ECLI:NL:RBOVE:2017:4721

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
C/08/202225 / HA ZA 17-243
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van commissievergoeding in bemiddelingsovereenkomst in betaald voetbal

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] en de besloten vennootschap WORLD SOCCER CONSULT B.V. (WSC) over een vordering tot betaling van een commissievergoeding. [X] heeft als bemiddelaar opgetreden in de transfer van de professioneel voetballer [A] naar de Portugese club Clube Desportivo Nacional. Hij vorderde een bedrag van € 9.000,-, € 3.000,-, € 8.000,- en € 20.000,-, vermeerderd met rente, op basis van mondelinge afspraken met WSC over de commissie die hij zou ontvangen voor zijn bemiddelingswerkzaamheden. WSC verweerde zich door te stellen dat [X] in strijd heeft gehandeld met de artikelen 7:417 en 7:418 BW, die betrekking hebben op belangenverstrengeling en de mededelingsplicht. De rechtbank oordeelde dat niet is komen vast te staan dat [X] ongeoorloofd heeft 'gediend van twee heren' of dat er sprake was van een andere belangenverstrengeling. De rechtbank concludeerde dat [X] niet wanprestatie heeft gepleegd en dat zijn vorderingen tot betaling van de commissievergoedingen in beginsel toewijsbaar zijn. De rechtbank wees de vorderingen van WSC in reconventie af en veroordeelde WSC tot betaling van de gevorderde bedragen aan [X], vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd WSC veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/202225 / HA ZA 17-243
Vonnis van 20 december 2017
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J. Blakborn te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WORLD SOCCER CONSULT B.V.,
gevestigd te Zwolle,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.C. Branco Martins te Haarlem.
Partijen zullen hierna [X] en WSC genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 mei 2017, waarbij de kantonrechter de vordering in het incident heeft afgewezen en de hoofdzaak heeft verwezen naar de rolzitting van de kamer voor handelszaken van deze rechtbank;
  • de conclusie van repliek, tevens conclusie van antwoord in reconventie van [X] ;
  • de conclusie van dupliek, tevens conclusie van repliek in reconventie van WSC;
  • de conclusie van dupliek in reconventie van [X] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[X] en WSC zijn bemiddelaars in het internationale betaalde voetbal.
Zij treden op voor betaald voetbalclubs en/of spelers om overeenkomsten tussen hen tot stand te brengen. Voor de bemiddelingswerkzaamheden maken zij aanspraak op een vergoeding.
2.2.
WSC treedt op als bemiddelaar van de professioneel voetbalspeler [A] .
2.3.
Begin juli 2015 heeft [X] een voetbalclub, Clube Desportivo Nacional te Portugal (hierna: Nacional), met WSC in contact gebracht in verband met interesse in [A] .
2.4.
[X] speelde vervolgens een rol bij de onderhandelingen tussen Nacional en WSC. Bij die onderhandelingen was voorts de Portugese bemiddelaar [B] betrokken.
2.5.
Tussen [X] en WSC zijn mondeling afspraken gemaakt in het kader van de bemiddeling door [X] en zijn rol in de onderhandelingen voor WSC met Nacional.
2.6.
Op 6 juli 2015 is een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen tussen [A] en Nacional. In artikel 11 van de arbeidsovereenkomst is een “experimental period” (hierna: proefperiode) opgenomen van 30 dagen.
2.7.
Eveneens op 6 juli 2015 is een commissieovereenkomst tot stand gekomen tussen Nacional en WSC, onder meer inhoudende dat Nacional een vergoeding van € 100.000,- aan WSC zal betalen voor de verrichte bemiddelingswerkzaamheden. Daarbij is overeengekomen dat Nacional dat bedrag zal betalen in 3 termijnen, te weten € 30.000,- op 15 juli 2015, € 20.000,- op 30 augustus 2015 en € 50.000,- op 31 januari 2016.
2.8.
Tussen [X] en WSC zijn ook commissieafspraken gemaakt. WSC heeft hierover onder meer het volgende bij ongedateerd bericht aan [X] bevestigd:
Re: transfer [A] to C.D. Nacional Funchai
Herewith we would like to confirm our verbal agreement regarding the transfer as mentioned above:
a. [X] will receive an amount of € 20.000 on August 30th, 2015, being the second payment made by C.D. Nacional.
b. [X] will receive an amount of € 20.000 from the third payment made by C.D. Nacional on January 31st, 2016.
c. In case of a possible future transfer [X] will receive 10% of the nett-transferfee.
2.9.
Nacional heeft op 3 augustus 2015 aan WSC bericht dat zij de arbeidsovereenkomst met [A] in de proefperiode tussentijds heeft beëindigd en dat zij de nog openstaande commissievergoedingen niet zal betalen.
2.10.
WSC heeft een arbitrageprocedure jegens Nacional aanhangig gemaakt bij het Court of Arbitration for Sport (hierna: het CAS) te Zwitserland.
2.11.
Bij brief van 14 september 2016 heeft (de advocaat van) [X] WSC gesommeerd 40% van het reeds door WSC van Nacional ontvangen bedrag van € 22.500,-, derhalve € 9.000,-, te betalen aan [X] .
2.12.
In een transcriptie van een geluidsopname van de zitting bij het CAS op 9 september 2016 staat onder meer het volgende vermeld:
Mr. [X] :
“But I think, just my honest opinion sir, is that it’s common sense that when an agreement is not completely fulfilled or whatever that you also do not receive commission. I think this is common sense to any intermediary or agent […], that if in the middle of a contract, a player transfers or the contract is terminated unilaterally or mutually that you do not receive any commission afterwards.
2.13.
Op 6 december 2016 heeft het CAS een arbitraal vonnis gewezen in de procedure tussen WSC en Nacional. Het CAS heeft geoordeeld dat Nacional het (restant)bedrag van
€ 77.500,- aan WSC moet betalen, te vermeerderen met 5% rente vanaf de vervaldata zoals genoemd in de commissieovereenkomst over de drie vermelde (deels) onbetaald gelaten termijnen te weten 5% over € 7.500,- vanaf 9 november 2015, 5% over € 20.000,- vanaf 30 augustus 2015 en 5% over € 50.000,- vanaf 31 januari 2016. In het arbitraal vonnis is daarover onder meer het volgende vermeld:
Mr [X] , a witness who was called by the Respondent (de rechtbank begrijpt: Nacional), himself confirmed that the Claimant (de rechtbank begrijpt: WSC) had acted as an intermediary and had provided services in this connection. Furthermore, Mr. [X] did not recollect any discussion of the Claimant (de rechtbank begrijpt: WSC) not being paid for its services in the event that the Player did not complete the “experimental period”. In addition, (…), there is also no provision in the Transfer contract stating that payment is conditional upon completion of the experimental period. (…) The Transfer contract simply refers to payment being due in connection with the achievement of an agreement between the Player and the Respondent, and the important efforts and actions of the Claimant in procuring said agreement.

3.Het geschil

in conventie3.1. [X] vordert - na vermeerdering/wijziging van eis - samengevat en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
WSC te veroordelen tot betaling aan [X] van:
(1) een bedrag van € 9.000,- (40% van € 22.500,-) te vermeerderen met 5% rente daarover vanaf 8 juli 2015 tot de dag van volledige betaling;
(2) een bedrag van € 3.000,- (40% van € 7.500,-) te vermeerderen met 5% rente daarover vanaf 9 november 2015 tot de dag van volledige betaling;
(3) een bedrag van € 8.000,- (40% van € 20.000,-) te vermeerderen met 5% rente daarover vanaf 30 augustus 2015 tot de dag van volledige betaling;
(4) een bedrag van € 20.000,- (40% van € 50.000,-) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 januari 2016 tot de dag van volledige betaling;
met veroordeling van WSC in de kosten van het geding.
3.2.
WSC concludeert tot het afwijzen van de vorderingen van [X] met veroordeling van [X] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
WSC vordert samengevat
primair
(1) een verklaring voor recht dat [X] geen recht heeft op loon op grond van de artikelen 7:427 jo. 7:417 lid 3 en 7:418 lid 2 BW en zodoende de vordering van [X] geen stand kan houden;
subsidiair
(2) ontbinding van de overeenkomst tussen [X] en WSC en een verklaring voor recht dat [X] geen recht heeft op loon, dan wel de hoogte van het loon redelijkerwijs niet in stand kan houden en de afspraken omtrent het loon dus aangepast moeten worden op grond van de redelijkheid en billijkheid;
meest subsidiair
(3) een verklaring voor recht dat [X] geen recht heeft op betaling van de aan WSC toegewezen rentecomponent over het door Nacional te ontvangen bedrag.
en, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
te veroordelen in de kosten van het geding.

4.De beoordelingin conventie en in reconventie

4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
4.2.
[X] heeft aan zijn vorderingen de nakoming van de met WSC gemaakte commissieafspraken ten grondslag gelegd. Volgens [X] (sub 5 en 6 van de dagvaarding) is hij met WSC overeengekomen dat hij bij het tot stand brengen van de overeenkomst tussen Nacional en [A] een vergoeding van 40% van de door Nacional aan WSC te betalen vergoeding van € 100.000,- zou ontvangen, te weten € 20.000,00 op 30 augustus 2015 en
€ 20.000,00 op 31 januari 2016. Naar aanleiding van het door het CAS gewezen arbitrale vonnis in de procedure van WSC jegens Nacional vordert [X] nu betaling door WSC van 40% van de door Nacional aan WSC te betalen bedragen te vermeerderen met 5% rente vanaf de door WSC met Nacional overeengekomen betaaldata.
4.3.
WSC heeft als verweer naar voren gebracht dat [X] toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van de (mondelinge) bemiddelingsovereenkomst met WSC. Volgens WSC is er primair sprake van het handelen in strijd met de artikelen 7:417 (“dienen van twee heren”) en 7:418 BW (“belangenverstrengeling”) en subsidiair van het handelen in strijd met het belang van de opdrachtgever, dan wel het niet handelen als zorgvuldig opdrachtnemer. Dat leidt ertoe dat er geen loon verschuldigd is. Daarnaast wordt ontbinding gerechtvaardigd door de wanprestatie die [X] heeft geleverd, aldus WSC.
4.4.
Anders dan waar [X] kennelijk in zijn conclusie van repliek (sub 5 en verder) vanuit is gegaan heeft WSC niet betwist dat sprake was van een bemiddelingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:425 BW tussen [X] en WSC. Als onweersproken staat dat vast. Op deze bemiddelingsovereenkomst zijn de artikelen 7:417 en 7:418 BW krachtens artikel 7:427 BW van overeenkomstige toepassing.
Op grond van artikel 7:417 lid 1 BW mag een lastgever slechts tevens als lastgever van de wederpartij optreden, als de inhoud van de rechtshandeling zo nauwkeurig vaststaat dat strijd tussen de belangen van beide lastgevers is uitgesloten. Op grond van artikel 7:418 lid 1 BW is een lasthebber verplicht de lastgever in kennis te stellen van een direct of indirect belang dat hij bij de totstandkoming van de rechtshandeling heeft, tenzij de inhoud van de rechtshandeling zo nauwkeurig vaststaat dat strijd tussen beider belangen is uitgesloten. Het ongeoorloofd “dienen van twee heren” in de zin van artikel 7:417 lid 1 BW en het schenden van de mededelingsplicht met betrekking tot een belangenverstrengeling zoals bedoeld in artikel 7:418 lid 1 BW heeft tot gevolg dat de opdrachtnemer geen recht heeft op loon (artikel 4:417 lid 3 BW en 4:418 lid 2 BW).
4.5.
De kern van het (primaire) geschil spitst zich dus toe op de vraag of er door [X] sprake is geweest van het ongeoorloofd “dienen van twee heren”, respectievelijk of sprake is geweest van een andere belangenverstrengeling en het schenden van de mededelingsplicht door [X] in dat verband.
4.6.
Volgens WSC heeft [X] naast de belangen van WSC ook het belang van Nacional vertegenwoordigd. De onderlinge afspraken tussen partijen waren niet nauwkeurig vastgelegd. [X] had een meldingsplicht over zijn relatie met Nacional. [X] heeft een essentieel - voor Nacional gunstig - punt uit de arbeidsovereenkomst achtergehouden, te weten dat sprake was van een proefperiode. Dat er sprake was van een belangenverstrengeling blijkt volgens WSC ook uit het feit dat [X] in de procedure bij het CAS als getuige heeft opgetreden voor Nacional en blijkens het (in r.o. 2.13 weergegeven) transcript heeft getuigd tégen WSC. WSC heeft verder aangevoerd dat [X] en [B] WSC namens Nacional hebben benaderd en in de werkzaamheden richting WSC en Nacional een duo vormden. Dat blijkt volgens WSC onder meer uit hetgeen [X] daar zelf over heeft aangevoerd, namelijk dat [B] “vanuit de kant van Nacional rechtstreeks betrokken was bij de totstandkoming van de overeenkomst”. Verder heeft WSC ter onderbouwing van haar stelling verwezen naar de verklaring van [B] , waaruit volgt dat hij en [X] partners waren en dat hij een deel van het loon van [X] zou ontvangen.
4.7.
[X] heeft betwist voor een ander dan WSC te hebben opgetreden in deze transactie. Volgens [X] heeft hij geen enkele andere betaling van Nacional ontvangen dan de in deze transactie overeengekomen commissie van WSC. [X] heeft er blijkens de tekst van de uitspraak van het CAS (zoals weergegeven in r.o. 2.14) er juist voor gezorgd dat de door WSC gevorderde commissie door het CAS werd toegewezen aan WSC.
Volgens [X] toont de verklaring van [B] juist aan dat [B] aan de zijde van Nacional werkzaamheden heeft verricht, terwijl [X] aan zijn kant de werkzaamheden namens WSC verrichte. Het door [B] gebruikte woord “partner” moet niet gezien worden in die zin dat sprake is van een twee-eenheid, nu [X] zelfstandig heeft gehandeld. Er is bedoeld dat er een samenwerking plaatsvond tussen [X] aan de zijde van WSC en [B] aan de zijde van Nacional, aldus [X] .
4.8.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. De enkele omstandigheid dat [X] na de transactie als getuige van Nacional in de procedure bij het CAS heeft opgetreden en heeft verklaard zoals volgt uit hetgeen in r.o. 2.13 en 2.14 is weergegeven brengt niet zonder meer met zich dat sprake is geweest van het door [X] (tevens) optreden als bemiddelaar van Nacional danwel dat sprake is geweest van een belangenverstrengeling. Het optreden als getuige dient in zijn algemeenheid de waarheidsvinding.
[X] heeft bovendien onderbouwd dat hij voorafgaand aan de procedure WSC heeft aangeboden zijn contacten aan te wenden om Nacional te bewegen alsnog tot betaling aan WSC over te gaan. Als onbetwist staat vast dat WSC niet op dat aanbod is ingegaan.
4.9.
De omstandigheid dat [B] blijkens zijn verklaring loon zou ontvangen van [X] en [B] [X] zijn “partner” heeft genoemd kan evenmin de conclusie dragen dat [X] (tevens) heeft opgetreden als bemiddelaar van Nacional, dan wel dat sprake is geweest van een belangenverstrengeling. Immers, er kan sprake zijn geweest - zoals ook door [X] is betoogd - van een samenwerking waarbij [X] optrad namens WSC en [B] namens Nacional. Niet gesteld of gebleken is dat [X] betaling(en) van Nacional of van [B] (namens Nacional) voor deze transactie zou/heeft ontvangen. Het had - gelet op de betwisting door [X] - op de weg van WSC gelegen om haar stelling dat [X] voor een ander dan WSC heeft opgetreden nader met feiten en omstandigheden te onderbouwen. Nu WSC dat heeft nagelaten gaat de rechtbank hieraan als onvoldoende onderbouwd voorbij. Aldus is niet komen vast te staan dat sprake is geweest van het door [X] ongeoorloofd “dienen van twee heren” of een andere belangenverstrengeling en het schenden van de mededelingsplicht door [X] in dat verband.
4.10.
[X] heeft niet betwist dat hij WSC niet heeft gewezen op de in artikel 11 van de arbeidsovereenkomst van [A] opgenomen proefperiode. In dat verband moet beoordeeld worden of [X] tegenover zijn opdrachtgever WSC de zorg heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Daarbij zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang, waarbij de inhoud en omvang van de overeenkomst relevant is.
4.11.
Als onbetwist staat vast, dat de opdracht aan [X] tot bemiddeling inhield “help mee aan het tot stand komen van een transfer van [A] naar Nacional en assisteer in het onderhandelen van de arbeidsovereenkomst”. WSC heeft daarbij betoogd dat [X] de contacten met Nacional zou regelen, zijn kennis en expertise van de Portugese markt en arbeidsvoorwaarden inzet, zodat WSC de voorwaarden van de arbeidsovereenkomst die voor de speler het meest van belang zijn, zoals duur en vergoeding, kan uitonderhandelen. WSC heeft aan [X] doorgegeven wat er in het contract van [A] moest komen te staan. [X] zou deze aspecten opnemen met Nacional en zorgen dat deze in een overeenkomst zouden komen. [X] zou de minder van belang zijnde randvoorwaarden dan zelfstandig overeenkomen, aldus WSC. Naar het oordeel van de rechtbank heeft WSC in dat licht onvoldoende met feiten en omstandigheden onderbouwd op grond waarvan [X] , door het niet wijzen op de overeengekomen proefperiode, niet heeft gehandeld overeenkomstig de zorg die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Kennelijk - zo begrijpt de rechtbank uit de stellingen van WSC - is tussen partijen bij het aangaan van de bemiddelingsovereenkomst het al dan niet overeenkomen van een proefperiode als “van minder belang zijnde randvoorwaarde”, althans niet als “meest van belang zijnde voorwaarde” onderkend. [X] heeft bovendien aangevoerd dat de proefperiode overduidelijk in artikel 11 van de arbeidsovereenkomst is opgenomen en nimmer door WSC als vertegenwoordiger van [A] gemist had kunnen en mogen worden. WSC heeft erkend dat zij voorafgaand aan de “tekenceremonie” van de arbeidsovereenkomst van [A] en Nacional de voorwaarden die zij had ingebracht nog heeft gecontroleerd.
De omstandigheid dat WSC haar “controle” aldus heeft beperkt moet voor haar risico komen, mede ook nu de arbeidsovereenkomst (tekstueel) van beperkte omvang was.
4.12.
De rechtbank komt dus tot de slotsom dat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van wanprestatie van [X] . Dat betekent dat de vordering tot betaling van [X] van de overeengekomen commissievergoedingen in beginsel toewijsbaar zijn en dat de primaire en subsidiaire vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen.
4.13.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [X] onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan de gevorderde rente van 5% kan worden toegewezen. Weliswaar heeft [X] enerzijds gesteld dat met WSC is overeengekomen dat hij 40% van de te ontvangen commissie van Nacional zou ontvangen. Echter, niet gesteld of gebleken is dat daaronder ook de (eventueel door WSC van Nacional te ontvangen) rentevergoedingen zouden moeten worden begrepen. Evenmin is gesteld of gebleken dat er tussen [X] en WSC afspraken zijn gemaakt over het verschuldigd worden van 5% rente ingeval van betalingsverzuim in de verhouding van [X] en WSC. Nu [X] in zijn dagvaarding heeft gesteld dat in die verhouding sprake was van een betalingsafspraak, inhoudende dat [X] op 30 augustus 2015 € 20.000,- en op 31 januari 2016 € 20.000,- van WSC zou ontvangen en die stelling door WSC niet is betwist, zal de rechtbank vanaf de dag volgend op die dagen van uiterste betaling de wettelijke handelsrente over voormelde bedragen toewijzen, nu aan alle in artikel 6:119a BW neergelegde voorwaarden is voldaan. De rechtbank begrijpt de door WSC in reconventie meest subsidiaire vordering aldus dat wordt gevorderd te verklaren voor recht dat [X] geen recht heeft op betaling van de door het CAS aan WSC toegewezen rentecomponent over het door WSC van Nacional te ontvangen bedrag. Die vordering zal gelet op het voorgaande worden toegewezen.
4.14.
WSC zal als de meest in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [X] in conventie worden begroot op:
- dagvaarding € 94,08
- griffierecht 883,00
- salaris advocaat
1.788,00(2 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 2.765,08
4.15.
De kosten aan de zijde van [X] in reconventie worden begroot op:
- salaris advocaat
894,00(2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 894,00)
Totaal € 894,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt WSC om aan [X] te betalen een bedrag van € 20.000,00 (twintigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW met ingang van 31 augustus 2015 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt WSC om aan [X] te betalen een bedrag van € 20.000,00 (twintigduizend euro), vermeerderd met de wettelijk rente als bedoeld in art. 6:119a BW met ingang van 1 februari 2016 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt WSC in de proceskosten, aan de zijde van [X] tot op heden begroot op € 2.765,08,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de primaire en subsidiaire vorderingen af,
5.7.
verklaart voor recht dat [X] geen recht heeft op betaling van de (door het CAS) aan WSC toegewezen rentecomponent over het door WSC van Nacional te ontvangen bedrag.
5.8.
veroordeelt WSC in de proceskosten, aan de zijde van [X] tot op heden begroot op € 894,00,
5.9.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
in conventie en in reconventie
5.10.
veroordeelt WSC in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 205,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat WSC niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E.J. Goffin en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2017. [1]

Voetnoten

1.type: