ECLI:NL:RBOVE:2017:4481

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 november 2017
Publicatiedatum
30 november 2017
Zaaknummer
C/08/209211 / KG ZA 17-350
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woonruimte door RIBW na beëindiging begeleidingsovereenkomst wegens ernstig gedrag van gedaagde

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 30 november 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting RIBW Groep Overijssel (eiseres) en een gedaagde, een kwetsbare jongvolwassene met complexe psychische problemen. De gedaagde was gehuisvest door RIBW in het kader van een begeleidingsovereenkomst, die op 2 oktober 2017 door RIBW werd opgezegd vanwege herhaaldelijk ernstig en agressief gedrag van de gedaagde, wat leidde tot overlast voor medecliënten en begeleiders. Ondanks meerdere waarschuwingen en overplaatsingen naar andere woonlocaties, verbeterde het gedrag van de gedaagde niet. RIBW vorderde ontruiming van de woonruimte aan de [adres 4] te [plaats], waar de gedaagde nog steeds verbleef. De voorzieningenrechter oordeelde dat RIBW de begeleidingsovereenkomst terecht had opgezegd en dat de gedaagde zonder recht of titel in de woonruimte verbleef. De rechter stelde een ontruimingstermijn van zes weken vast, zodat de gedaagde de tijd had om alternatieve woonruimte te vinden, met de mogelijkheid van bemiddeling door RIBW. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/209211 / KG ZA 17-350
Vonnis in kort geding van 30 november 2017
in de zaak van
de stichting
STICHTING RIBW GROEP OVERIJSSEL,
gevestigd te Zwolle,
eiseres,
advocaat mr. J. Eerbeek te Veenendaal,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.P. Poppe te Kampen.
Partijen zullen hierna RIBW en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de brief d.d. 15 november 2017 met productie 1 tot en met 5 van [gedaagde]
  • de pleitnota van RIBW
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
RIBW is een zorginstelling die mensen begeleidt die door psychiatrische en/of psychosociale problemen ondersteuning nodig hebben in het dagelijkse leven.
2.2.
[gedaagde] heeft een begeleidingsovereenkomst met RIBW. De schriftelijke vastlegging ervan is op 10 juni 2016 ondertekend door RIBW en de wettelijk vertegenwoordiger van [gedaagde] . Op dat moment was [gedaagde] nog minderjarig, en onder behandeling van Accare, zijnde een instantie voor kind- en jeugdpsychiatrie.
2.3.
Op de begeleidingsovereenkomst zijn van toepassing de Algemene voorwaarden geestelijke gezondheidszorg 2012, langdurige zorg en verblijf AWBZ en WMO (hierna: de algemene voorwaarden).
2.4.
In de algemene voorwaarden is onder meer bepaald:
ARTIKEL 23 – VERBLIJFSRUIMTE
1. De zorginstelling biedt de patiënt de meest geschikte verblijfsruimte aan voor de uitvoering van de zorg. Als meerdere ruimten daarvoor in aanmerking komen, biedt de zorginstelling de patiënt de keuze.
(…)
6. Het verblijf eindigt ingeval sprake is van beëindiging van de behandelingsovereenkomst conform artikel 27 en 28.
(…)
ARTIKEL 26 – HUISREGELS EN OVERIGE BEPALINGEN
1. De zorginstelling hanteert (...) huisregels (…)
(…)
ARTIKEL 27 – BEËINDIGING VAN DE BEHANDELOVEREENKOMST
1. De overeenkomst eindigt:
(…)
d. na een eenzijdige opzegging door de zorginstelling met inachtneming van het bepaalde in
artikel 28;
(…)
(…)
ARTIKEL 28 – OPZEGGING VAN DE BEHANDELINGSOVEREENKOMST DOOR DE
ZORGINSTELLING
1. De zorginstelling is gerechtigd de overeenkomst op te zeggen, indien:
(…)
b. de patiënt herhaaldelijk diens verantwoordelijkheden uit de overeenkomst niet nakomt, of kan nakomen, daarop herhaaldelijk is aangesproken maar hij of zij zijn of haar gedrag niet verandert en dit heeft geleid tot een zodanige situatie dat het langer voortduren van de overeenkomst in redelijkheid niet langer van de zorginstelling kan worden gevergd;
(…)
2. Bij beëindiging van de overeenkomst neemt de zorginstelling een redelijke termijn in acht alsmede de zorgvuldigheid betreffende de nazorg, die in redelijkheid van hem als goed zorgverlener mag worden verwacht.
ARTIKEL 29 – NAZORG
(…)
2. De zorginstelling is – indien van toepassing – behulpzaam bij het vinden van eventuele huisvesting (…).
2.5.
RIBW heeft [gedaagde] in het kader van de begeleidingsovereenkomst op diverse woonlocaties in [plaats] gehuisvest, te weten aan de [adres 1] , [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] .
2.6.
Bij brief van 27 oktober 2016 heeft [gedaagde] een schriftelijke waarschuwing gekregen van RIBW. [gedaagde] woonde op dat moment op de [woonlocatie A] van RIBW, aan de [adres 1] te [plaats] . In die brief is onder meer vermeld:
Je hebt meerdere keren grensoverschrijdend gedrag laten zien in de vorm van (non)verbale agressie en intimidatie richting de begeleiding. Daarnaast heb je meerdere keren overlast veroorzaakt en ben je je afspraken met begeleiding niet nagekomen. Hier ben je meerdere malen op gewezen.
Op 20-10-2016 heb je een time-out gekregen; de reden hiervoor is dat je ondanks eerdere waarschuwingen je consequent niet houdt aan de huisregels, met name op het gebied van geluidsoverlast in de nacht en roken binnen de voorziening en overlast door middelengebruik.
Binnen de time-out heb je (geluids)overlast veroorzaakt binnen [woonlocatie A] en een andere locatie van RIBW. Daarnaast heb je je opnieuw verbaal agressief geuit tegenover een begeleider.
Je bent aangesproken op je gedrag, maar hebt je gedrag niet aangepast. Zoals staat beschreven in de code gewenst gedrag cliënten, krijg je hiervoor een schriftelijke waarschuwing. Wanneer je je niet houdt aan onderstaande afspraken zal je verblijf bij [woonlocatie A] worden beëindigd.
Je dient je aan de volgende afspraken te houden:
  • Je gaat respectvol om met mede cliënten en begeleiding; je laat geen (non)verbale agressie en intimidatie zien.
  • Je komt je afspraken met begeleiding na.
  • Je houdt je aan de huisregels; dit betekent ook dat je geen geluidsoverlast veroorzaakt.
  • Je verwijdert te geluidsboxen per direct van je kamer.
[gedaagde] heeft de brief voor akkoord ondertekend. Nadien is [gedaagde] op enig moment overgeplaatst naar de woonlocatie [adres 2] te [plaats] .
2.7.
Op 19 februari 2017 is [gedaagde] meerderjarig geworden. Zijn behandeling bij Accare is in verband hiermee geëindigd. Voor verdere behandeling van zijn psychische problemen dient een andere organisatie dan Accare ingeschakeld te worden. In dat kader is de organisatie Dimence in beeld gekomen.
2.8.
Bij brief van 20 mei 2017 heeft RIBW aan [gedaagde] onder meer geschreven:
Tussen jou en (…) RIBW (…) is een begeleidingsovereenkomst afgesloten over het wonen en het ontvangen van begeleiding aan [adres 2] . Waarin jij met ons hebt afgesproken geen overlast te veroorzaken en begeleiding toe te laten.
De afgelopen periode heb je je niet aan de afspraken gehouden door dusdanig overlast te veroorzaken dat (…) RIBW (…) in samenspraak met de woningbouwcoöperatie, je de toegang tot de woning [adres 2] ontzegt.
Je hebt meerdere keren grensoverschrijdend gedrag (verbale agressie) laten zien, in en rondom de woning aan [adres 2] . Ondanks meerdere waarschuwingen en instructies (…) heb je dit gedrag niet verandert en is de genoemde overlast blijven bestaan. Het niet nakomen van de gemaakte afspraken met (…) RIBW (…) hebben ertoe geleid dat je de woning aan [adres 2] per direct moet verlaten. Voorwaarde voor het wonen aan [adres 2] door jou was immers dat je geen overlast zou veroorzaken. Deze voorwaarde is door jou in zeer ernstige mate geschonden. RIBW (…) heeft de (…) [woonlocatie B] aangeboden als tijdelijke plek om de zorg te kunnen continueren, de overlast op [adres 2] te stoppen en verder te onderzoeken wat een geschikte beschermende woonvorm voor zou kunnen zijn. Jij en je vader hebben aangegeven geen gebruik te willen maken van dit aanbod. Als alternatief hierop bieden wij je (tijdelijk) een woning aan bij de (…) [adres 3] totdat er een andere passende plek gevonden is. De begeleiding zal geboden blijven worden (…).
Aan het wonen aan [adres 3] zijn een aantal onvoorwaardelijke voorwaarden verbonden:
- Je gaat actief aan de slag om je grensoverschrijdende gedrag (verbale agressie) te
voorkomen;
- Je neemt initiatief in het aangaan en volgen van behandeling om ervoor te zorgen
dat je beter om leert gaan met je agressie.
- Je bent ook een goede buurman, dit houdt in dat je geen overlast veroorzaakt, in
welke vorm dan ook.
Op het moment dat je je niet aan de hierboven beschreven afspraken houdt, wordt de begeleidingsovereenkomst beëindigd. Met het beëindigen van de begeleidingsovereenkomst eindigt tevens de mogelijkheid tot beschermd wonen in een woning van (…) RIBW (…). Je zult de woning per direct moeten verlaten. (…) RIBW (…) is niet verantwoordelijk voor het bieden van vervangende woonruimte.
[gedaagde] heeft de brief voor akkoord ondertekend. Hij is vervolgens overgeplaatst naar de woonlocatie [adres 3] te [plaats] .
2.9.
RIBW heeft bij brief van 31 augustus 2017 aan [gedaagde] onder meer geschreven:
Tussen jou en (…) RIBW (…) is een begeleidingsovereenkomst afgesloten over het wonen en ontvangen van begeleiding aan [adres 2] . Daarin heb je met ons afgesproken begeleiding toe te laten, je aan onze huisregels te houden en geen overlast te veroorzaken. Je hebt je niet aan die afspraken gehouden door dusdanig overlast te veroorzaken dat (…) RIBW (…) je de toegang tot de woning aan [adres 2] heeft moeten ontzeggen.
Naar aanleiding van bovenstaande situatie zijn er onvoorwaardelijke voorwaarden met je afgesproken waarna je tijdelijk kon verblijven aan [adres 3] tot er een andere passende woning zou zijn gevonden. Aan deze voorwaarden heb je je niet gehouden. Je bent onder andere verbaal en fysiek agressief geweest naar een medewerker van (…) RIBW (…) en je afspraak om behandeling op te starten bij Dimence niet nagekomen. Dit is zo ernstig dat wij je nu ook de woning aan [adres 3] moeten ontzeggen.
We bieden je nu een laatste kans om begeleiding van (…) RIBW) (…) te blijven ontvangen aan de [adres 4] . Aan deze mogelijkheid zijn de volgende voorwaarden verbonden:
  • Je volgt behandeling bij Dimence en komt de daar gemaakte afspraken na.
  • Je houdt je aan de huisregels en bent een goed buurman. Dit houdt onder andere in
dat je geen overlast veroorzaakt in welke vorm dan ook. Je vertoont geen fysieke of
verbale agressie naar medewerkers of medebewoners van (…) RIBW (…)
Op het moment dat je je niet aan de hierboven beschreven afspraken houdt, wordt het protocol beëindigen begeleiding in gang gezet. Met het beëindigen van de begeleidingsovereenkomst eindigt ook de mogelijkheid om beschermd te wonen in een woning van de (…) RIBW (…). Je zult de woning dan per direct moeten verlaten. (…) RIBW (…) is niet verantwoordelijk voor het bieden van vervangende woonruimte.
[gedaagde] heeft de brief voor akkoord ondertekend. Hij is vervolgens overgeplaatst naar de woonlocatie [adres 4] te [plaats] .
2.10.
Bij brief van 2 oktober 2017 van de advocaat van RIBW, heeft RIBW met onmiddellijke ingang de begeleidingsovereenkomst opgezegd. In de brief wordt als grond voor de opzegging vermeld dat [gedaagde] frequent zijn verantwoordelijkheden uit de overeenkomst niet nakomt, terwijl hij herhaaldelijk op zijn gedrag is aangesproken. In dat verband wordt in de brief onder meer genoemd dat [gedaagde] – samengevat – verbaal en fysiek agressief en bedreigend is, dat hij (geluids)overlast veroorzaakt en dat hij zich onbegeleidbaar opstelt. Verder staat in de brief dat als gevolg van de opzegging van de begeleidingsovereenkomst het recht eindigt op woonruimte die door RIBW aan [gedaagde] ter beschikking is gesteld. Aan [gedaagde] is tot 15 oktober 2017 de tijd gegeven om de woningruimte aan de [adres 4] te [plaats] te ontruimen.
2.11.
[gedaagde] heeft de woonruimte aan de [adres 4] te [plaats] niet ontruimd. Hij verblijft daar nog steeds.

3.Het geschil

3.1.
RIBW vordert – samengevat en na wijziging van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ontruiming van de woonruimte aan de [adres 4] te [plaats] , binnen een week, althans binnen een termijn die de voorzieningenrechter redelijk acht, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] voert in de eerste plaats aan dat het spoedeisend belang ontbreekt. Het spoedeisend belang bij de vordering volgt echter genoegzaam uit de stelling van RIBW dat bij [gedaagde] sprake is van dermate ernstig gedrag, waarin - ondanks de vele waarschuwingen die RIBW heeft gegeven - geen verbetering zit en ook niet valt te verwachten, dat van RIBW niet gevergd kan worden dat zij de uitkomst van een bodemprocedure over de opzegging van de begeleidingsovereenkomst moet afwachten. De vraag of de omstandigheden van het geval toewijzing van de vordering rechtvaardigen staat los van het gestelde spoedeisend belang. De vordering zal daarom hierna verder inhoudelijk worden beoordeeld.
4.2.
RIBW legt aan haar vordering ten grondslag dat de begeleidingsovereenkomst is geëindigd en dat [gedaagde] derhalve zonder recht of titel in de door RIBW ter beschikking gestelde woonruimte verblijft.
4.3.
[gedaagde] heeft niet weersproken dat hij bij herhaling is aangesproken op het gedrag zoals beschreven in de hierboven geciteerde brieven. Partijen zijn het ook erover eens dat [gedaagde] in verband met zijn gedrag tot drie keer toe is verhuisd naar een andere door RIBW ter beschikking gestelde woonruimte, om te bezien of het gedrag van [gedaagde] in een andere woonomgeving zou verbeteren.
4.4.
Het verweer van [gedaagde] komt erop neer dat het in de brieven genoemde gedrag nog geen grond is voor opzegging van de begeleidingsovereenkomst. [gedaagde] voert daarvoor aan dat zijn gedrag onder andere had te maken met de ongeschiktheid van de woonlocaties voor hem. Verder refereert RIBW aan oude incidenten. [gedaagde] ontkent deze op zichzelf niet maar hij betwist wel dat hij zich niet begeleidbaar opstelt. In de afgelopen periode is het veel beter gegaan met hem. Oorzaken hiervoor zijn dat zijn relatie is beëindigd, dat hij een dagbesteding heeft gevonden en dat er uitzicht is op een aanvang van de hulpverlening door Dimence.
4.5.
RIBW heeft erkend dat de woonlocaties waar [gedaagde] heeft verbleven niet (allemaal) ideaal waren, maar volgens RIBW waren geen alternatieven voor handen. [gedaagde] heeft dat niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist. [gedaagde] zal dan ook gewoon rekening moeten houden met medecliënten en buren, als hij wordt gehuisvest door RIBW, en ook met begeleiders, nu huisvesting door RIBW verband houdt met begeleiding door RIBW. En dat lukt maar niet. Ter zitting is naar voren gekomen dat het gedrag tot zeer onlangs heeft voortgeduurd. RIBW heeft de nodige inspanningen betracht om de gewenste en noodzakelijke omslag in het gedrag van [gedaagde] te kunnen bewerkstelligen maar zij acht [gedaagde] niet begeleidbaar. Niet gebleken is van een concreet uitzicht dat dit op korte termijn, bijvoorbeeld onder invloed van de nog aan te vangen hulpverlening door Dimence, gaat veranderen.
4.6.
Nu bij [gedaagde] sprake is (geweest) van dermate ernstig (agressief, bedreigend en overlastgevend) gedrag met directe gevolgen voor medecliënten, omwonenden en begeleiders en dat gedrag, ondanks overplaatsingen, waarschuwingen en begeleiding, maar niet verbetert en op korte termijn ook geen concreet perspectief op verbetering bestaat, kan van RIBW niet gevergd worden dat zij de begeleidingsovereenkomst nog langer voortzet. Aannemelijk is daarom dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat op grond van artikel 28 lid 1 sub b van de algemene voorwaarden RIBW de begeleidingsovereenkomst per direct heeft mogen opzeggen, zoals zij heeft gedaan bij brief van 2 oktober 2017. Op grond van artikel 23 lid 6 van de algemene voorwaarden eindigt daarmee het recht op huisvesting door RIBW. Niet in geschil is tussen partijen dat [gedaagde] huurbescherming mist op grond van de wettelijke huurbepalingen. De voorzieningenrechter is tevens van oordeel dat gezien de huidige situatie en gelet op de belangen van medecliënten, omwonenden en begeleiders van RIBW, de uitspraak van de bodemrechter niet kan worden afgewacht.
4.7.
Wel dient RIBW op grond van de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 2 van de algemene voorwaarden goede nazorg te bieden aan [gedaagde] . RIBW erkent ook dat dit belangrijk is. In dit verband zijn partijen het erover eens dat [gedaagde] een kwetsbare jongvolwassene is met complexe psychische problemen en dat het daarom nodig is voor [gedaagde] dat geschikte woonruimte met begeleiding voor hem wordt gevonden. De omstandigheid dat [gedaagde] daar, zoals RIBW ter zitting heeft onderkend, binnen de gevorderde ontruimingstermijn van een week geen zicht op heeft maar in De Herberg te [plaats] zou belanden en het, mede gelet op de naderende feestdagen, nog wel enige tijd kan duren voordat alternatieve woonruimte met passende begeleiding wordt gevonden, vormt aanleiding om een langere ontruimingstermijn vast te stellen. Een ontruimingstermijn van zes weken komt de voorzieningenrechter gelet op de over en weer bestaande belangen van partijen redelijk voor. Gedurende die termijn zal [gedaagde] , al dan niet met bijstand van hulpverlenende instanties, op zoek moeten gaan naar andere woonruimte. Hierbij kan RIBW, zoals zij ook op zitting heeft aangeboden, een bemiddelende rol spelen.
4.8.
Gelet op de uitkomst van deze procedure ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren zoals hierna te melden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zes weken na betekening van dit vonnis de woonruimte aan het [adres 4] [plaats] met al degenen die en al hetgeen zich daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt (behoudens indien en voor zover dat eigendommen van RIBW zijn) volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels van deze woonruimte aan RIBW ter vrije beschikking te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Willemse en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2017.
(mjd)