In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 november 2017 een beschikking gegeven inzake de vaststelling van kinderalimentatie voor een minderjarig kind, geboren op [2017]. De verzoekster, aangeduid als de vrouw, heeft verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind, terwijl de verweerder, aangeduid als de man, verweer heeft gevoerd en een lagere bijdrage heeft voorgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen een relatie hebben gehad, maar nooit samen hebben gewoond. De vrouw heeft het eenhoofdig gezag over het kind en heeft drie andere minderjarige kinderen uit eerdere relaties. De rechtbank heeft de behoefte van het kind vastgesteld op basis van de inkomens van beide ouders, waarbij het gemiddelde van de behoefte is berekend op € 254,- per maand. De rechtbank heeft de draagkracht van de man en de vrouw beoordeeld en vastgesteld dat de man een bijdrage van € 224,- per maand aan de vrouw moet betalen, met ingang van 3 mei 2017. De rechtbank heeft ook bepaald dat de proceskosten door elke partij zelf gedragen worden. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en kan door partijen in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.