ECLI:NL:RBOVE:2017:4663

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 december 2017
Publicatiedatum
18 december 2017
Zaaknummer
08/029867-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit

Op 18 december 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een 40-jarige man uit Almelo veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren voor het telen en bewerken van hennep. De man had in een door hem gehuurde woning een hennepkwekerij met 225 hennepplanten opgezet, bestemd voor de handel. Daarnaast werd vastgesteld dat hij illegaal elektriciteit had afgetapt voor deze kwekerij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de feiten had gepleegd, zoals ten laste gelegd, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een taakstraf van 180 uren geëist, terwijl de verdediging pleitte voor 150 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd. De verdachte had verklaard dat hij door het kweken van hennep zijn schulden wilde afbetalen, maar de rechtbank rekende het hem aan dat hij de gevolgen van zijn handelen voor zijn omgeving negeerde. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op van € 1.226,36 aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de diefstal van elektriciteit. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij voor een deel niet-ontvankelijk in de vordering, omdat de schade onvoldoende was onderbouwd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/029867-17 (P)
Datum vonnis: 18 december 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 december 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. S. Arts, advocaat te Breda, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander of alleen, hennep heeft geteeld;
feit 2:samen met een ander of alleen, elektriciteit heeft gestolen door middel van braak of verbreking.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 januari 2016 tot en met
1 februari 2016, in de gmeeente Almelo
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een pand aan de [adres 2] )
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 255, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2015 tot en met 1 februari 2016,
in de gemeente Almelo,
meermalen, in elk geval eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid/hoeveelheden electriciteit, in
elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan de firma [naam 1] .,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
electriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

Het oordeel van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 december 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2. het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 7 maart 2016, pagina’s 4 tot en met 8;
3. het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] namens [naam 1] . van 3 maart 2016, met bijlage, pagina’s 53 tot en met 57.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 15 januari 2016 tot en met 1 februari 2016, in de gemeente Almelo,
opzettelijk heeft geteeld en bewerkt en verwerkt, in een pand aan de [adres 2] , 255 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 28 april 2015 tot en met 1 februari 2016, in de gemeente Almelo,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elektriciteit,
toebehorende aan de firma [naam 1] , waarbij verdachte die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet of niet naar behoren wordt uitgevoerd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een taakstraf voor de duur van 150 uren recht doet aan de aard en de ernst van de feiten.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft gedurende enkele weken in een door hem gehuurde woning een hennepkwekerij geëxploiteerd met 225 hennepplanten. Gelet op dit aantal moet de hennep bestemd zijn geweest voor de handel en daarmee voor verdere verspreiding. Van hennep is algemeen bekend dat het de gezondheid van de gebruikers kan schaden en dat het verslavend kan werken. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij door middel van het kweken van hennep zijn schulden wilde afbetalen. De verdachte heeft daarmee de gevolgen van zijn handelen kennelijk voor lief genomen en daarbij zijn eigen geldelijke gewin vooropgesteld. Dit rekent de rechtbank verdachte aan. Het wordt verdachte ook aangerekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het stelen van elektriciteit. De illegale aanpassingen die verdachte aan het stroomwerk heeft gemaakt leverden een (brand)gevaarlijke situatie op, niet alleen voor hemzelf, maar ook voor zijn gezin dat in de aangrenzende woning verbleef en voor de overige buurtbewoners. Dat verdachte aan dit gevaar voorbij is gegaan alsmede aan de financiële schade die door zijn toedoen bij het energiebedrijf [naam 1] is ontstaan, rekent de rechtbank hem ook aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 oktober 2017, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest.
Wat betreft de strafmodaliteit en de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, die tot uitdrukking komen in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een taakstraf voor de duur van 180 uren passend is. Indien de verdachte deze taakstraf niet naar behoren verricht, zal vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen worden toegepast.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 6.799,32, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de posten
energieverbruik, kosten vooronderzoek, onderzoek plaats delict en de behandelingskosten.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij niet in zijn geheel toe te wijzen. De raadsman vindt het bedrag ten aanzien van de behandelingskosten te hoog en verzoekt de rechtbank om dit bedrag tot € 250,-- te matigen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 2 tenlastegelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De onder de post energieverbruik en transportdiensten opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank is voorts van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat het overige deel van de vordering rechtstreekse schade van de benadeelde partij betreft. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.226.36, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d, 57 en 91 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[naam 1]van een bedrag van
€ 1.226,36, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2016;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam 1] voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- legt de
maatregelop dat veroordeelde verplicht is ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.226,36,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2016 ten behoeve van de benadeelde partij, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 22 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van Z. Demir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2017.
Mr. Schreurs is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.