ECLI:NL:RBOVE:2017:4442

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 november 2017
Publicatiedatum
28 november 2017
Zaaknummer
C/08/200865 / ES RK 17-1842
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk gezag in éénhoofdig gezag met betrekking tot minderjarige na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 november 2017 een beschikking gegeven inzake de wijziging van gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag na de echtscheiding van partijen. De vrouw, verzoekster, heeft het verzoek ingediend om de echtscheiding uit te spreken en het eenhoofdig gezag over hun minderjarige kind aan haar toe te kennen. De man, belanghebbende, heeft verweer gevoerd en verzocht om gezamenlijk gezag te behouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is, mede door huiselijk geweld en agressie van de man. De rechtbank oordeelt dat het gezamenlijk gezag een onaanvaardbaar risico met zich meebrengt voor de minderjarige, waardoor het verzoek van de vrouw om het eenhoofdig gezag toe te kennen wordt toegewezen. De hoofdverblijfplaats van de minderjarige wordt bij de vrouw vastgesteld. De rechtbank heeft ook de kinderbijdrage van de man vastgesteld op € 50 per maand. De beslissing over de omgangsregeling wordt aangehouden in afwachting van de resultaten van het traject bij Trias, waarover partijen de rechtbank uiterlijk op 17 mei 2018 moeten informeren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: C/08/200865 / ES RK 17-1842
beschikking van de enkelvoudige familiekamer voor burgerlijke zaken d.d. 16 november 2017
inzake
[verzoekster],
verder te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat mr. F.A. de Munnik-Hoogendoorn te Dronten,
en
[belanghebbende],
verder te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
belanghebbende,
advocaat mr. N. de Wint te Nieuwvliet.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennis genomen van de navolgende bescheiden:
- het verzoek met bijlagen, binnengekomen op 18 april 2017;
- het exploot van de betekening van 25 april 2017;
- het verweer, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, binnengekomen op 21 juli 2017;
- een op 24 juli 2017 binnengekomen brief van mr. De Munnik-Hoogendoorn van 20 juli 2017 met bijlagen;
- een op 24 juli 2017 binnengekomen brief van mr. De Wint van 21 juli 2017;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek, binnengekomen op 19 september 2017;
- een op 2 oktober 2017 binnengekomen brief van mr. De Wint van 2 oktober 2017;
- een op 27 oktober 2017 binnengekomen brief van mr. De Munnik-Hoogendoorn van 27 oktober 2017.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 9 november 2017. Ter zitting zijn verschenen: partijen, beiden bijgestaan door hun advocaat. Namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen “de Raad”, is verschenen J.D. van Haren.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [2014] te [plaats] ( [land] ) met elkaar gehuwd.
2.2.
De vrouw heeft de Nederlandse en de man de Kameroense nationaliteit.
2.3.
Partijen zijn ouders van het navolgende minderjarige kind:
[minderjarige], geboren te [plaats] ( [land] ) op [2014] .
2.4.
Tussen partijen gelden voorlopige voorzieningen, die door deze rechtbank zijn bepaald bij beschikking van 18 mei 2017. Bij die beschikking is, zakelijk weergegeven, de minderjarige toevertrouwd aan de vrouw, de voorlopige door de man te betalen kinderbijdrage bepaald op € 50,= per maand, een begeleide zorgregeling vastgesteld tussen de man en de minderjarige in Nederland via het Omgangshuis (Trias) elke derde vrijdag van de maand waarbij tijden en duur van het contact in onderling overleg tussen partijen nader overeengekomen worden en is partijen verzocht zich in de bodemprocedure uit te laten over het verloop van voornoemd traject.

3.Het verzoek

De vrouw verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
tussen partijen de echtscheiding uit te spreken;
de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw te bepalen;
de vrouw met het eenhoofdig gezag over de minderjarige te belasten;
te bepalen dat de man zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige met € 100,= per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
dan wel een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.

4.Het verweer tevens houdend zelfstandig verzoek

De man verzoekt de rechtbank het verzochte onder c en d af te wijzen. Hij verzoekt de rechtbank voorts bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat de man zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige met € 50,= per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
een omgangsregeling vast te stellen tussen de man en de minderjarige gedurende de even weekenden van zaterdagochtend 10:00 uur tot zondagavond 18:00 uur en de helft van de Nederlandse (school)vakantie in onderling overleg, waarbij de man zal instaan voor de kosten van het halen en de vrouw zal instaan voor de kosten van het ophalen.

5.Het verweer op het zelfstandig verzoek

De vrouw verzoekt de rechtbank de zelfstandige verzoeken van de man af te wijzen.

6.De beoordeling

De ontvankelijkheid
6.1.
De vrouw heeft niet voldaan aan het wettelijk vereiste dat een verzoekschrift tot echtscheiding een door beide echtgenoten ondertekend ouderschapsplan bevat. De rechtbank acht de vrouw evenwel ontvankelijk in haar verzoek nu gebleken is dat een dergelijk plan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd gelet op de verhoudingen tussen partijen.
De echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
6.2.
De gewone verblijfplaats van de vrouw bevindt zich ten minste zes maanden onmiddellijk voorafgaand aan haar verzoek in Nederland, zodat ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding in deze zaak gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 sub a juncto artikel 6 van de verordening (EG) nr. 2201/2003 (hierna te noemen Brussel II bis) aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
6.3.
Gelet op het bepaalde in artikel 10:56 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek zal op het hierna te bespreken echtscheidingsverzoek het Nederlandse recht toegepast worden.
De beoordeling
6.4.
Nu de vrouw en de man eenparig stellen dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht, staat deze duurzame ontwrichting in rechte vast. De verzoeken tot echtscheiding zullen daarom worden toegewezen.
Het gezag, de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
6.5.
De gewone verblijfplaats van de minderjarige bevindt zich in Nederland, zodat in deze zaak op grond van het bepaalde in artikel 8 van Brussel II bis aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt. Aangezien de Nederlandse rechter bevoegd is om van voormeld verzoek kennis te nemen is, gelet op het bepaalde in artikel 15 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996, Nederlands recht van toepassing.
Het gezag
6.6.
Partijen zijn verdeeld over het gezag. De vrouw verzoekt de rechtbank haar alleen te belasten met het gezag over de minderjarige. Zij stelt ter onderbouwing, samengevat, dat er tijdens het samenleven van partijen sprake is geweest van huiselijk geweld en agressie. De vrouw heeft zich daarom nadat zij zich met de minderjarige in Nederland had gevestigd gemeld bij Veilig Thuis. Van hen heeft de vrouw vernomen dat de man, die in [land] achtergebleven is, geen status heeft in [land] . Gevreesd wordt dat de man de minderjarige bij een eventuele uitwijzing zal meenemen naar het buitenland. De bereikbaarheid van de man en de angst van de vrouw voor de man maken de communicatie over de minderjarigen uiterst lastig.
6.7.
De man bevestigt dat er tijdens het samenwonen van partijen in [land] sprake is geweest van geweld en agressie. Deze situatie heeft echter geen aanleiding gegeven voor strafrechtelijke vervolging of de opening van een zogenaamde VOS (verontrustende situatie) dossier door het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg, de Vlaamse equivalent van de Nederlandse Raad voor de Kinderbescherming. Er hebben na het uiteengaan van partijen geen incidenten plaatsgevonden, zodat de angst van de vrouw ten aanzien van het communiceren met de man onterecht is. De al dan niet in te trekken verblijfstitel van de man na echtscheiding is geen beletsel voor gezamenlijk gezag, gelet op het liberale [landelijke] beleid met betrekking tot vreemdelingen.
6.8.
De rechtbank overweegt dat hoofdregel is dat ouders na de scheiding het ouderlijk gezag gezamenlijk blijven uitoefenen. De rechtbank kan na ontbinding van het huwelijk bepalen dat het gezag over de minderjarige aan een van de ouders toekomt indien er sprake is van een onaanvaardbaar risico dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt, of, wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
6.9.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over de minderjarige in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans dat zij in staat zij vooraf afspraken te maken over situaties rondom het kind. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer mee dat het gezag aan een van de ouders moet worden toegekend.
6.10.
De rechtbank constateert dat de communicatie tussen de ouders zeer ernstig is verstoord. Niet betwist wordt dat het huiselijk geweld en de agressie van de man daaraan mede ten grondslag liggen. Dat het huiselijk geweld ten tijde van de samenleving in [land] niet heeft geleid tot een strafrechtelijke vervolging of een VOS-dossier, legt naar het oordeel van de rechtbank weinig gewicht in de schaal nu daaraan ook andere (plausibele) oorzaken ten grondslag kunnen liggen, zoals de verhuizing van partijen eerst in [land] en later van de vrouw naar Nederland. De verklaringen van de vrouw omtrent haar angst voor de man hebben er vervolgens in Nederland namelijk toe geleid dat zij een personenalarmsysteem bij zich draagt, aangesloten op het AWARE alarmsysteem.
6.11.
De vrouw bevestigt dat er sinds medio mei van dit jaar geen agressie-incidenten meer hebben plaatsgevonden. De communicatie tussen de man en de vrouw is het afgelopen half jaar echter niet verbeterd. De man is voor de vrouw nauwelijks bereikbaar. Afstemming over de minderjarige is daardoor slechts beperkt mogelijk, laat staan overleg, terwijl het juist in situaties waarin sprake is van een grote fysieke afstand noodzakelijk is dat de (telefonische) communicatie goed verloopt. De man komt afspraken over de omgang, al dan niet via Skype, regelmatig niet na. Ook het contact met Trias, de instelling die de omgang begeleidt, verloopt moeizaam. Het had, gelet op de agressieproblemen van de man, zijn onzekere verblijfstatus, de angst van de vrouw voor ontvoering van de minderjarige en de afstand tussen partijen naar het oordeel van de rechtbank op de weg van de man gelegen er alles aan te doen de communicatie met de vrouw en haar vertrouwen in hem te herstellen. De man is daar niet in geslaagd, nu hij de stellingen van de vrouw niet (gemotiveerd) heeft betwist. Feitelijk is er geen communicatie tussen partijen (mogelijk gebleken). Verbetering ligt niet in de rede te veronderstellen na de voorafgaande verwikkelingen tussen partijen en het huidige verloop van het ontbreken van communicatie en het ontbreken van basaal vertrouwen.
6.12.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot de slotsom dat instandhouding van het gezamenlijk gezag een onaanvaardbaar risico met zich brengt dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw daarom toewijzen en haar belasten met het eenhoofdig gezag over de minderjarige.
De hoofdverblijfplaats
6.13.
Partijen zijn het er over eens dat de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw. Niet gebleken is dat het belang van de minderjarige zich daartegen verzet, zodat de rechtbank het verzoek zal toewijzen.
De omgangsregeling
6.14.
Partijen zijn het er over eens dat het traject voor begeleide omgang dat zij zijn gestart bij Trias moet worden voortgezet. De rechtbank zal in afwachting van de resultaten hiervan de beslissing over de omgangsregeling aanhouden voor de duur van zes maanden. Partijen wordt verzocht de rechtbank uiterlijk 17 mei 2018 te infomeren over de stand van zaken met betrekking tot omgang alsmede of zij een nadere mondelinge behandeling van de zaak wensen.
De kinderbijdrage
Rechtsmacht en toepasselijk recht
De minderjarige heeft zijn gewone verblijfplaats in Nederland, zodat ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van een kinderbijdrage in deze zaak gelet op het bepaalde in artikel 3 van de Alimentatieverordening (hierna Ali-vo) aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt. Gelet op het bepaalde in artikel 15 Ali-vo juncto artikel 3 van het Protocol inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen (PbEU L 331/17, het Haagse Protocol van 2007), dient het Nederlands recht toegepast te worden omdat de minderjarige alhier zijn gewone verblijfplaats heeft.
De beoordeling
6.15.
De vrouw vermindert ter zitting haar verzoek tot vaststelling van een kinderbijdrage in die zin dat zij thans verzoekt de hoogte van de kinderbijdrage te bepalen op € 50,=, onder de voorwaarde dat de man zijn eigen reiskosten draagt voor de omgangsregeling.
6.16.
De man voert geen verweer tegen het gewijzigde verzoek.
6.17.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw toewijzen en de kinderbijdrage bepalen op € 50,= per maand.

7.De beslissing

De rechtbank:
I. spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [2014] te [plaats] ( [land] ) gehuwd;
II. bepaalt dat de vrouw met ingang van heden alleen het ouderlijk gezag uitoefent over [minderjarige]
III. bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van voormelde minderjarige bij de vrouw zal zijn;
IV. bepaalt de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige met ingang van heden op
€ 50,= (vijftig EURO)per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
V. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behoudens voor zover het de echtscheiding betreft;
VI. houdt de beslissing met betrekking tot de omgangsregeling aan in afwachting van de resultaten van het traject bij Trias, waarover de ouders de rechtbank uiterlijk
17 mei 2018dienen te berichten.
Deze beschikking is gegeven te Zwolle door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2017 in tegenwoordigheid van mr. A. van Geelen als griffier.