ECLI:NL:RBOVE:2017:4521

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 november 2017
Publicatiedatum
5 december 2017
Zaaknummer
08/963517-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugshandel en wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 30 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 51-jarige man uit Utrecht, die werd verdacht van het bezit van wapens en een aanzienlijke hoeveelheid drugs, waaronder 5,5 kilo cocaïne, 118 kilo amfetamine, 131 kilo hasj en 7 kilo hennep. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van openbare terechtzittingen op 30 mei 2017 en 16 november 2017. De officier van justitie, mr. drs. M.R.A. van IJzendoorn, had gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A. Foppen, pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting is de tenlastelegging besproken, die onder andere de uitvoer van drugs en het voorhanden hebben van vuurwapens omvatte. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de ten laste gelegde feiten. Zowel de officier van justitie als de verdediging waren van mening dat de verdachte vrijgesproken diende te worden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij de feiten had gepleegd en heeft hem vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. R.M. van Vuure, en de rechters mr. G.H. Meijer en mr. V.P.K. van Rosmalen, in aanwezigheid van griffier mr. H.R. Lageveen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963517-17 (P)
Datum vonnis: 30 november 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 30 mei 2017 en 16 november 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. drs. M.R.A. van IJzendoorn en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. A. Foppen, advocaat te Harderwijk, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging van 16 november 2017, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich, al dan niet samen met (een) ander(en) op 21 februari 2017 te Wilp heeft schuldig gemaakt aan:
feit 1:de uitvoer van 5,5 kilogram cocaïne en 118 kilogram amfetamine;
feit 2:de uitvoer van 131 kilogram hasj en 7 kilogram hennep;
feit 3:het voorhanden hebben van vuurwapens en onderdelen daarvan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2017 te Wilp, gemeente Voorst en/of Apeldoorn en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1, lid 5 van de Opiumwet), althans opzettelijk heeft vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 5,5 kilo cocaïne en/of (ongeveer) 118 kilo amfetamine, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine, zijnde (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 21 februari 2017 te Wilp, gemeente Voorst en/of Apeldoorn en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet),althans opzettelijk heeft vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 131 kilo, in elk geval een hoeveelheid, van een
gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of (ongeveer) 7 kilo hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel(en) als bedoeld de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 21 februari 2017 te Wilp, gemeente Voorst en/of te Apeldoorn, en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad een of meer wapen(s) van categorie II, te weten pistoolmitrailleur(s):
- twee, althans een of meer MP5 PDW, merk Heckler & Koch, kaliber 9mm x19 en/of
- een MP9, merk Brugger & Thomet, kaliber 9mm x 19 en/of
- een vuurwapen, merk Pakistan Ordnance Factory SMGPK, kaliber 9mm x 19
en/of
een of meer wapen(s) van categorie I onder 3, te weten vier, althans drie, althans een of meer geluiddemper(s)
en/of
een of meer onderdelen en/of hulpstukken die specifiek bestemd zijn voor (een) wapen van categorie II (pistoolmitrailleur) en van wezenlijke aard zijn, te weten zes, althans een of meer magazijn(en);

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken omdat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen is.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat verdachte rechtstreeks bij de ten laste gelegde feiten betrokken is geweest.

5.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 november 2017.