7.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van seksuele handelingen met [slachtoffer 1] , die op dat moment vijftien jaren oud was. De wetgever heeft er voor gekozen dit soort feiten strafbaar te stellen, ter bescherming van jeugdigen, omdat zij de gevolgen van dergelijke handelingen nog niet kunnen overzien. Door zijn handelwijze heeft verdachte de lichamelijke en seksuele integriteit van [slachtoffer 1] geschonden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel Justitiële Documentatie van 14 november 2017, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld;
- een reclasseringsadvies van 28 september 2017, opgemaakt door [naam 7] ,
reclasseringswerker van Reclassering Nederland;-
- het trajectconsult van het NIFP van 7 juli 2017, opgesteld door de psychiater J.M. Westenbroek.
Uit het reclasseringsadvies blijkt onder meer dat vanwege de ontkennende proceshouding van verdachte er geen verband kan worden gelegd tussen de persoon van verdachte, de omstandigheden en het delictgedrag. Naar aanleiding van het onderzoek zijn er wel meerdere
factoren aanwezig waarover de reclassering zich zorgen maakt en die een risicofactor vormen voor eventueel delictgedrag in de toekomst. Verder zijn de cognitieve vaardigheden beperkt ontwikkeld en zijn er geen beschermingsfactoren. Het probleeminzicht en probleemhanteringsvermogen lijken maar zeer beperkt ontwikkeld. Van professionele begeleiding, zoals verdachte tijdens zijn tienerjaren langdurig heeft gehad vanuit diverse instanties, is de laatste periode geen sprake meer geweest. Verdachte staat niet afwijzend tegenover hulpverlening, maar heeft geen hulpvragen. Het recidiverisico kan niet worden ingeschat. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag/gemiddeld. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden: meldplicht en gedragsinterventie COVA+.
Uit het trajectconsult van de psychiater blijkt dat verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan een pro justitia onderzoek waardoor er geen recente informatie voorhanden is omtrent zijn psychisch welbevinden.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er op basis van het voorgaande geen aanwijzingen zijn voor een verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte; verdachte is volledig toerekeningsvatbaar.
Gelet op de inhoud van het advies van de reclassering ziet de rechtbank geen reden om overeenkomstig artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toe te passen.
Gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten en rekening houdend met de persoon van verdachte, zoals die uit het reclasseringsadvies naar voren is gekomen, is oplegging van een vrijheidsstraf, waarvan een groot deel voorwaardelijk, met een lange proeftijd en met oplegging van de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden, passend en geboden. De rechtbank acht een forse stok achter de deur noodzakelijk om verdachte het strafbare van zijn handelen duidelijk te maken en om hem in de toekomst te weerhouden van het plegen van soortgelijke feiten.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden meldplicht en de gedragsinterventie COVA+ en met aftrek van de dagen die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank gelast géén dadelijke uitvoerbaarheid ten aanzien van de bijzondere voorwaarden aangezien de rechtbank daarvoor onvoldoende gronden aanwezig acht.