ECLI:NL:RBOVE:2017:4809

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
6089217 \ CV EXPL 17-4105
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van eigen bijdragen uit hoofde van AWBZ en WLZ

In deze zaak vordert CAK B.V. betaling van eigen bijdragen van gedaagde, die zorg heeft ontvangen op basis van de AWBZ en WLZ. De vordering betreft een bedrag van € 3.216,42, vermeerderd met wettelijke rente. CAK stelt dat de beschikkingen over de eigen bijdragen onherroepelijk zijn geworden, omdat gedaagde geen bezwaar of beroep heeft aangetekend. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat er onduidelijkheid is over de hoogte van de eigen bijdrage, en dat zij in het verleden al betalingen heeft gedaan.

De kantonrechter oordeelt dat de beschikkingen van CAK formele rechtskracht hebben en dat de hoogte van de eigen bijdrage als vaststaand moet worden aangenomen. Gedaagde's verweer dat zij niet meer kan vaststellen of er nog bedragen openstaan, wordt verworpen. CAK heeft voldoende bewijs geleverd van de openstaande bedragen. De kantonrechter wijst de hoofdsom van € 2.751,40 toe, vermeerderd met wettelijke rente, en wijst de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten af, omdat hiervoor geen grondslag is aangetoond. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van CAK, die op € 921,05 worden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 6089217 \ CV EXPL 17-4105
Vonnis van 19 december 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap
CAK B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
eisende partij, hierna te noemen CAK,
gemachtigde: Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. S.M. Wolff, toegevoegd onder nummer 2FN0347.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 mei 2017
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
CAK is op grond van wettelijke regelingen belast met de vaststelling en inning van eigen bijdragen voor zorg of hulpmiddelen die worden verleend op basis de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), de Wet langdurige zorg (WLZ), de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO).
2.2.
Aan [gedaagde] is zorg verleend. Vanaf 5 januari 2010 is deze zorg gebaseerd op de AWBZ. Vanaf 1 januari 2015 is er zorg genoten op basis van de WLZ.

3.Het geschil

3.1.
CAK vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 3.216,42 te vermeerderen met wettelijke rente over een som van € 3.330,11 vanaf 5 mei 2017 en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
CAK legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] zorg heeft genoten en dat in verband daarmee aan haar diverse beschikkingen zijn gezonden met betrekking tot de vaststelling van de eigen bijdragen daarvoor. Tegen deze beschikkingen is volgens CAK geen bezwaar of beroep aangetekend, zodat deze beschikkingen formele rechtskracht hebben gekregen. Gebaseerd op deze beschikkingen zijn aan [gedaagde] facturen gestuurd. [gedaagde] heeft een groot deel van deze facturen betaald. Van een zestal facturen uit de periode van 19 maart 2014 tot en met 19 oktober 2016 heeft geen volledige betaling plaatsgevonden. Daarvan wordt thans in deze procedure betaling gevorderd.
3.3.
[gedaagde] voert tegen de vordering aan dat zij in 2011 zelfstandig met begeleiding is gaan wonen en dat zij uit hoofde daarvan zorg heeft genoten. Deze zorg viel eerst onder de AWBZ, maar valt sinds 1 januari 2015 onder een andere wettelijke regeling. Er is lange tijd onduidelijkheid geweest over de hoogte van de eigen bijdrage. In de periode van januari 2011 tot 18 februari 2014 is er acht keer een andere bijdrage vastgesteld door het CAK. Dit heeft tot verwarring en onduidelijkheid geleid. Het bleek moeilijk te zijn om in het systeem van het CAK het type zorg goed te verwerken, waardoor zij verschillende keren voor zorg met verblijf is aangeslagen. Eind 2013 heeft er een verrekening ten gunste van [gedaagde] plaatsgehad, terwijl begin 2014 de vordering opnieuw is opgevoerd. Dat heeft tot verwarring geleid. In augustus 2014 heeft er een persoonlijk gesprek plaatsgevonden tussen de door het CAK ingeschakelde deurwaarder en de ouders van [gedaagde] . Het incassodossier werd toen gesloten, zodat [gedaagde] ervan uit ging dat de vordering was voldaan. Volgens [gedaagde] is nu niet meer vast te stellen of de bedragen die gevorderd worden juist zijn en is dit aan CAK te wijten. Zij concludeert - samengevat - tot afwijzing van de gehele vordering, dan wel subsidiair tot afwijzing van de incassokosten.

4.De beoordeling

4.1.
Voor de beoordeling van de vordering is allereerst van belang dat de kantonrechter in deze procedure niet zal beoordelen of de hoogte van de eigen bijdrage juist is vastgesteld. Die taak is specifiek opgedragen aan het CAK. Het CAK verstrekt beschikkingen waarin de bijdrage voor een bepaald tijdvak wordt opgelegd en daartegen staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open. CAK stelt in deze procedure onbetwist dat door [gedaagde] geen bezwaar of beroep is aangetekend. Dit betekent dat de beschikkingen van CAK formele rechtskracht hebben gekregen. De hoogte van de opgelegde bedragen moet daarom als een vaststaand gegeven worden aangenomen. Vaststaat dat er over het jaar 2011 in verband met correcties meerdere vaststellingen hebben plaatsgevonden. Begrijpelijk is dat [gedaagde] daarover aanvoert dat dit het ingewikkeld maakte. Dit maakt echter de manier waarop de bedragen zijn komen vast te staan niet anders. Met andere woorden, de gewezen beschikkingen blijven vaststaan nu bezwaar of beroep niet tot een andere vaststelling hebben geleid.
4.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat zij in de afgelopen jaren vele betalingen aan CAK heeft gedaan en dat er volgens haar niet kan worden vastgesteld dat er nog bedragen open staan. [gedaagde] wijst in verband daarmee op de brieven en e-mails die aan CAK of aan haar gemachtigde zijn gestuurd en die in deze procedure zijn overgelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit verweer niet standhouden.
4.3.
CAK heeft bij repliek (productie 3) een overzicht overgelegd van alle facturen die zij vanaf 20 februari 2010 aan [gedaagde] heeft gestuurd, met daarbij vermeld of en zo ja op welke datum betalingen op die facturen hebben plaatsgevonden. Uit dat overzicht volgt dat de betalingen van [gedaagde] , die de moeder van [gedaagde] noemt in haar e-mail van 25 september 2016 en in haar e-mail van 15 februari 2017, allemaal zijn terug te vinden in het overzicht van CAK. Verder blijkt uit dat overzicht dat de bedragen waarvan CAK nu betaling vordert, nog openstaan. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft CAK met behulp van haar overzicht genoegzaam haar vordering onderbouwd. Dit betekent dat de nog openstaande hoofdsom van € 2.593,21 (€ 3.330,11 – 736,90) toewijsbaar is.
4.4.
In verband met de vertraging in de betaling is over laatst genoemd bedrag tevens de wettelijke rente (ex artikel 6:119 BW) toewijsbaar.
4.5.
In de vordering van CAK is een bedrag aan incassokosten opgenomen (€ 465,02 incl BTW). De kantonrechter overweegt daarover het volgende. Voorop moet worden gesteld dat de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten blijkens artikel 96 uit boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (artikel 6:96 BW) een vordering tot vergoeding van schade is, zodat, wil de vordering toewijsbaar zijn, een grondslag voor een vordering tot schadevergoeding moet bestaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval van een dergelijke grondslag niet gebleken. Door CAK is niet gesteld en anderszins is niet gebleken dat deze grondslag is neergelegd in de AWBZ dan wel de WLZ waar de vordering uit voortvloeit. Evenmin is sprake van onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens CAK. CAK vervult immers een functie ter uitvoering van de wet en daarom kan niet worden aangenomen dat - door het niet (tijdig) betalen van de eigen bijdragen - een eigen belang van CAK is geschonden. De kantonrechter concludeert daarom dat vanwege het ontbreken van een grondslag daarvoor de buitengerechtelijke kosten moeten worden afgewezen.
4.6.
Als voornamelijk in het ongelijk gestelde partij dient [gedaagde] te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak aan de zijde van CAK begroot op € 101, 05 voor explootkosten, € 470,= voor griffierecht en € 350,= voor salaris gemachtigde. Dat is samen een bedrag van € 921,05.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan CAK te betalen de som van € 2.751,40, vermeerderd met de wettelijke rente (ex artikel 6:119 BW) over een bedrag van € 2.593,21, vanaf 5 mei 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van CAK, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 921,05;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2017. (ap)