ECLI:NL:RBOVE:2017:4445

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
28 november 2017
Zaaknummer
ak_ 17 _ 1459
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van de WAJONG-uitkering en de beoordeling van arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Eiseres had een Wajong-uitkering die per 1 januari 2018 verlaagd zou worden naar 70% van het minimumloon, omdat verweerder had vastgesteld dat zij arbeidsvermogen had. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft het procesverloop en de besluiten van verweerder beoordeeld, waarbij onder andere gekeken is naar de medische situatie van eiseres en de conclusies van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek naar de arbeidsmogelijkheden van eiseres zorgvuldig was uitgevoerd en dat er voldoende bewijs was dat eiseres, ondanks haar volledige arbeidsongeschiktheid, over arbeidsvermogen beschikte. De rechtbank concludeerde dat de verlaging van de Wajong-uitkering naar 70% van het minimumloon terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres werd erop gewezen dat zij een herbeoordeling kon aanvragen als haar medische situatie zou veranderen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/1459

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres]te [woonplaats] , eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 februari 2017 heeft verweerder bepaald dat eiseres arbeidsvermogen heeft. Om die reden wordt de haar toegekende Wajong-uitkering vanaf 1 januari 2018 verlaagd naar 70% van het minimumloon.
Bij besluit van 1 juni 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2017. Eiseres is verschenen samen met [naam] Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde J. van Dalfsen.

Overwegingen

Inleiding
2.1.
Verweerder heeft aan eiseres met ingang van 14 maart 2006 een Wajong-uitkering toegekend, waarbij de arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 65 tot 80%. Vanaf 12 juni 2007 is de arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 80-100%.
Bij brief van 22 december 2015 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat op basis van informatie in het dossier voorlopig wordt aangenomen dat zij arbeidsvermogen heeft.
Bij brief van 20 januari 2016 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat er meer informatie nodig is om haar arbeidsvermogen te kunnen vaststellen. Hierop is de Vragenlijst Wajong aan eiseres toegezonden die zij heeft ingevuld. Deze vragenlijst is op 22 september 2016 door verweerder ontvangen.
Verweerder heeft hierna verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht en de besluiten genomen zoals die hiervoor genoemd zijn.
Wat vindt verweerder?
2.2.
Verweerder vindt dat eiseres ten minste vier uur per dag belastbaar is, dat zij in staat is gedurende ten minste een periode van een uur aaneengesloten te werken, dat zij een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie en dat zij beschikt over basale werknemersvaardigheden.
Wat vindt eiseres?
2.3.
Eiseres vindt dat verweerder haar medische beperkingen heeft onderschat en dat geen beslissing kan worden genomen zolang zij geen arts heeft gezien die haar medische beperkingen in kaart kan brengen. Eiseres is het er niet mee eens dat zij een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, dat zij over basale werknemersvaardigheden zou beschikken, dat zij een uur aaneengesloten zou kunnen werken en dat zij ten minste vier uur per dag belastbaar zou zijn.
Hoe zit het in elkaar?
2.4.
Eiseres heeft vóór 1 januari 2010 een Wajong-uitkering aangevraagd. Daarom heeft zij een oude Wajong-uitkering. Sinds 1 januari 2015 geldt de Participatiewet. Het doel van deze wet is om mensen met een ziekte of handicap die kunnen werken, aan het werk te helpen. Verweerder gaat daarom alle mensen met een Wajong-uitkering beoordelen op hun mogelijkheden om te werken. Verweerder noemt dit arbeidsvermogen. Dit wordt bepaald aan de hand van een viertal aspecten.
Iemand heeft geen arbeidsvermogen, als hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
Wanneer vastgesteld is dat er sprake is van arbeidsvermogen wordt met ingang van 1 januari 2018 de uitkering verlaagd naar 70% van het minimumloon, tenzij er duurzaam geen arbeidsvermogen is. In dat geval blijft het uitkeringspercentage 75%. De rechtbank benadrukt dat het dus niet gaat om het bepalen van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Wat vindt de rechtbank ?
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. De Sociaal Medisch Verpleegkundige D, Schuurman heeft op 7 februari 2017 telefonisch met eiseres gesproken, terwijl de verzekeringsarts A.E. Vuursteen de dossiergegevens heeft bestudeerd.
Hun bevindingen en conclusies zijn opgenomen in de rapportage van 15 februari 2017, waarin ook de beperkingen van eiseres zijn vermeld. De verzekeringsarts heeft als voorbeelden van geschikte werksoorten voor eiseres gedacht aan eenvoudige, productmatige werkzaamheden als inpakster, taken in de voedselvoorbereiding of schoonmaak.
De arbeidsdeskundige heeft het dossier van eiseres eveneens bestudeerd en heeft telefonisch gesproken met eiseres op 22 februari 2017. De bevindingen en conclusies van de arbeidsdeskundige zijn opgenomen in de rapportage van 23 februari 2017.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht. Zijn bevindingen en conclusies naar aanleiding hiervan zijn opgenomen in de rapportage van 10 mei 2017.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is in zijn rapportage van 31 mei 2017 ten slotte nagegaan of er aanleiding is om af te wijken van de conclusie van de arbeidsdeskundige
De rechtbank heeft geen aanwijzingen om aan te nemen dat de verzekeringsartsen of de arbeidsdeskundigen zich hebben gebaseerd op onvolledige of onjuiste informatie of dat het onderzoek anders onvolledig of onjuist is geweest.
2.6.
Is het voor eiseres mogelijk ten minste vier uur per dag belastbaar te zijn en ten minste een uur per dag aaneengesloten te werken?
De verzekeringsarts heeft overwogen dat er een nieuwe diagnose is gesteld (fybromyalgie) en dat het aannemelijk is dat eiseres daar klachten van heeft en belemmerd wordt in haar functioneren, maar dat dit geen reden voor de conclusie dat zij geen arbeidsvermogen heeft.
Rekening houdend met de gestelde urenbeperking vanuit bezwaar en beroep in 2007 en het te starten behandelingstraject (nog geen begindatum bekend) vindt de verzekeringsarts dat eiseres 4 uren per dag belastbaar is. Een taak één uur achtereen uitvoeren moet ook mogelijk zijn gezien de diagnose, het dagverhaal en het vrijwilligerswerk bij de kringloopwinkel dat eiseres doet. Rekening houdend met de beperkingen wordt eiseres door de verzekeringsarts dan ook in staat geacht om vier uur per dag en één uur aaneengesloten te werken.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet op grond van de beschikbare gegevens van de verzekeringsarts geen medische argumenten om af te wijken van het standpunt dat eiseres over arbeidsvermogen beschikt.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht de visie van de verzekeringsartsen heeft gevolgd dat eiseres, met inachtneming van haar beperkingen, in staat kan worden geacht -in theorie- ten minste vier uur per dag belastbaar te zijn en ten minste één uur per dag aaneengesloten te werken, waarbij eiseres afwisselend zich kan vertreden of het werk kan onderbreken om bijvoorbeeld iets te drinken.
Weke taak zou eiseres kunnen uitvoeren in een arbeidsorganisatie?
2.8.
De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat eiseres een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Het werk moet daarbij niet te zwaar zijn en eiseres moet vaak van houding kunnen wisselen. Hierbij valt volgens de arbeidsdeskundige te denken aan eenvoudige, productiematige werkzaamheden als inpakster, taken in de voedselbereiding of schoonmaakwerkzaamheden. Een taak die eiseres kan uitvoeren is bijvoorbeeld de functie van handmatig bestukker.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft dit bevestigd en deze taak geschikt geacht omdat het een taak betreft met duidelijke, eenvoudige en overzichtelijke handelingen die goed gestructureerd en afgebakend zijn. Kenmerkend is dat de taak wordt uitgevoerd in een werkomgeving waar geen direct contact is met klanten en/of hulpbehoevenden (geen dienstverlenende werkzaamheden), maar dat wel gewerkt wordt in de nabijheid van mensen waarop zij zo nodig kan terugvallen.
De rechtbank is het eens met deze motivering en de conclusie van verweerder dat eiseres een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie.
Beschikt eiseres wel over de basale werknemersvaardigheden?
Bij de beantwoording van de vraag of iemand over basale werknemersvaardigheden beschikt, maakt verweerder gebruik van het Compendium Participatiewet. Daarin wordt onder basale werknemersvaardigheden onder meer verstaan: het begrijpen, onthouden en uitvoeren van instructies van de werkgever en het nakomen van afspraken. De arbeidsdes-kundige bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat eiseres op basis van haar cognitieve niveau, voldoende in staat is om instructies te begrijpen en uit te voeren en afspraken met een werkgever na te komen. Ze laat dit ook zien in het vrijwilligerswerk in de kringloopwinkel. De rechtbank kan deze conclusie volgen en vindt dat verweerder terecht aanneemt dat eiseres beschikt over basale werknemersvaardigheden.
Had een verzekeringsarts eiseres nog moeten zien ?
2.10.
Zoals gezegd heeft D. Schuurman als Sociaal medische verpleegkundige met eiseres gesproken en waren alle medische gegevens bij verweerder bekend vanwege het feit dat eiseres al jarenlang een Wajong-uitkering ontvangt. Verder wijst de rechtbank er nogmaals op dat in deze zaak niet de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres diende te worden bepaald, zoals hiervoor onder 2.4. is uitgelegd. De verzekeringsarts hoefde eiseres dus niet op te roepen, terwijl uit de stukken ook niet is gebleken dat eiseres zelf op een medisch onderzoek heeft aangedrongen.
De conclusie:
3.1.
Op grond van al het voorgaande is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres beschikt over arbeidsvermogen, zodat vanaf 1 januari 2018 de hoogte van de Wajong-uitkering op goede gronden is aangepast naar 70% van het minimumloon.
Wat wil de rechtbank nog zeggen?
3.2.
De rechtbank wil nog benadrukken dat eiseres hiermee nog steeds volledig arbeidsonge-schikt is. Daar zijn partijen het ook over eens. In deze zaak gaat het alleen over de vraag of zij, ondanks die volledige arbeidsongeschiktheid, toch (enig) arbeidsvermogen heeft. Eiseres wordt dus door de besluitvorming van verweerder ook niet gedwongen om aan het werk te gaan.
Tenslotte wijst de rechtbank eiseres erop dat zij bij verweerder om een herbeoordeling kan vragen als zij van mening is dat haar medische situatie is gewijzigd waardoor zij niet langer over arbeidsvermogen beschikt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.