In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.F. Vermaat, en het college van burgemeester en wethouders van Deventer, vertegenwoordigd door D.M. Woltering, J. Horst en B.F. Teunis. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 19 mei 2017, waarin zijn aanvraag voor een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) werd afgewezen. Eiser ontving eerder zorg onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en had recht op een pgb van € 37.442,34, maar stelde dat dit bedrag onvoldoende was voor de benodigde zorg bij zijn zorgaanbieder MenTrainingSalland, die € 45.625,- kostte.
De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit in strijd was met de wet, omdat verweerder de hoogte van het pgb voor de periode tot en met 21 maart 2017 niet correct had vastgesteld. De rechtbank stelde vast dat de hoogte van het pgb voor deze periode moest worden bepaald op basis van de Regeling subsidies AWBZ. Voor de periode vanaf 22 maart 2017 tot en met 31 december 2017 oordeelde de rechtbank dat de gemeenteraad een nieuwe verordening moest vaststellen om de hoogte van het pgb te bepalen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.
Daarnaast werd een voorlopige voorziening getroffen, waarbij aan eiser een pgb van € 45.625,- op jaarbasis werd toegekend voor de periode van 22 maart 2017 tot en met 31 december 2017, totdat er een nieuw besluit op bezwaar was genomen. De rechtbank veroordeelde verweerder ook in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.