In deze zaak, die op 13 december 2017 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, vorderde eiser, die naast gedaagde woont, dat gedaagde binnen tien dagen na betekening van het vonnis zou zorgen dat het geluid van de windgongen in zijn tuin niet meer hoorbaar zou zijn op het perceel van eiser. Eiser stelde dat de windgongen, die in de tuin van gedaagde hingen, voor aanhoudende geluidsoverlast zorgden, wat volgens hem onrechtmatige hinder opleverde in de zin van artikel 5:37 BW. Gedaagde verweerde zich door te stellen dat hij recht had op het houden van de windgongen en dat eiser geen recht had op een geluidsvrije omgeving. De rechter heeft de situatie ter plaatse bekeken en vastgesteld dat de windgongen geluid produceerden op verschillende toonhoogtes, wat leidde tot een aanzienlijke geluidsoverlast voor eiser. De rechter oordeelde dat de hinder onrechtmatig was, gezien de aard, ernst en duur van de hinder, en dat gedaagde verplicht moest worden om de windgongen te verwijderen, met uitzondering van twee die hij mocht behouden. Tevens werd gedaagde veroordeeld tot het betalen van een dwangsom voor iedere dag dat hij niet aan de veroordeling voldeed, en werd hij in de proceskosten veroordeeld.