ECLI:NL:RBOVE:2017:4646

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 november 2017
Publicatiedatum
15 december 2017
Zaaknummer
C/08/210474 / KG ZA 17-378
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over opheffing van beslag en herbegroting van vordering in zorgovereenkomst

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Rozenhof B.V. een kort geding aangespannen tegen [C] Thuiszorg, die als onderaannemer zorg heeft verleend. De Rozenhof vordert de opheffing van conservatoir beslag dat door [C] Thuiszorg is gelegd op haar bankrekeningen. De voorzieningenrechter heeft eerder op 13 november 2017 verlof verleend voor het leggen van beslag, maar nu is de vraag of dit beslag moet worden opgeheven. De Rozenhof stelt dat zij de betaling van facturen heeft opgeschort omdat zij twijfels heeft over de uitvoering van de zorg. De voorzieningenrechter oordeelt dat het beslag onder ING Bank niet kan worden opgeheven, omdat [C] Thuiszorg voldoende zekerheid heeft voor haar vordering. Echter, het beslag onder Menzis wordt opgeheven, omdat het onnodig is. De vordering van [C] Thuiszorg wordt herbegroot op € 25.000,00, en De Rozenhof moet zekerheid stellen voor dit bedrag om het beslag onder ING Bank op te heffen. De voorzieningenrechter wijst ook de vordering van De Rozenhof toe om [C] Thuiszorg te verbieden opnieuw beslag te leggen, met een dwangsom van € 5.000,00 per dag bij niet-naleving. [C] Thuiszorg wordt veroordeeld in de proceskosten van De Rozenhof, die op € 1.514,42 worden begroot, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis is uitgesproken op 30 november 2017.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer : C/08/210474 / KG ZA 17-378
Vonnis in kort geding van 30 november 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE ROZENHOF B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Oldenzaal,
eisende partij, hierna te noemen De Rozenhof,
advocaat: mr. H.G. Pomper te Zwolle,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [C] Thuiszorg,
advocaten: mr. E.A.A. van Andel en mr. J. van Schendel te Enschede.

1.De procedure

Eerder is in deze zaak een tussenvonnis (tevens eindvonnis ten aanzien van de reeds daarin genomen beslissingen) gewezen dat op 24 november 2017 is uitgesproken. Daarbij is overwogen dat bij (het onderhavige) eindvonnis de gronden waarop de beslissing in het tussenvonnis rust, zullen worden gegeven.

2.De feiten

2.1.
De Rozenhof is een zorginstelling. De Rozenhof levert zorg zoals omschreven in de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO).
2.2.
Gedaagde partij handelt onder de naam [C] Thuiszorg. [C] Thuiszorg was onderaannemer van De Rozenhof. Partijen hebben in dat verband voor 2017 twee overeenkomsten van opdracht gesloten.
2.3.
[C] Thuiszorg heeft voor de door haar in onderaanneming verleende zorg facturen verzonden aan De Rozenhof. De Rozenhof heeft een aantal facturen onbetaald gelaten.
2.4.
Op 13 november 2017 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank aan [C] Thuiszorg verlof verleend om ten laste van De Rozenhof éénmalig conservatoir beslag te doen leggen onder Menzis en repeterend beslag te doen leggen onder ING Bank, waarbij de vordering van [C] Thuiszorg is begroot op € 79.400,00 en met bepaling dat de eis in de hoofdzaak binnen 14 dagen na het eerst gelegde beslag dient te worden ingesteld. Op 15 november 2016 heeft [C] Thuiszorg ten laste van De Rozenhof conservatoir beslag laten leggen onder ING Bank en onder Menzis.
2.5.
De samenwerking tussen partijen is inmiddels beëindigd.

3.Het geschil

3.1.
De Rozenhof vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
1. de door [C] Thuiszorg ten laste van De Rozenhof gelegde beslagen opheft;
2. [C] Thuiszorg verbiedt om opnieuw beslag te leggen voor de onderhavige vorderingen;
Subsidiair
1. het beslag opheft, onder de verplichting van De Rozenhof om aan [C] Thuiszorg een bankgarantie te verstrekken ten bedrage van € 25.000,00 (althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag), conform het model van de NVB, met dien verstande dat in afwijking van de standaardtekst (die deze termijnen op respectievelijk drie maanden en een maand stelt) de bankgarantie mag bepalen dat de bankgarantie vervalt indien niet binnen veertien dagen na de dagtekening van de bankgarantie een vordering aanhangig is gemaakt, of een minnelijke regeling is getroffen, en daarvan binnen veertien dagen na het verstrijken van voornoemde termijn een mededeling en afschrift is ontvangen door de bank;
2. [C] Thuiszorg verbiedt om opnieuw beslag te leggen, een en ander op straffe van een dwangsom;
Primair en subsidiair
1. [C] Thuiszorg veroordeelt in de daadwerkelijke kosten van de onderhavige procedure en deze kosten vaststelt op € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
2. [C] Thuiszorg veroordeelt in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[C] Thuiszorg voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Krachtens artikel 705 lid 2 Rv dient een conservatoir beslag te worden opgeheven bij verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat De Rozenhof onweersproken heeft gesteld dat het saldo op de rekening bij ING Bank op het moment van het beslag ruim € 100.000,00 bedroeg. Op 13 november 2017 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank aan [C] Thuiszorg verlof verleend om ten laste van De Rozenhof beslag te doen leggen, waarbij de vordering van [C] Thuiszorg op De Rozenhof is begroot op € 79.400,00. Nu het door [C] Thuiszorg gelegde beslag op de rekening bij ING Bank doel heeft getroffen voor een bedrag van ruim € 100.000,00, is het belang van [C] Thuiszog bij zekerheid voor de door haar gepretendeerde vordering voldoende gewaarborgd. Het conservatoir beslag onder Menzis is dan ook voorshands onnodig gelegd en komt vexatoir voor. De voorzieningenrechter zal reeds gelet hierop het door [C] Thuiszorg op 15 november 2017 ten laste van De Rozenhof gelegde conservatoir derdenbeslag onder Menzis opheffen.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt vervolgens vast dat tussen partijen niet in geschil is dat [C] Thuiszorg in opdracht van De Rozenhof werkzaamheden heeft verricht en dat zij daarvoor facturen heeft gestuurd aan De Rozenhof. De Rozenhof stelt de betaling van de facturen te hebben opgeschort omdat zij eerst wil verifiëren of de gedeclareerde verrichtingen wel daadwerkelijk zijn uitgevoerd en ook zijn uitgevoerd door daartoe gekwalificeerde personen. [C] Thuiszorg weigert echter volgens De Rozenhof controle te laten plaatsvinden. Zonder controle is en blijft onduidelijk welk deel van de declaraties juist is, aldus De Rozenhof.
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan op basis van hetgeen De Rozenhof omtrent het door [C] Thuiszorg gestelde vorderingsrecht naar voren heeft gebracht vooralsnog worden geoordeeld dat [C] Thuiszorg enige vordering op De Rozenhof heeft. De Rozenhof betwist enkel een deel van de facturen maar kan -naar eigen zeggen- zonder controle niet vaststellen welke bedragen van de facturen terecht zijn. Er kan dus niet worden gezegd dat summierlijk van de ondeugdelijkheid van de gehele vordering of het onnodige van het beslag is gebleken, zodat het beslag onder ING Bank niet op die grond kan worden opgeheven.
4.5.
Ook een belangenafweging leidt er niet toe dat het beslag onder ING Bank dient te worden opgeheven. Tegenover het belang van De Rozenhof om aan haar lopende financiële verplichtingen te kunnen voldoen, staat het belang van [C] Thuiszorg bij zekerheid van verhaal bij een eventueel toewijzend vonnis in de bodemprocedure. Het belang van De Rozenhof op dit punt prevaleert niet boven het belang van [C] Thuiszorg. Hierbij heeft de voorzieningenrechter in aanmerking genomen dat De Rozenhof haar belang op geen enkele wijze heeft onderbouwd en het ten laste van De Rozenhof gelegde beslag onder Menzis bij dit vonnis zal worden opgeheven.
4.6.
Wel ziet de voorzieningenrechter aanleiding de vordering waarvoor beslag is gelegd te herbegroten. Hierbij heeft de voorzieningenrechter in aanmerking genomen dat het evident is dat een opdrachtgever -los van de vraag of partijen dat zijn overeengekomen- mag verifiëren of de door de opdrachtnemer gedeclareerde verrichtingen wel daadwerkelijk zijn uitgevoerd en ook zijn uitgevoerd door daartoe gekwalificeerde personen. De voorzieningenrechter acht het voldoende aannemelijk dat [C] Thuiszorg De Rozenhof daartoe onvoldoende in staat heeft gesteld. Eerst de dag voor de zitting heeft De Rozenhof een aantal urenbriefjes van [C] Thuiszorg ontvangen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft De Rozenhof aan de hand van deze briefjes voldoende aanknopingspunten naar voren gebracht om aan te nemen dat het bedrag waarop de vordering is begroot dient te worden bijgesteld. Op grond van een belangenafweging ziet de voorzieningenrechter hierin aanleiding de vordering waarvoor beslag is gelegd te herbegroten op een bedrag van € 25.000,00.
4.7.
Het ten laste van De Rozenhof beslag onder ING Bank zal kunnen worden opgeheven indien De Rozenhof voor voornoemd bedrag genoegzaam zekerheid biedt. De Rozenhof heeft aangeboden om voor dit bedrag zekerheid te stellen. De voorzieningenrechter zal wat betreft het beslag onder ING Bank dan ook de subsidiaire vordering van De Rozenhof toewijzen. De voorzieningenrechter zal hierbij bepalen dat de bankgarantie mag bepalen dat de bankgarantie vervalt indien niet uiterlijk 6 december 2017 een vordering aanhangig is gemaakt, of een minnelijke regeling is getroffen, en daarvan binnen veertien dagen na het verstrijken van voornoemde termijn een mededeling en afschrift is ontvangen door de bank. De voorzieningenrechter heeft voor deze datum gekozen nu bij dit vonnis de termijn waarbinnen de hoofdzaak aanhangig moet zijn gemaakt, zal worden verlengd tot uiterlijk 6 december 2017.
4.8.
Gelet op het vorenstaande zal de voorzieningenrechter de vordering van De Rozenhofom [C] Thuiszorg te verbieden om opnieuw beslag te leggen voor de onderhavige vorderingen worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden bepaald op een bedrag van € 5.000,00 per dag of gedeelte van en dag dat [C] Thuiszorg hieraan niet voldoet met een maximum van € 100.000,00.
4.9.
[C] Thuiszorg zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De voorzieningenrechter zal hierbij het liquidatietarief hanteren, nu De Rozenhof onvoldoende heeft gesteld om de werkelijk gemaakte proceskosten toe te kunnen wijzen. De kosten aan de zijde van De Rozenhof worden begroot op:
-griffierecht € 618,00
-kosten dagvaarding 80,42
-salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.514,42
4.10.
Ten slotte zullen de gevorderde nakosten worden toegewezen. De wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zal worden toegewezen met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [C] Thuiszorg in de proceskosten, aan de zijde van De Rozenhof tot op heden begroot op € 1.514,42, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [C] Thuiszorg in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [C] Thuiszorg niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van de 15e dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.3.
verklaart deze kostenveroordelingen tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Verhoeven en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2017.