ECLI:NL:RBOVE:2017:4552

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 december 2017
Publicatiedatum
8 december 2017
Zaaknummer
08/730204-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige automobilist voor bedreiging van een motoragent en rijden zonder rijbewijs

Op 8 december 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 19-jarige automobilist uit Enschede. De verdachte werd beschuldigd van het bedreigen van een motoragent en het rijden zonder rijbewijs. Tijdens een achtervolging door de politie, waarbij de verdachte niet reageerde op stoptekens en sirenes, stuurde hij abrupt naar links, waardoor de motoragent moest uitwijken om een aanrijding te voorkomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling, maar sprak hem vrij van de poging tot zware mishandeling. De verdachte kreeg een taakstraf van 100 uur en een rijontzegging van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd hem een boete van 340 euro opgelegd voor het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn spijtbetuiging, maar benadrukte de ernst van zijn gedrag en het gevaar dat hij veroorzaakte op de weg.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730204-17 (P)
Datum vonnis: 8 december 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 augustus 2017 en 24 november 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M. Vloedbeld en van hetgeen door verdachte en diens raadsman mr. P.A. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging op 24 november 2017, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:geprobeerd heeft om een op een motorfiets rijdende politieagent, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door de door hem bestuurde auto plotseling naar links te sturen, of
feit 1 subsidiair:gedreigd heeft om een op een motorfiets rijdende politieagent, om het leven te brengen of zwaar te mishandelen door de door hem bestuurde auto plotseling naar links te sturen, of
feit 1 meer subsidiair:de door hem bestuurde auto naar links stuurde waardoor een op een motorfiets rijdende politieagent, moest remmen en/of naar links moest uitwijken;
feit 2:zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs een auto heeft bestuurd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2016 te Enschede
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland,
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
doordat hij, verdachte, met dat opzet, terwijl voornoemde [slachtoffer] zich op
een ander motorrijtuig (motorfiets, dienstvoertuig dat optische- en
geluidssignalen voerde) links naast, dan wel dicht links achter dat door hem,
verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) bevond, (abrupt) naar links
heeft gestuurd en/of naar links is gegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 12 oktober 2016 te Enschede
[slachtoffer] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland, heeft bedreigd
met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft/is verdachte opzettelijk dreigend terwijl voornoemde [slachtoffer]
zich op een ander motorrijtuig (motorfiets, dienstvoertuig dat optische- en
geluidssignalen voerde) links naast, dan wel dicht links achter dat door hem,
verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) bevond, (abrupt) naar links
gestuurd en/of naar links gegaan;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 12 oktober 2016 te Enschede, in de gemeente Enschede, als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee heeft gereden over
de weg, het Stroink en gekomen ter hoogte van de kruising van deze weg en de
weg, de Knalhutteweg,
terwij1 zich een ander motorrijtuig (motorfiets, dienstvoertuig dat optische-
en geluidssignalen voerde) links naast, dan wel dicht links achter dat door
hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) bevond, (abrupt) naar
links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan, waardoor de bestuurder van
dat andere motorrijtuig (motorfiets, dienstvoertuig dat optische- en
geluidssignalen voerde) heeft moeten remmen en/of naar links heeft moeten
uitwijken om een aanrijding met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig
(personenauto) te voorkomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 12 oktober 2016 te Enschede als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op (onder meer) de weg, het Stroink
en/of de Knalhutteweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit,
als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs
was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig
behoorde.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

Feit 1
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de door hem bestuurde auto abrupt naar links stuurde, terwijl op dat moment de motoragent brigadier [slachtoffer] , die op zijn motor de sirene en het zwaailicht aan had, dicht links naast hem reed. Dat volgt immers uit de ambtsedige processen-verbaal van brigadier [slachtoffer] en van zijn collega [verbalisant 1] . Laatstgenoemde reed op dat moment met zijn motor – die eveneens optische- en geluidssignalen voerde – achter de auto van verdachte. Door deze manoeuvre heeft verdachte gedreigd om agent [slachtoffer] wat aan te doen. Aangezien niet met zekerheid kan worden bepaald dat de motoragent daarbij het leven zou laten, is er sprake van bedreiging met zware mishandeling. Daaruit volgt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde, zodat hij van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman heeft motoragent [slachtoffer] aanzienlijk geaccelereerd toen hij verdachte inhaalde en was verdachte daar niet op bedacht. Door de stress, onder meer veroorzaakt door de sirenes van de motoragenten, was er sprake van “kijken zonder te zien” en drong het niet tot hem door dat de motoragenten hem tot stoppen wilden dwingen. Verdachte is gaan meesturen toen de motoragent naar links reed. Er was dus geen sprake van een opzettelijk inrijden op een motoragent. Daarbij reed verdachte langzaam, namelijk zo’n 35 km per uur. Hij wilde slechts de auto zonder brokken bij zijn moeder inleveren. Het heeft er alle schijn van dat de agent uit angstgevoelens de situatie verkeerd geïnterpreteerd heeft. Daarom dient verdachte te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Hoogstens is er sprake van het in gevaar brengen van het verkeer, zijnde het meer subsidiair tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit de ambtsedige processen-verbaal van brigadier [slachtoffer] en van hoofdagent [verbalisant 1] blijkt dat verdachte met de door hem bestuurde auto van zijn moeder slingerend door Enschede reed. Daarop gaf motoragent [verbalisant 1] hem een stopteken en, toen verdachte niet reageerde, seinde [verbalisant 1] met zijn politiemotor met groot licht, claxonneerde hij en zette hij zowel de zwaailichten als de sirene aan, om verdachte tot stoppen te dwingen. Verdachte reed echter door, waarna [verbalisant 1] de meldkamer liet weten dat verdachte niet wilde stoppen. Vervolgens voegde zich motoragent [slachtoffer] op zijn politiemotor bij de achtervolging op de auto van verdachte, terwijl zijn motor eveneens de zwaailichten en de sirene voerde. Ook ontstaken beide motoragenten het “Stop Politie”-teken aan de voorzijde van de motor. [slachtoffer] reed op een gegeven moment links van de auto van verdachte, waarna verdachte zijn auto abrupt naar links stuurde, waardoor [slachtoffer] naar links moest uitwijken om een aanrijding te voorkomen.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de eensluidende (ambtsedige) verklaringen van de beide motoragenten, inhoudende dat er sprake was van een abrupte stuurbeweging naar links. Dat verdachte daarbij de opzet had om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen acht de rechtbank niet bewezen, zodat verdachte wordt vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Dat verdachte, met name gelet op de geringe snelheid waarmee hij reed, [slachtoffer] had kunnen doden acht de rechtbank evenmin aannemelijk. Wel is het waarschijnlijk dat [slachtoffer] , indien hij niet de tegenwoordigheid van geest had gehad om eveneens naar links te sturen op het moment dat verdachte de door hem bestuurde auto abrupt naar links stuurde, van de motor had kunnen vallen en daarbij zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen. Daarmee is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde.
Feit 2
De officier van justitie heeft ter terechtzitting verklaard dat aan verdachte voor dit feit een strafbeschikking is opgelegd ten bedrage van € 340,--. Verdachte heeft tegen deze strafbeschikking verzet aangetekend en dat verzet zal in januari 2018 door de kantonrechter behandeld worden. De officier van justitie heeft verklaard dat zij de strafbeschikking zal intrekken als de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde meeneemt in de beoordeling.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het aangewezen een inhoudelijk oordeel te geven over dit feit.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde. Nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 november 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Wetboek van Strafvordering;
het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 13 oktober 2016 (blz. 6);
het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [slachtoffer] d.d. 12 oktober 2017 (blz. 15 en 16).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1 subsidiair:
op 12 oktober 2016 te Enschede [slachtoffer] , brigadier van politie Eenheid Oost- Nederland, heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend terwijl voornoemde [slachtoffer] zich op een ander motorrijtuig (motorfiets, dienstvoertuig dat optische- en geluidssignalen voerde) links naast dat door hem,
verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) bevond, abrupt naar links gestuurd;
2.
hij op 12 oktober 2016 te Enschede als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op onder meer de weg, het Stroink en de Knalhutteweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig
behoorde.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 177 Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair
het misdrijf:
bedreiging met zware mishandeling;
feit 2
de overtreding:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, eventueel te vervangen door 75 dagen hechtenis, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd 2 jaar, met aftrek van één dag in verzekeringstelling, en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden. Wat de overtreding van het rijden zonder rijbewijs betreft eist de officier van justitie een geldboete van € 340,--, eventueel te vervangen door 6 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman is er sprake van een draconische eis die ver boven de richtlijnen uitstijgt; volstaan kan worden met een – forse – voorwaardelijke rijontzegging. Verdachte is immers eerlijk geweest en heeft toegegeven dat hij vaker heeft gereden zonder in het bezit van een rijbewijs te zijn. Verdachte is bereid om eventueel een taakstraf te verrichten.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de gevorderde geldboete voor de onder 2 genoemde overtreding.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte is, terwijl hij geen rijbewijs heeft, zonder toestemming van zijn moeder in haar auto gestapt en is daarmee door het centrum van Enschede gaan rijden. Hij viel op omdat hij kennelijk niet in staat was om die auto behoorlijk te besturen, waardoor hij over de weg slingerde. Toen motoragenten verdachte wilden aanhouden en hem het bord ‘Stop Politie’ toonden, en de agenten hem zowel claxonnerend en seinend met groot licht als door de zwaailichten en de sirene aan te zetten tot stoppen wilden dwingen, bleef hij onverstoorbaar doorrijden. Toen daarop een motoragent links naast verdachte ging rijden, stuurde hij de auto naar links waardoor er een uiterst gevaarlijke verkeerssituatie ontstond. Het is niet de verdienste van verdachte, maar uitsluitend dankzij de alerte reactie van de motoragent, dat er geen ernstig ongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft door zijn handelwijze getoond geen enkel respect voor de politie te hebben.
Anderzijds heeft verdachte ter terechtzitting zijn spijt betuigd richting de motoragenten, is verdachte jong en is hij van plan om in februari 2018 opnieuw met zijn ROC-studie te beginnen.
Alles overwegende acht de rechtbank met betrekking tot feit 1 subsidiair een taakstraf van 100 uren, eventueel te vervangen door 50 dagen hechtenis, met aftrek van de inverzekeringstelling, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden. Voor de overtreding (feit 2) zal de rechtbank conform de eis een geldboete van € 340,-- opleggen, eventueel te vervangen door 6 dagen hechtenis.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d, 23, 24, 24c, 27, 92 en 91 Sr alsmede de artikelen 107, 178 en 179 Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling;
feit 2 de overtreding: overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde;
straf
met betrekking tot feit 1 subsidiair:
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
-
ontzegtveroordeelde de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de tijd
van
6 (zes) maanden,waarvan
3 (drie) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd
van 2 (twee) jaren;
met betrekking tot feit 2:
- veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 340,-- (driehonderdveertig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
6 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Skerka, voorzitter, mr. H. Stam en mr. K.J. Haarhuis, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit een dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente, met registratienummer PL0600-2016504471. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 subsidiair:
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer] d.d. 12 oktober 2016
(blz. 15 en 16), zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van verbalisant:
Ik, verbalisant, was hedenmiddag, woensdag 11 oktober 2016, omstreeks 15.50 uur,
belast met handhaving voor het gebied Enschede. Ik was daartoe gekleed in opvallend
motoruniform en rijdend op een opvallende dienst motorfiets.
Omstreeks 15.50 uur, reed ik op de Mooienhof te Enschede, in de richting van de
Kuipersdijk. Kort daarvoor hoorde ik via de mobilofoon, de communicatie tussen het
Operationeel Centrum (OC) van de politie Twente en een collega motorrijder, zijnde
[verbalisant 1] , hoofdagent van de politie Oost-Nederland, afdeling Noord. Ik
hoorde dat deze collega het OC vroeg een kenteken, [kenteken] , na te trekken en hij
voornemens was de bestuurder van dit voertuig staande te houden. Ik hoorde dat het OC
hierop antwoordde dat het een grijze Renault Twingo zou betreffen. Ik hoorde dat
collega [verbalisant 1] hierop zei dat dit niet overeen kwam met het voor hem rijdende
voertuig. Ik hoorde dat het OC aangaf het kenteken nogmaals na te trekken.
Korte tijd later, hoorde ik dat het OC aan collega [verbalisant 1] doorgaf dat het een
rode Renault Clio zou betreffen die thuis hoorde aan de [woonplaats] .
Ik hoorde dat collega [verbalisant 1] zei dat dit klopte en inmiddels op de Kuipersdijk
reed, nabij het Aquadrome.
Toen ik vorenstaande meehoorde, reed ik linksaf de Kuipersdijk op in de wetenschap
dat mijn collega alleen was en ik hem eventueel kon assisteren. Ik reed derhalve in de
richting van het Aquadrome. Ik hoorde dat collega [verbalisant 1] aan het OC doorgaf
dat hij inmiddels rijdend op de J.J. Van Deinselaan, het voor hem rijdende voertuig
een duidelijk stopteken had gegeven, hij ook kon zien dat de bestuurder meermaals in
zijn spiegel had gekeken, maar desondanks geen gevolg gaf aan zijn stopteken.
Ik hoorde dat hij tevens doorgaf dat de bestuurder reed met een rustig tempo, niet
zijn snelheid verhoogde en zijn weg vervolgde in de richting van de Brinkstraat.
Ik vervolgde mijn weg in de richting van het Aquadrome teneinde mijn collega te
kunnen assisteren bij de staandehouding van voormelde Renault Clio.
Onderwijl volgde ik nauwlettend de communicatie tussen mijn collega en het OC. Ik
hoorde dat mijn collega doorgaf dat de bestuurder rechtsaf de Brinkstraat opreed, in
de richting van de Zuid Esmarkerrondweg. Ik hoorde dat het OC een hondengeleider,
rijdend op de Buurserstraat te Enschede, aanstuurde richting de Zuid Esmarkerrondweg.
Ikzelf reed op dat moment op de Knalhutteweg, zijnde het verlengde van de
Kuipersdijk, ter hoogte van de Vlierstraat. Ik hoorde dat het OC mij middels
mobilofoon aanriep en zag dat ik vlak bij de Zuid Esmarkerrondweg reed en ook mij
vroeg in de richting van de collega te rijden. Ik hoorde dat collega [verbalisant 1]
doorgaf dat de bestuurder op de kruising met de Zuid Esmarkerrondweg rechtsaf was
gereden, in de richting van Het Stroink en de Knalhutteweg. Ik besefte dat zij in
mijn richting, tegemoet komend waren.
Toen ik op de rotonde, gelegen op de kruising van de Knalhutteweg en de Zuid
Esmarkerrondweg reed, keek ik de Zuid Esmarkerrondweg in. Ik zag dat mij op dat
moment geen verkeer tegemoet kwam. Ik reed de Zuid Esmarkerrondweg in, mijn collega
en de betreffende bestuurder tegemoet.
Toen ik de kruising met Het Stroink naderde, zag ik dat mij een rode Renault Clio
tegemoet kwam en ik zag dat mijn collega, met opvallende dienstmotor, daarachter
reed. Ik zag dat aan de voorzijde van de dienstmotor van mijn collega het
rood-transparant aan stond en hij blauwe verlichting voerde. Op dat moment zette ik de
blauwe verlichting op mijn dienstmotor aan, teneinde zeker te zijn dat de bestuurder mij zou zien en in de hoop dat hij zijn voertuig tot stilstand zou brengen. Ik zag dat, vlak voor mij, de bestuurder van de Renault Clio, linksaf, voor mij langs, het Stroink opreed. Ik volgde deze auto, en reed naast mijn collega [verbalisant 1] . Ik zette toen, naast mijn blauwe verlichting, ook het stop-transparant aan de voorzijde van mijn dienstmotor aan. Ik zag dat de bestuurder van de rode Renault Clio, nog altijd geen gevolg gaf aan onze tekens te stoppen. Ik zag dat hij, met een geschatte snelheid van 30 a 40 km/u, zijn weg vervolgde in de richting van de Knalhutteweg.
Zowel ik, als mijn collega, zetten op dat moment ook onze sirene aan. Ik deed dit met
de bedoeling het overige verkeer te waarschuwen voor een bijzondere situatie, en tevens de aandacht van de bestuurder van de Rode Renault Clio te trekken en zeker te weten dat hij ons zou horen en zien.
Ik reed aan de linker achterzijde van de voor mij rijdende rode Renault Clio en gezien de relatief lage snelheid maakte ik duidelijk en meermaals een stuurbeweging naar links, en naderde deze auto, om de reactie van de bestuurder te peilen om te kunnen inschatten op hij mij een inhaal manoeuvre zou toestaan. Ik zag dat de bestuurder hierop op geen enkele wijze reageerde.
Desondanks, durfde ik een inhaal manoeuvre niet door te zetten in het besef dat een
abrupte stuurbeweging van de bestuurder zou resulteren in een aanrijding waarbij ik
hoogst waarschijnlijk ten val zou komen.
Vlak voor de kruising met de Knalhutteweg, zag ik dat de rijbaan veel breder werd en
een hoge middengeleider de rijbaan in tweeën deelde. Ik zag dat ik de voor mij rijdende Renault Clio daar, links van de middengeleider, zou kunnen passeren en deze mij dan niet zou kunnen aanrijden. Ik haalde op dat moment de rode Renault Clio, links langs de middengeleider in. Ik zag dat ik de rode Renault Clio ruimschoots gepasseerd was en de afstand, mede gezien diens lage snelheid, ruim voldoende was om deze auto middels een normale remming tot stilstand te kunnen brengen. Ik reed, via de verlaging in de midden geleider, bestemd voor overstekende fietsers en voetgangers, terug naar de rechter helft van de rijbaan. Ik keek hierbij de bestuurder van de rode Renault Clio recht aan. Ik voerde hierbij nog altijd mijn optische en geluidsignalen.
Ik zag dat de bestuurder, die geheel rechts van de rijbaan reed, een abrupte stuurbeweging maakte en hij met zijn auto in mijn richting kwam. Ik remde onmiddellijk en stuurde sterk naar links waardoor ik een aanrijding tussen mij en de betreffende auto ternauwernood kon voorkomen. Terwijl ik naar links wegreed, zag ik dat de betreffende auto mij rechts, rakelings passeerde. Ondanks dat ik er rekening mee hield dat deze bestuurder niet voor mij zou stoppen en ik hem omzichtig had genaderd en getracht de vrije doorgang te beletten, schrok ik van zijn abrupte stuurbeweging in mijn richting en vreesde dat hij mij zou aanrijden. Ik voelde mij hierdoor zeer bedreigd en vreesde voor mijn welzijn en leven. Ik schrok hier mede erg van omdat op 14 juni 2016, er bij een staandehouding door collega's ook een voertuig op mij is ingereden op een wijze waarbij ik daadwerkelijk vreesde voor mijn leven.
Ik sloot achter de betreffende auto aan, naast mijn collega die nog steeds achter het
voertuig reed. Wij volgden deze auto die met nog altijd relatief lage snelheid zijn
weg, rechtdoor over de kruising, vervolgde op Het Stroink. Ik durfde het
niet aan het voertuig nogmaals te passeren aangezien ik bang was dat de bestuurder
mij dan van mijn motor zou rijden. Dit mede omdat ik, gezien het oogcontact en de
daarop volgende abrupte stuurbeweging, er van overtuigd ben dat hij dit opzettelijk
had gedaan.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 12 oktober 2016 (blz. 18), zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van verbalisant:
Op woensdag 12 oktober 2016, omstreeks 15:53 uur bevond ik mij als politie motorrijder en als zodanig gekleed en herkenbaar bij de kruising Beltstraat met Boulevard 1945 te Enschede, gemeente Enschede. Ik zag van links een rode Renault Clio voorzien van kenteken [kenteken] naderen met een kennelijk veel te hoge snelheid. Het betreft hier een zogenaamde chicane en ik zag dat genoemd voertuig naar rechts uitbraken begon te slingeren in mijn richting. Ik schrok hier enorm van omdat ik de overtuiging had dat als deze bestuurder zijn uitbrekende en slingerende auto niet onder controle kon houden hij in mijn richting was gereden en mij daar kennelijk omver had gereden. Ik ben van mening dat hij het mogelijkheids-bewustzijn kon hebben dat hij door zijn zeer gevaarlijke rijgedrag mij hierdoor zeer zeker ernstig had kunnen verwonden cq dodelijk had kunnen raken met die snelheid. Ik zag dat de bestuurder moeite had zijn voertuig naar links te sturen en zijn weg richting Kuipersdijk te vervolgen. Ik zag tevens dat de bestuurder geen autogordel droeg. Ik
vroeg direct het kenteken na bij onze meldkamer zodat ik de bestuurder staande kon
houden. Ik hoorde eerst de gegevens van een verkeerde auto en riep nogmaals het
kenteken alwaar ik achteraan reed. Op de JJ van Deinselaan thv zwembad Aquadrome
hoorde ik de juiste gegevens over het voertuig.
Ik riep tegen de meldkamer dat ik een stopteken gaf thv Diekman. Ik zag dat verdachte
totaal niet reageerde ondanks dat ik zag dat hij telkens in de achteruitkijkspiegel
keek. Ik heb diverse keren geseind met groot licht, geclaxonneerd, zwaailichten
aangezet, sirene aangezet maar ik zag dat verdachte gewoon door bleef rijden. Ik heb
dit direct doorgegeven aan de meldkamer. Ik zag dat wij via Zuid Esmarkerrondweg
richting WC Stroinkslanden reden alwaar ik hoorde dat hondengeleider [verbalisant 2] en
motorrijder [slachtoffer] vlak bij mij waren. Ik zag thv kruising Stroink dat [slachtoffer]
ons tegemoet kwam. Ik zag dat verdachte abrupt naar links stuurde het Stroink op
terwijl het leek alsof hij rechtdoor richting Wesselerbrink zou rijden. Wij reden met
twee opvallende politiemotoren met "Stop Politie" aan de voorzijde ontstoken en
zwaailichten in werking gesteld achter verdachte aan. Ik zag thv de Knalhutteweg dat
er twee vluchtheuvels waren en dat [slachtoffer] , met de vluchtheuvels tussen hem en
verdachte in, links naast verdachte ging rijden. Ik zag bij het einde van de laatste
vluchtheuvel dat verdachte kennelijk opzettelijk krachtig/hard naar links stuurde
kennelijk om [slachtoffer] opzettelijk van de motor af te rijden. Ik zag dat [slachtoffer]
krachtig moest remmen en uit moest wijken naar links om niet aangereden te worden
door verdachte.
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 november 2017, voor zover inhoudende de,
zakelijk weergegeven, verklaring van verdachte:
Op 12 oktober 2016 ben ik in de auto van mijn moeder, een Renault Clio, gaan rijden, hoewel ik daarvoor geen toestemming had. Ik heb namelijk geen rijbewijs. Ik reed toen over het Stroink en de Knalhutteweg in Enschede. Het kan zijn dat ik slingerend reed. Ik had geen gordel om. Daar zag ik op een zeker moment twee motoragenten rijden en ik hoorde een sirene en zag dat zij het zwaailicht aan hadden en claxonneerden. Zij wilden dat ik de auto zou stoppen, maar ik raakte in paniek en reed door. Ik wilde de auto zo snel mogelijk naar mijn moeder brengen. Ik zag een motoragent links voor mij rijden. Ik begrijp wel dat de motoragent angstig was.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit een dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente, met registratienummer PL0600-2016504471. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.