Op 1 december 2017 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de beëindiging van het gezag van de moeder over de minderjarige [minderjarige], geboren op [2015] te [geboorteplaats], [land 1]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de beëindiging van het gezag van de moeder en de benoeming van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (hierna: de GI) tot voogd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder instabiel is, slecht bereikbaar en onbetrouwbaar in het geven van informatie over [minderjarige]. Er zijn grote zorgen over het functioneren van de moeder, die geen invulling geeft aan het ouderlijk gezag en niet meewerkt aan een omgangsregeling. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat belangrijke beslissingen voor [minderjarige] niet genomen kunnen worden, waaronder het aanvragen van verblijfsdocumenten.
De rechtbank heeft de bevindingen van de Raad onderschreven en geconcludeerd dat er voldoende gronden zijn voor gezagsbeëindiging op basis van artikel 1:266 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij verder opgroeit in het pleeggezin waar zij sinds 3 juni 2016 woont. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad tot gezagsbeëindiging van de moeder toegewezen en de GI benoemd tot voogd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat er snel duidelijkheid komt voor alle betrokkenen.