In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 1 december 2017 een beschikking gegeven inzake de beëindiging van het gezag van de vader over zijn minderjarige kind, geboren in 2007. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om het ouderlijk gezag van de vader te beëindigen, omdat de ontwikkeling van het kind ernstig werd bedreigd door de omstandigheden rondom de vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader, ondanks zijn bereidheid om mee te werken, niet in staat is om op een constructieve manier bij te dragen aan de opvoeding en verzorging van het kind. De vader heeft al geruime tijd geen contact met het kind gehad en zijn gedrag heeft een negatieve invloed op het welzijn van het kind. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van het kind is dat de moeder alleen het gezag uitoefent, terwijl de ondertoezichtstelling van het kind blijft bestaan. De rechtbank heeft ook benadrukt dat het van groot belang is dat de gecertificeerde instelling blijft inzetten op contactherstel tussen de vader en het kind, aangezien de vader altijd de vader van het kind zal blijven. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.