ECLI:NL:RBOVE:2017:474

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 februari 2017
Publicatiedatum
3 februari 2017
Zaaknummer
C/08/195139 / KG ZA 16-417
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van bedrijfsruimte in kort geding met betrekking tot huurovereenkomst en handelsregister inschrijving

In deze zaak, die op 2 februari 2017 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, heeft de eiseres, BEHEER EN VERHUUR QUODLIBET B.V., een kort geding aangespannen tegen de gedaagden, TRITS PROFESSIONAL SERVICES B.V., LOGIS.P B.V., en [naam 1] BEHEER B.V., met als doel de ontruiming van een bedrijfsruimte. De eiseres stelt dat de gedaagden zich onrechtmatig gedragen door een onjuiste inschrijving in het handelsregister en het niet naleven van de huurovereenkomst. De eiseres vordert onder andere dat de gedaagden het gehuurde binnen een week na vonnis dienen te verlaten en dat zij zich niet meer als kantoorhoudend op het adres van het gehuurde mogen presenteren.

De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseres afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de bodemrechter in een eventuele procedure de vorderingen zou toewijzen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen concrete gronden zijn voor de ontruiming en dat de gedaagden zich niet onrechtmatig hebben gedragen. De eiseres heeft niet aangetoond dat de gedaagden de huurovereenkomst niet zijn nagekomen en de registratie in het handelsregister is inmiddels hersteld. De vordering tot ontruiming is afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisendheid.

In reconventie heeft de gedaagde, Trits, vorderingen ingesteld tegen Quodlibet, waaronder het verzoek om tijdige facturering en toegang tot de brievenbus. De voorzieningenrechter heeft deze vorderingen in reconventie toegewezen, waarbij Quodlibet is veroordeeld om tijdig facturen te versturen en de gedaagde toegang te geven tot de brievenbus. De proceskosten zijn voor rekening van de eiseres, Quodlibet.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/195139 / KG ZA 16-417
Vonnis in kort geding van 2 februari 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEHEER EN VERHUUR QUODLIBET B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. H.J. Smit te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRITS PROFESSIONAL SERVICES B.V.,
statutair gevestigd te Gorinchem en kantoorhoudende te Zwolle,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LOGIS.P B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam 1] BEHEER B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Zeist,
gedaagden in conventie,
4.
[naam 1],
wonende te Zeist,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J. Wind te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Quodlibet, Trits, Logis.P, [naam 1] Beheer en [naam 1] worden genoemd. Gedaagden gezamenlijk zullen Trits c.s. worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 januari 2017 met 12 producties
  • de akte overlegging van 30 producties tevens houdende eis in reconventie en de gronden daarvan
- de brief van Quodlibet van 18 januari 2017 met producties 13 tot en met 18
  • de mondelinge behandeling op 19 januari 2017
  • de pleitnota van Quodlibet met daaraan aangehecht twee voorbladen van eerder in het geding gebrachte huurovereenkomsten
  • de pleitnota van Trits c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij overeenkomst van 7/12 juli 2016 (hierna te noemen: de huurovereenkomst QT [1] ) zijn Quodlibet en Trits overeengekomen dat Trits met ingang van 1 juli 2016 van Quodlibet huurt de bedrijfsruimte ter grootte van 79 m2 op de eerste verdieping van het perceel [adres 1] te Zwolle te gebruiken als kantoorruimte.
2.2.
Voordien zijn via een makelaar onderhandelingen gevoerd tussen Quodlibet en Logis.P ter zake van de huur van een gedeelte van het pand [adres 1] door Logis.P. Deze onderhandelingen hebben niet tot een overeenkomst van huur geleid.
2.3.
Logis.P huurt van de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid De Groote Sociëteit, statutair gevestigd te Zwolle met als bezoekadres [adres 2] te Zwolle (hierna te noemen: de sociëteit), een gedeelte van het pand op het perceel [adres 2] te Zwolle.
2.4.
Bij e-mailbericht van 12 september 2016 heeft (een bestuurder van) Quodlibet [2] aan Logis.P bericht:
“Afgelopen vrijdag 9 september 2016 lag in de brievenbus van ons pand [adres 1] in de stapel post ook een brief van de Kamer van Koophandel die als volgt was geadresseerd:
Logis.P B.V. [adres 1] [postcode 2] Zwolle. Natuurlijk kan het zijn dat de post op een verkeerd adres wordt bezorgd, maar raadpleging van het handelsregister levert op dat de hoofdvestiging van Logis.P op [adres 1] staat. (…) Dat kan natuurlijk niet. Logis.P huurt geen ruimten in [adres 1]. Wij gaan er van uit dat deze foute adressering op korte termijn zal zijn hersteld.”
2.5.
Bij e-mailbericht van 12 september 2016 heeft (indirect bestuurder [naam 1] van) Logis.P op het hiervoor vermelde e-mailbericht geantwoord:
“Graag ontvangen we post die op [adres 1] is afgeleverd. Het snelste is deze post in [adres 2] op de tafel te leggen (als lid van de sociëteit heeft u ongetwijfeld toegang; maar door de brievenbus deponeren kan natuurlijk ook).(...)
Tevens zullen wij nagaan waar deze foutieve registratie zijn oorsprong heeft en dit herstellen.
Uw mail attendeert mij wel op het feit dat wij klaarblijkelijk voor Trits, huurder van [adres 1], afspraken moeten maken voor ontvangst van de post.
Wij ontvangen graag het voorstel van de directie van Quodlibet hoe Trits de beschikking krijgt over de post die bezorgd wordt op het adres [adres 1].”
2.6.
Op 12 oktober 2016 heeft Quodlibet aan Logis.P gemaild:
“Er wordt tot op de dag van vandaag nog steeds post bezorgd voor Logis.P op [adres 1].
Volgens het KvK register staat Logis.P ook nog steeds ingeschreven met haar hoofdvestiging op het adres [adres 1]. Dit is niet juist en bij deze verzoek ik u nogmaals dit per omgaande aan te passen bij de KvK en door te geven aan relaties. Indien dit per 1 november a.s. niet is gebeurd dan zal alle aan Logis.P geadresseerde post welke op [adres 1] wordt ontvangen worden geretourneerd aan de afzender.”
2.7.
Op 11 november 2016 heeft Quodlibet aan de indirecte bestuurders van Logis.P gemaild:
“Vandaag heb ik een aantal poststukken geadresseerd aan Trits netjes afgegeven aan mevrouw ??? (eerste kamer links achter de glazen deur). Tot mijn verrassing of ergernis waren ook een aantal poststukken bezorgd op [adres 1] die geadresseerd waren aan Logis.P. Mevrouw ???? meldde op mijn vraag dat post voor Logis.P anders geadresseerd moest zijn dat zij dat aan de directie had gemeld. Ook [naam 1] heeft meerdere malen gemeld dat de adressering van Logis.P bij het Handelsregister zou worden hersteld. Dat is dus nog niet gebeurd gezien de controle van hedenavond bij de Kvk (zie hieronder). (…)
Wij (directie Quodlibet) begrijpen niet wat de directie van Logis.P van plan is, maar dit is niet zoals verwacht mag worden van een respectabel bedrijf. Zeggen dat het wordt hersteld en toch niet uitvoeren past niet. Wij sommeren U het herstel per ommegaande uit te voeren. Logis.P is niet gehuisvest op adres [adres 1]. (….)”
2.8.
Op 14 november 2016 zendt Logis.P een e-mailbericht aan Quodlibet met een voorstel en uitnodiging voor een gesprek op 18 november 2016, ter bespreking van in ieder geval:
“1. De consequentie van een voorgenomen juridische fusie tussen Logis.P en Trits (waarbij Trits de verdwijnende entiteit zal zijn). Door de overdracht onder algemene titel gaan de rechten en plichten geheel over op de verkrijgende vennootschap (Logis.P) (…) De huurovereenkomst tussen Trits en Quodlibet gaat dan van rechtswege over op de verkrijgende entiteit.
2. de wijze van aanlevering en frequenties van de post. Op dit moment hebben wij geen toegang tot de locatie waar de post bezorgd wordt en wordt de post ook niet dagelijks vanuit deze locatie naar ons toe aangeleverd. Wij vinden dat niet wenselijk en bespreken graag het voorstel van Quodlibet hoe wij dagelijks over de bezorgde post kunnen beschikken. (…)”
2.9.
Op 18 november 2016 heeft Quodlibet een bezoek gebracht aan de Kamer van Koophandel, waarbij haar is medegedeeld dat Logis.P zich op 5 september 2016 heeft ingeschreven als zijnde gevestigd aan de [adres 1]. Quodlibet heeft van de Kamer van Koophandel een kopie ontvangen van een door [naam 1] ondertekende opgave van 5 september 2016, vermeldende “Bezoek- en postadres [adres 1]”, “Gebruik het bezoekadres als postadres” en “Datum van ingang 01-09-2016”, alsmede een kopie van een huurovereenkomst tussen Quodlibet en Logis.P, ondertekend op 7/12 juli 2016 [3] , waaruit een en ander volgt.
2.10.
Bij brief van 8 december 2016 heeft Quodlibet Trits medegedeeld dat er gronden zijn om de huurovereenkomst QT onmiddellijk te beëindigen en dat Trits het gehuurde dient te ontruimen, met verwijzing naar een bijgesloten Memo, thans als productie 1 bij de dagvaarding gevoegd.
Quodlibet heeft Trits voorts gesommeerd om uiterlijk 12 december 2016 vóór 12.00 uur aan de bestuurder van Quodlibet kenbaar te maken op welke termijn zij het gehuurde zal ontruimen.
2.11.
Bij brieven van dezelfde datum aan Logis.P en [naam 1] Beheer heeft Quodlibet vastgesteld c.q. medegedeeld dat geadresseerden ondanks herhaalde verzoeken de inschrijving in het handelsregister aan [adres 1] ongedaan te maken, dat tot dan hebben verzuimd en dat zij zich bij hun foutieve inschrijving van 5 september 2016 hebben bediend van een vervalste huurovereenkomst, hetgeen een strafbaar feit is en valsheid in geschrifte, zoals bedoeld in artikel 225 Sr.
2.12.
Blijkens een brief van de Kamer van Koophandel van 28 december 2016 aan Logis.P, in afschrift aan Quodlibet, is de hiervoor onder 2.9 genoemde opgave geregistreerd op 8 september 2016. In deze brief meldt de Kamer van Koophandel dat op het moment van registratie van Logis.P op [adres 1] Trits niet was geregistreerd op [adres 1] - voor haar reden om een huurovereenkomst te verlangen - alsmede dat zij na interne afweging naar aanleiding van het gegeven dat
“een - naar later bleek - aangepaste huurovereenkomst is overgelegd”heeft afgezien van het doen van aangifte met als voornaamste reden
“dat de [adres 1] gebruikt wordt door een gelieerde onderneming”.
2.13.
Blijkens de twee door Quodlibet overgelegde exemplaren “Overzicht van wijziging - KvK-nummer 5186749” is op 1 juli 2016 de vestiging van Logis.P verhuisd van [adres 3] ([postcode 1] Zwolle) naar [adres 2] ([postcode 2] Zwolle) en is op 8 december 2016 de verhuizing vestiging van Logis.P hersteld van [adres 1] ([postcode 2] Zwolle) naar [adres 3] ([postcode 1] Zwolle).
2.14.
Logis.P is blijkens een door haar overgelegd uittreksel van 17 januari 2017 ingeschreven met bezoekadres [adres 2]. Blijkens een verder overgelegd uittreksel van 17 januari 2017 is het bezoekadres van Trits [adres 1].
2.15.
In de huurovereenkomst QT is opgenomen een bijzondere bepaling 11.3 luidende:
“Het gehuurde is toegankelijk middels de kantoorruimte van [adres 2]. De hoofdingang van het pand [adres 1] mag door huurder niet worden gebruikt. De deur tussen het gehuurde en het overige deel van [adres 1], wordt afgesloten en is alleen in noodgevallen als vluchtweg te gebruiken.”

3.Het geschil in conventie

3.1.
Quodlibet vordert samengevat - om:
1e Trits te veroordelen om het gehuurde (79 m2) van [adres 1] binnen een week na vonnis te verlaten en te ontruimen;
2e Logis.P te verbieden zich in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel in te schrijven als kantoorhoudend aan de [adres 1] en zich op welke wijze (ook vz.) naar buiten te presenteren als kantoorhoudende aan de [adres 1];
3e [naam 1] te veroordelen tot afgifte van de schriftelijke rectificatie als onder randnummer 3 van het petitum in de dagvaarding is opgenomen;
4e [naam 1] te verbieden zich negatief over [naam 2] en/of Quodlibet uit te laten;
5e Trits c.s. te veroordelen in de proceskosten.
Aan elk der vorderingen sub 1e tot en met 4e heeft Quodlibet de vordering verbonden van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag per overtreding.
3.2.
Trits c.s. voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Trits vordert samengevat - om:
1e Quodlibet te gebieden om, zolang de huurovereenkomst op de eerste verdieping van [adres 1] van kracht is en Trits het gehuurde gebruikt, Trits steeds ten minste 7 kalenderdagen vóór de eerste dag van elke kalendermaand een deugdelijk ingerichte factuur ter beschikking te stellen met betrekking tot alle bedragen die Trits krachtens de huurovereenkomst over die kalendermaand aan Quodlibet verschuldigd is;
2e Quodlibet te gebieden om, zolang de huurovereenkomst van kracht is en Trits het gehuurde gebruikt, Trits voortdurend de onbelemmerde toegang te geven tot de brievenbus
van het gebouw waarin het gehuurde zich bevindt, opdat Trits daaruit de voor haar bestemde post kan nemen, dan wel in goede justitie die andere voorziening te treffen die Trits in staat stelt om tijdig te beschikken over voor haar bestemde post die wordt bezorgd in de brievenbus van het gebouw waarin het gehuurde zich bevindt.
3e Quodlibet te veroordelen in de proceskosten.
Aan de vorderingen sub 1e en 2e heeft Trits de vordering verbonden van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan, waarop Quodlibet de geboden niet of niet volledig in acht neemt.
4.2.
Quodlibet voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een voorziening in kort geding slechts toewijsbaar is indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter op de overeenkomstige vordering toewijzend zal beslissen en daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. De voorzieningenrechter ziet aanleiding eerst de spoedeisendheid van de eerste en de tweede vordering te beoordelen, ofwel de vraag onder ogen te zien of deze vorderingen als voldoende spoedeisend moeten worden geoordeeld om niet een beslissing van de rechter op die vorderingen in een bodemprocedure te kunnen afwachten.
5.2.
Wat betreft de vordering van Quodlibet tot ontruiming binnen een week heeft Quodlibet ter zake van de spoedeisendheid aangevoerd dat zij als verhuurder te maken heeft met een niet betrouwbare huurder, ook al betaalt hij huur. Die onbetrouwbaarheid is volgens Quodlibet gelegen in het door Trits c.s. ten toon gespreide gedrag, inhoudende het meewerken aan een (bij herhaling) valse opgave aan het handelsregister, vervalsing van een niet bestaande huurovereenkomst en het overleggen daarvan aan het handelsregister, het weigeren om de onjuiste inschrijving in het handelsregister te herstellen, het misleiden en het tegenwerken met een arrogante en een confronterende wijze van handelen. Dat gedrag doet zich al een circa een half jaar voor en een snel vertrek van de huurder acht Quodlibet een redelijke sanctie daarop.
Quodlibet heeft voorts betoogd dat het gedrag van Trits c.s. repercussies heeft voor haar naam, waarbij een en ander ook speelt binnen de kring van de sociëteit. Het “gegons” om de zaak heen brengt spoedeisendheid mee, aldus Quodlibet.
5.3.
De voorzieningenrechter acht hiermee niet voldoende onderbouwd en vermag ook niet in te zien dat het door Quodlibet ervaren gedrag zodanige onmiddellijke negatieve gevolgen voor haar als verhuurder zou hebben, dat het voorkomen of beletten daarvan de gevraagde voorziening van onverwijlde ontruiming zou moeten rechtvaardigen. Voor zover het door haar geconstateerde gedrag volgens Quodlibet heeft te gelden als onrechtmatig handelen of als geen gedrag van een goed huurder, is dat niet anders. Buiten dat gedrag of handelen geldende gronden voor die ontruiming, zijn niet aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat Trits c.s. de huurovereenkomst QT niet zou zijn nagekomen. De registratie van Logis.P in het handelsregister, welke kwestie aanleiding is geweest voor het geschil, is hersteld. Repercussies voor haar naam (en/of de naam van haar bestuurders) heeft Quodlibet niet geconcretiseerd, waarbij komt dat voor zover die ook zouden zien op de sociëteit, daaraan geen gewicht kan toekomen, aangezien de sociëteit geen partij in de zaak is. De vordering tot ontruiming zal wegens ontbrekende spoedeisendheid worden afgewezen.
5.4.
Voor de vordering om Logis.P te verbieden zich in het handelsregister in te schrijven op het adres [adres 1] en/of dat adres naar buiten als kantooradres te presenteren, geldt naar het oordeel van de voorzieningenrechter hetzelfde wat betreft een spoedeisend belang. Zodanig belang acht de voorzieningenrechter door Quodlibet ook niet gesteld.
5.5.
Quodlibet heeft nog betoogd dat voor haar de kern van het geschil is gelegen in het hebben ontbroken van moraliteit, integriteit en fatsoen aan de zijde van Trits c.s. in de verhouding met Quodlibet. Daargelaten in hoeverre daartoe daadwerkelijk zou moeten worden geoordeeld, de vorengenoemde voorzieningen kunnen zonder een nadere concrete onderbouwing van belangen bezwaarlijk reeds enkel bij wijze van sanctie daarop worden toegewezen.
5.6.
Onverminderd het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om op de vordering tot ontruiming meer inhoudelijk in te gaan. Hoewel een en ander misschien te denken geeft, is de voorzieningenrechter gelet op de stukken en het verweer van Trits c.s. onvoldoende tot de overtuiging gekomen dat met het handelen van Logis.P, en/of Trits en/of [naam 1], vaststaat dat zij onrechtmatig heeft (hebben) gehandeld, hetzij door bedrog, fraude, valsheid in geschrifte of misleiding bij haar (hun) handelen in deze kwestie. Met name de vraag of daadwerkelijk valsheid in geschrifte is gepleegd met het doen van de opgave en het overleggen van de betwiste huurovereenkomst aan het handelsregister laat zich met de thans bekende gegevens onvoldoende beantwoorden en vergt nadere bewijsvoering waar in de onderhavige kort geding procedure geen plaats voor is. Voor zover zulks in rechte al zou komen vast te staan, is het voorts de vraag of en in hoeverre huurster Trits het door Quodlibet gewraakte handelen moet worden toegerekend en of Trits zich hiermee niet als een goed huurder jegens Quodlibet als verhuurder zou hebben gedragen in de zin van artikel 7:213 BW, in welk artikel het immers gaat om het gebruik van het gehuurde door de huurder. Een ander verwijt dan het gebruik van het adres van het gehuurde door Logis.P is door Quodlibet niet expliciet gesteld, naast het meer algemene verwijt als onder 5.5 genoemd. Hierbij zij opgemerkt dat het de voorzieningenrechter uit de e-mailberichtenwisseling niet is gebleken dat het gebruik van het adres [adres 1] voor de vestiging van en de ontvangst van post voor Trits steen des aanstoots is geweest, maar juist die wat betreft Logis.P die
“geen ruimten huurt in [adres 1]”en
“niet gehuisvest is op [adres 1]”, hetgeen wel het geval is wat betreft Trits.
Al met al is voor de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk geworden dat de huurovereenkomst QT op de door Quodlibet aangevoerde grond(en) in een bodemprocedure zal worden ontbonden en dat de ontruiming zal worden bevolen.
5.7.
De derde vordering van Quodlibet steunt op het standpunt dat [naam 1] laster heeft verspreid jegens [naam 2], bestuurder van Quodlibet en directielid van de sociëteit. Meer in het bijzonder ziet deze vordering op een zinsnede in een notitie van Logis.P van 3 juni 2016, opgesteld door [naam 1] en gericht aan de onder 2.2 genoemde makelaar (tevens lid van de sociëteit) en de (toenmalige) president-directeur van de sociëteit, over de besloten vennootschap [naam 2] Info Beheer B.V., waarvan [naam 2] enig aandeelhouder en bestuurder is. De gewraakte zinsnede luidt: “Uit publicatie, zie hieronder, blijkt dat deze vennootschap over een reeks van jaren een negatieve overige reserve heeft.”. Quodlibet ziet hierin een oogmerk om de geloofwaardigheid, moraliteit en financiële gegoedheid van [naam 2] in twijfel te trekken bij de sociëteit, althans de geadresseerden van de notitie. Quodlibet heeft aangevoerd dat het haar raakt indien een van haar bestuurders wordt getroffen door laster. [naam 2] voelt zich gegriefd en gekrenkt door deze laster. Quodlibet acht het rechtzetten hiervan nodig.
5.8.
De voorzieningenrechter overweegt dat Quodlibet niet heeft onderbouwd op welke wijze de bedoelde laster, zo daarvan sprake is, ten aanzien van [naam 2] haar in juridische zin raakt in haar belangen en zo al, waarom sprake is van een spoedeisend belang. Quodlibet betoogt dat zij een belang heeft bij rectificatie als gevorderd indien haar directie wordt beschadigd, maar dat is een te algemene stelling. Veeleer is voorstelbaar dat [naam 2] hier een persoonlijk belang heeft, pro se en of in hoedanigheid van DGA van de vennootschap en/of als bestuurder van de sociëteit. [naam 2] noch diens vennootschap is evenwel partij in dit geding.
Afgezien hiervan, stelt de voorzieningenrechter vast dat de betreffende zinsnede geen onjuistheid of onwaarheid omvat. Immers uit de door Trits c.s. overgelegde stukken, volgt het feitelijk gegeven van de inhoud van de zinsnede, die niet is toegesneden op concreet genoemde jaren, maar waarbij [naam 1] - naar is gebleken en volgt uit de “publicatie” op bladzijde 4 van de notitie - refereert aan hem ten tijde van het schrijven beschikbare stukken over de jaren 2012 tot en met 2014, waarvan hij de gegevens in een overzicht heeft overgenomen. De vordering strekt ertoe dat ten aanzien van deze zinsnede een rectificatie geschiedt die inhoudt dat de zinsnede onjuist is. Het gaat evenwel enkel om een feitelijke constatering, ook (ruimer) bezien in het geheel van de laatste alinea op bladzijde 3 van de notitie waarvan de zinsnede deel uitmaakt. Een conclusie is aan de zinsnede niet verbonden. Het gewicht dat Quodlibet aan deze zinsnede ophangt, vermag de voorzieningenrechter daarom niet in te zien. Met de rectificatie is in wezen inhoudelijk beoogd [naam 1] zich te doen uitspreken dat er geen sprake is van een negatieve reserve (omdat die ultimo 2015 is verdwenen). Dat betreft naar de aard geen rectificatie van de gewraakte zinsnede.
Hoewel vanwege voornoemde redenen reeds grond bestaat om de vordering af te wijzen, is de voorzieningenrechter voorts van oordeel dat de vordering bovendien te onbepaald is. Niet is aangegeven aan wie [naam 1] de gevorderde rectificatie zou moeten afgeven en evenmin op welke wijze (openbaar?) en wanneer dat (schriftelijk) zou moeten gebeuren.
Toewijzing op de gevorderde wijze bergt een executiegeschil in zich. De vordering wordt derhalve afgewezen.
5.9.
De vierde vordering van Quodlibet moet mede afstuiten op dezelfde grond als laatstgenoemd, namelijk onvoldoende bepaaldheid van hetgeen waartoe de vordering strekt.
Immers, niet gesteld is wat onder negatief uitlaten moet worden begrepen en waar, wanneer of jegens wie dat moet worden verboden. Echter, ook hier geldt de omstandigheid dat deze vordering niet is onderbouwd, terwijl het belang van Quodlibet noch de spoedeisendheid daarvan is gemotiveerd. Ten aanzien van [naam 2] als “kennelijk eiser” geldt ook hetgeen in de vorige rechtsoverweging is vermeld.
5.10.
Quodlibet zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Trits c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.435,00

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
De vordering tot het tijdig, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.10 van de huurovereenkomst QT, toezenden van een factuur voor de overeengekomen huurprijs door Quodlibet aan Trits komt voor toewijzing in aanmerking. Trits heeft haar spoedeisend belang daarbij voldoende en onweersproken onderbouwd. Quodlibet heeft verklaard met ingang van 2017 geen factuur ter zake van de huur meer te hebben verstuurd in verband met haar doelstelling om de huurder te doen vertrekken, maar bereid te zijn per omgaande een factuur te zenden, zonder dat daarop een dwangsom behoeft te worden gesteld. Een termijn van zeven kalenderdagen is door Quodlibet niet weersproken. Aangezien de betalingsverplichting van Trits is gekoppeld aan de ontvangst van de factuur en het ter beschikking stellen (zoals gevorderd) passief kan zijn, zal de veroordeling in beider belang strekken tot
het toezendenaan Trits van een factuur door Quodlibet.
De voorzieningenrechter verstaat de verklaring van Quodlibet inzake het zenden van een factuur als een verklaring tot nakoming van een veroordeling als gevorderd en zal, nu Trits niet bij haar vordering van een dwangsom heeft gepersisteerd, geen dwangsom opleggen.
6.2.
Ten aanzien van de vordering onder 2 overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Quodlibet verhuurt het pand [adres 1] aan Trits. Trits houdt kantoor op dit adres. In het handelsregister is voor Trits het bezoekadres [adres 1] geregistreerd.
Trits beschikt niet over een brievenbus in dit pand aangezien zij ingevolge de huurovereenkomst QT (i.c. de bijzondere bepaling 11.3 hiervan) geen gebruik mag maken van de hoofdingang in het overige, niet door haar gehuurde deel van [adres 1], alwaar de brievenbus zich bevindt. De vraag rijst welke bedoeling partijen bij het aangaan van de huurovereenkomst met voornoemde bepaling voor ogen hebben gehad en of zij beoogd hebben daarmede tevens de postbezorging/verkrijging te hebben willen regelen. In zoverre vergt deze bepaling uitleg nu overigens omtrent dit onderwerp een uitdrukkelijke regeling tussen verhuurder en huurder is gesteld noch gebleken. Zodanige uitleg leent zich niet voor onderzoek in kort geding. Bij deze stand van zaken is de gevorderde onbelemmerde toegang tot de brievenbus van het gebouw waarin het gehuurde zich bevindt niet voor toewijzing vatbaar.
Ter zitting is nog gesproken over de invulling van een andere voorziening, zoals Trits subsidiair onder 2 vordert. De feitelijke gang van zaken is dat Quodlibet post bestemd voor Trits onder de deur schuift die het kantoorgedeelte van Trits van de rest van het pand scheidt. Kennelijk stuit deze handelwijze op problemen voor Trits en, hoewel dit wenselijk zou zijn, lijkt het voor partijen thans niet mogelijk te zijn daarover met elkaar in gesprek te gaan en nadere afspraken te maken. Trits acht zich uitgeleverd aan de welwillendheid van Quodlibet en wenst dat Quodlibet aan Trits geadresseerde post prompt aan Trits doorgeleidt.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat van Quodlibet als goed verhuurder mag worden verlangd dat zij aan Trits geadresseerde post die zij in de brievenbus van [adres 1] aantreft nog diezelfde dag aan Trits doorgeleidt door ofwel die post onder de deur te schuiven die het kantoorgedeelte van Trits van de rest van het pand scheidt ofwel die post af te geven op het adres [adres 2], en dat zij niet opzettelijk en/of nodeloos talmt met het doorgeleiden van deze post. Voorstelbaar is echter dat het treffen van een daarop toegesneden voorziening vooral tot executieproblemen en mogelijk verdere escalatie van het conflict tussen partijen zal leiden. De voorzieningenrechter zal daartoe dan ook niet overgaan. Ten overvloede zij nog opgemerkt dat denkbaar is dat Trits voor haar post in een andere bezorging voorziet, bijvoorbeeld via een postbus of per adres op een ander adres (bijvoorbeeld [adres 2]).
6.3.
Quodlibet zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Trits c.s. worden tot op heden begroot op € 408,00 aan salaris advocaat (factor 0,5 × tarief € 816,00).

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
veroordeelt Quodlibet in de proceskosten, aan de zijde van Trits c.s. tot op heden begroot op € 1.435,00,
7.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
7.4.
veroordeelt Quodlibet om, zolang de huurovereenkomst QT tussen Quodlibet als verhuurster en Trits als huurster met betrekking tot de kantoorruimten op de eerste verdieping van het gebouw aan de [adres 1] te Zwolle van kracht is en Trits het gehuurde gebruikt, Trits steeds ten minste zeven kalenderdagen vóór de eerste dag van elke kalendermaand een deugdelijk ingerichte factuur toe te zenden ter zake van alle bedragen die Trits krachtens die huurovereenkomst over die kalendermaand aan Quodlibet verschuldigd is,
7.5.
veroordeelt Quodlibet in de proceskosten, aan de zijde van Trits c.s. tot op heden begroot op € 408,00,
7.6.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Willemse en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2017 (AR).

Voetnoten

1.bijlage 7 bij productie 1 bij de dagvaarding
2.In het vervolg van dit vonnis wordt steeds de naam van de rechtspersoon vermeld, ongeacht welke onderscheiden bestuurder van die rechtspersoon op enig moment namens de rechtspersoon heeft gehandeld. Wat betreft Logis.P is dat evenwel steeds [naam 1] geweest.
3.bijlage 14 bij productie 1 bij de dagvaarding