijgehouden door de griffier. Mr Millaard heeft ter zitting aantekeningen overgelegd en voorgedragen.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 1 april 2000 huurt [gedaagde] van Beter Wonen de woonruimte aan de [adres] in [plaats] .
2.2.
Op 28 april 2016 ontvangt Beter Wonen een klacht over [gedaagde] , ondertekend door omwonenden van de huisnummers [(a t/m d)] betreffende geluidhinder (bonken en timmeren op de muren). Nadien zijn er in mei 2016 en juni 2016 meerdere klachten ontvangen.
2.3.
In die periode krijgt [gedaagde] van de politie een gele kaart, een rode kaarten en een boete opgelegd in verband met het veroorzaken van overlast.
2.4.
Op 17 mei 2017 bezoekt een medewerker van Beter Wonen [gedaagde] in haar huis op [nummer] om het probleem van de overlastmeldingen met haar te bespreken.
2.5.
Beter Wonen heeft brieven gestuurd aan [gedaagde] op 4, 18 en 30 mei 2016 en op 9 juni 2016, waarin zij [gedaagde] erop wijst dat de overlast moet stoppen.
2.6.
Nadat het enige tijd rustiger was, ontvangt Beter Wonen vanaf half augustus 2016 opnieuw klachten over [gedaagde] van bewoners van huisnummers [a t/m c] .
2.7.
Op 25 augustus 2016 schrijft de advocaat van Beter Wonen een brief aan [gedaagde] , waarin staat dat het om een allerlaatste waarschuwing gaat om een gerechtelijke procedure te voorkomen.
2.8.
Bij brief van 14 september 2016 geeft Beter Wonen aan [gedaagde] een terugkoppeling van het gesprek dat zij op 8 september 2016 met [gedaagde] heeft gevoerd en benadrukt zij nogmaals dat de overlast moet stoppen.
2.9.
In de maand november 2016 ontvangt Beter Wonen wederom klachten van omwonenden (huisnummers [c en d] ). Daarna blijft het rustig tot 29 januari 2017, wanneer Beter Wonen een mail van de bewoners van [b] ontvangt.
2.10.
Op of omstreeks 21 februari 2017 vindt een gesprek plaats tussen Beter Wonen en [gedaagde] en ondertekent [gedaagde] de ‘Overeenkomst vrijwillige woongedrag aanwijzing’. Hierin verklaart [gedaagde] onder meer dat zij op geen enkele wijze overlast zal veroorzaken.
2.11.
In mei 2016 ontvangt Beter Wonen diverse klachten van de bewoners van [b] en een klacht van [a] , waarna op 19 juni 2017 de dagvaarding in kort geding is uitgebracht.
2.12.
Uit de aantekening mondeling vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel van 25 september 2017 en van 3 november 2017 volgt dat [gedaagde] is vrijgesproken ten aanzien van de strafbeschikkingen die aan haar waren opgelegd in verband met de incidenten betreffende de gele en rode kaart (zie hiervoor onder 2.3).

3.Het geschil

3.1.
Beter Wonen vordert – bij wege van voorlopige voorziening – [gedaagde] te veroordelen de door haar bewoonde woning aan de [adres] te [plaats] te ontruimen en ontruimd te houden met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
Beter Wonen legt, kort samengevat, aan haar vordering ten grondslag dat er sinds 28 april 2016 diverse meldingen van geluidoverlast (in de vorm van bonken, timmeren, traplopen en met deuren slaan) door haar zijn ontvangen van omwonenden van de door [gedaagde] gehuurde woning. Zij stelt dat zij [gedaagde] vele malen op de overlast heeft aangesproken en dat ook de wijkagent en ‘Samen Doen’ (een maatschappelijke organisatie) aan de problemen te pas is gekomen. Hoewel het af en toe weer even rustig was, keerde de overlast telkens weer terug. Zelfs na de ondertekening van de ‘Overeenkomst vrijwillige woongedrag aanwijzing’ zijn er weer klachten bij haar binnen gekomen. Beter Wonen stelt dat op haar de verplichting rust om aan haar andere huurders, de omwonenden van [gedaagde] , het woongenot te verschaffen en dat zij met het oog daarop niet anders meer kan dan een vordering tot ontruiming instellen.
3.3.
[gedaagde] concludeert - samengevat - tot afwijzing van de vordering. Zij betwist dat sprake is van spoedeisendheid en van onrechtmatige, ernstige en structurele geluidshinder die een ontruiming rechtvaardigt. Zij voert aan dat zij de ‘Overeenkomst vrijwillige woongedrag aanwijzing’ onder druk van de ontstane situatie met Beter Wonen heeft ondertekend.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de orde is een vordering in kort geding, waarvoor spoedeisendheid vereist is. De vraag of Beter Wonen een voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening heeft, dient te worden beoordeeld aan de hand van een afweging van de belangen van partijen naar de toestand op het moment van de uitspraak (ECLI:NL:PHR:2002:AE4553). Met het oog op dat criterium overweegt de kantonrechter het volgende.
4.2.
Allereerst is van belang dat [gedaagde] uitdrukkelijk en gemotiveerd heeft betwist dat sprake is van onrechtmatige, ernstige en structurele geluidoverlast. Gelet op deze betwisting heeft de kantonrechter tot op heden niet onomstotelijk kunnen vaststellen dat [gedaagde] dergelijke overlast heeft veroorzaakt.
4.3.
Voorts stelt de kantonrechter vast dat Beter Wonen ter gelegenheid van de voortzetting van de mondelinge behandeling op 13 december jl. geen melding heeft gemaakt van nieuwe klachten uit de periode na de mondelinge behandeling van 4 juli 2017. Daaruit volgt dat zich in de afgelopen periode van vijf maanden geen gebeurtenissen hebben voorgedaan, die mogelijk aanleiding geven om tot ontruiming over te gaan.
4.4.
Daar komt bij dat [gedaagde] al sinds april 2000 aan de [straat] woont, dat de eerste klacht afkomstig van meerdere buren dateert van 28 april 2016 en dat de klachten nadien in overwegende mate afkomstig zijn van de buren van [b] . [gedaagde] heeft ten aanzien van de relatie met deze buren aangevoerd dat er sprake is van een vete. Kort nadat deze buren in het voorjaar van 2014 aan de [straat] zijn komen wonen, is er een conflict ontstaan over een afdak in de achtertuin van deze buren. De relatie tussen de buren is toen verstoord geraakt. In verband met deze situatie hebben partijen op de zitting van 4 juli 2017, waarbij de buren van [b] ook zelf aanwezig waren, besloten om een mediationtraject met de buurtbewoners van [b] en [gedaagde] in te gaan. Dit mediationtraject is door Beter Wonen bekostigd. Helaas hebben de mediation gesprekken niet tot de gewenste structurele oplossing tussen de buren geleid, ook al zijn de inspanningen daartoe wel verricht. Dat laatste geldt zowel voor Beter Wonen als voor [gedaagde] . Het bestaan van de slechte relatie tussen de buren van [b] en [gedaagde] kan echter op zichzelf geen grond zijn voor toewijzing van de gevorderde ontruiming jegens [gedaagde] .
4.5.
Ten slotte acht de kantonrechter van belang dat [gedaagde] door de kantonrechter is vrijgesproken in de strafzaken die voort zijn gekomen uit de eerdere gele en rode kaart die door de politie aan [gedaagde] is uitgedeeld.
4.6.
Voornoemde omstandigheden – de vrijspraak, de reeds langere tijd bestaande verstoorde relatie tussen de beide buren, het feit dat in de afgelopen vijf maanden nieuwe meldingen van overlast zijn uitgebleven en de gemotiveerde betwisting van de onrechtmatige, ernstige en structurele overlast – leiden tot de slotsom dat een spoedeisend belang voor de vordering op dit moment ontbreekt. De gevorderde voorziening wordt daarom afgewezen. Volgens de pleitnota van de gemachtigde van Beter Wonen heeft Beter Wonen ter zitting (van 4 juli 2017 en 13 december 2017) haar vordering vermeerderd met de subsidiaire vordering om de ontruiming voorwaardelijk uit te spreken. Die vordering komt op grond van het voorgaande evenmin voor toewijzing in aanmerking.
4.7.
Beter Wonen heeft gevraagd om [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure, ook in het geval dat de vordering niet wordt toegewezen. Naar het oordeel van de kantonrechter bestaat daarvoor geen grond. Dat Beter Wonen zich jegens omwonenden verplicht heeft gevoeld tot het instellen van deze procedure en tot medewerking aan, althans financiering van, het mediationtraject, brengt in elk geval niet mee dat [gedaagde] in de omstandigheden van dit geval de kosten van de procedure moet dragen. Beter Wonen is in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 800,= voor salaris gemachtigde (daarbij rekening houdend met het feit dat er twee maal een zitting heeft plaatsgehad).

5.De beslissing in kort geding

De kantonrechter,
5.1.
wijst de vordering van Beter Wonen af;
5.2.
veroordeelt Beter Wonen in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 800,= voor salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis en bij gebreke daarvan, vanaf dat moment vermeerderd met de wettelijke rente (ex artikel 6:119 BW) over genoemd bedrag tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Willemse, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2017. (ap)