ECLI:NL:RBOVE:2017:431

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 februari 2017
Publicatiedatum
2 februari 2017
Zaaknummer
08.730297-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van een politieagente door een 76-jarige man onder invloed van cocaïne

Op 2 februari 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 76-jarige man uit Wijhe, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling van een politieagente. De verdachte, onder invloed van cocaïne, heeft op 31 mei 2016 met een groot kartelmes geprobeerd de agente, die hem op huisbezoek was, te steken. Dankzij de snelle reactie van de agente raakte zij niet gewond. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan vier maanden en 24 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 60 uur. Daarnaast moet hij een schadevergoeding van 1.045 euro betalen aan de benadeelde partij.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de hoge leeftijd van de verdachte, zijn impulsieve actie die voortkwam uit heftige emoties, en de positieve veranderingen in zijn leven sinds het voorval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen eerdere strafbare feiten had gepleegd en dat hij inmiddels verzoening had gezocht met het slachtoffer. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van de verdachte aanleiding gaven tot matiging van de straf. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, omdat de schade door het bewezenverklaarde feit was veroorzaakt.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.730297-16 (P)
Datum vonnis: 2 februari 2017
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1940 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 januari 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusink en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.J.H. Mühlstaff, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd om een politieambtenaar, [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel [slachtoffer] heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 31 mei 2016, te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een politieambtenaar genaamd [slachtoffer] , brigadier van de politie Eenheid Oost-Nederland, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een groot (kartel) mes op voornoemde [slachtoffer] is afgelopen/toegelopen en/of (vervolgens) met voornoemde (kartel)mes op/in de richting van de buikstreek heeft (in) gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 31 mei 2016, te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, een politieambtenaar genaamd [slachtoffer] , brigadier van de politie Eenheid Oost-Nederland heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een groot (kartel)mes ter hand genomen en daarbij met dit (kartel) mes op voornoemde [slachtoffer] is afgelopen/toegelopen en/of (vervolgens) met voornoemde (kartel)mes op/in de richting van de buikstreek heeft (in) gestoken/gesneden, waardoor er voor die [slachtoffer] een (zeer) bedreigende situatie is ontstaan.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, waarvan vier maanden en 24 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaren;
- een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.
Verder heeft de officier van justitie geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 1.045,- , vermeerderd met de wettelijke rente kan worden toegewezen, een en ander onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, omdat verdachte niet de bedoeling had [slachtoffer] te verwonden, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte op 31 mei 2016 met een groot kartelmes in de richting van de buikstreek van [slachtoffer] heeft gestoken, waarbij [slachtoffer] het mes heeft afgeweerd.
Dit bewijs kan worden gevonden in de verklaringen van aangever [slachtoffer] en van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Verdachte heeft - voor zover hij zich het gebeurde kan herinneren - in grote lijnen overeenkomstig deze getuigenissen verklaard.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte met zijn gedragingen (al dan niet voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel van aangeefster heeft gehad. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat verdachte, staande op een afstand van ongeveer 50 centimeter van aangeefster die – letterlijk – met haar rug tegen de muur stond, met een broodmes met een lengte van ongeveer 30 centimeter met kracht een stekende beweging maakte in de richting van de buik van aangeefster en dat, naar het oordeel van de rechtbank, het feit dat aangeefster door verdachtes messteek niet (ernstig) gewond is geraakt uitsluitend is toe te schrijven aan aangeefsters adequate afweerhandeling. Verdachtes gedragingen en de omstandigheden waaronder deze plaatshadden, zijn zodanig gericht op c.q. geëigend om het ten laste gelegde gevolg, zwaar lichamelijk letsel, teweeg te brengen dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is geweest van ‘vol opzet’. Verdachtes verklaring, achteraf, dat hij niet ‘de bedoeling’ had aangeefster te verwonden, doet daaraan niet af.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat gelet op het voorgaande het primair ten laste gelegde – poging tot zware mishandeling – wettig en overtuigend bewezen kan worden.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 mei 2016, te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een politieambtenaar genaamd [slachtoffer] , brigadier van de politie Eenheid Oost-Nederland, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een groot kartelmes in de richting van de buikstreek van [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
poging tot zware mishandeling.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
De raadsman heeft aangevoerd dat de eis van de officier van justitie disproportioneel is. Verdachte heeft voor de eerste keer in zijn leven gedetineerd gezeten en heeft op zijn manier excuses gemaakt aan [slachtoffer] . Verdachte heeft onder verscherpt toezicht gestaan en zich daaraan gehouden. Hij heeft geleerd van wat er is gebeurd. Gezien deze hele situatie en de leeftijd van verdachte verzoekt de raadsman verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling jegens [slachtoffer] , die wijkagent is in de wijk van verdachte. [slachtoffer] was die dag, samen met twee collega’s, bij verdachte op huisbezoek gegaan, vanwege een zorgelijke situatie die een week eerder was geconstateerd. Verdachte was toen onder invloed van verdovende middelen, er verbleven twee ongewenste personen in zijn woning en de woning was versmeerd. Omdat verdachte had aangegeven open te staan voor hulp was [slachtoffer] op de betreffende dag teruggegaan naar de woning van verdachte om haar hulp aan te bieden. Verdachte, die onder invloed van cocaïne was, werd door [slachtoffer] aangesproken op zijn situatie, waarna hij uit boosheid een groot mes pakte en daarmee instak op [slachtoffer] . Dat [slachtoffer] geen letsel heeft overgehouden aan het handelen van verdachte is een omstandigheid die geenszins aan hem te danken is. Door te handelen zoals hierboven omschreven, heeft verdachte op een ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. Uit de slachtofferverklaring volgt dat het voor [slachtoffer] een traumatische gebeurtenis was. De rechtbank neemt verdachte zijn handelen kwalijk.
Tactus Reclassering Zwolle heeft op 13 januari 2017 een reclasseringsadvies uitgebracht, opgemaakt door T. Dol, reclasseringswerker. Er wordt geadviseerd een voorwaardelijke straf op te leggen, zonder oplegging van bijzondere voorwaarden. Een werkstraf kan worden opgelegd, mits voldoende rekening wordt gehouden met de gezondheidsproblemen van verdachte. Uit het rapport komt naar voren dat verdachte, met behulp van diverse instanties, sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 6 juni 2016 orde op zaken heeft gesteld. Hij heeft geen drugs meer gebruikt, heeft afstand genomen van het criminele circuit, heeft zijn woning opgeruimd, is ingesteld op medicatie en heeft dagbesteding. Ook wordt hij nu begeleid bij zijn financiën en heeft hij de hulp vanuit Tactus Verslavingszorg geaccepteerd.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 8 december 2016 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
De (hoge) leeftijd van verdachte (76 jaar), het feit dat de rechtbank wil aannemen dat het een door heftige emoties ingegeven, impulsieve actie van verdachte is geweest die hij inmiddels ook zelf betreurt, de positief gewijzigde omstandigheden waarin verdachte thans verkeert en het gegeven dat verdachte en aangeefster zich inmiddels min of meer met elkaar hebben verzoend, geven aanleiding tot matiging van de op te leggen straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat toepassing van artikel 9a Sr geen recht doet aan hetgeen verdachte heeft misdaan. Daarnaast beoogt de rechtbank met de op te leggen straf recidive te voorkomen. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, waarvan vier maanden en 24 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , domicilie gekozen hebbende te Zwolle, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.045,- (zegge: duizend vijfenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit immateriële schade.
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De verdediging heeft de schade niet betwist, maar heeft de rechtbank gevraagd deze te matigen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de opgevoerde schadepost door de verdediging niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.045,-, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d en 27 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , domicilie gekozen hebbende te Zwolle, van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. W. Foppen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.W. de Boer als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam IJsselland-Zuid, met nummer PL0600-2016267876. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 31 mei 2016, pagina 12-14, met bijlagen, onder meer inhoudende:
(…) Op dinsdag 31 mei 2016 (…) was ik voornemens om op huisbezoek te gaan bij de mij ambtshalve bekende [verdachte] (…) te [woonplaats] . (…)
Ik zag hij met zijn rechterhand een gekarteld broodmes van de keukentafel pakte.
Ik zag dat het broodmes ongeveer 30 a 35 cm lang was. Tevens zag ik dat het broodmes was voorzien van kartels. (…) Ik zag dat hij het mes in zijn rechterhand hand had. De afstand tussen [verdachte] en mij bedroeg circa 50 cm. Ik wilde naar achter stappen maar realiseerde mij dat ik met de rug tegen de muur stond. Rechts van mij was ook een muur en links van mij stond [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] met het mes opzettelijk en met kracht een stekende beweging maakte in de richting van mijn onderbuik.
Mijn onderbuik wordt niet beschermd door het dragen van het veiligheidsvest. Uit reflex weerde ik af met mijn rechterhand welke was voorzien van een steekwerende handschoen. Ik zag dat het mes van voren naar mij toe werd gestoken. (…) Toen ik het mes met mijn rechterhand wegdrukte was deze op ongeveer vijf centimeter van mijn buik. (…) Later zag ik dat er aan de rechterhandschoen snij schade zat (…) ondanks de snijwerende eigenschappen van de gebruikte stof in de handschoen. Als ik het mes niet had weggedrukt dan weet ik zeker dat dit contact zou hebben gemaakt met mijn onderbuik. (…)
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [getuige 1] , hoofdagent, en [getuige 2] , hoofdagent, van 31 mei 2016, pagina 18-19, onder meer inhoudende:
(…) Wij zagen dat hij met zijn rechterhand naar de keukentafel greep en daar een gekartelde broodmes met zwart heft pakte.
Wij zagen dat het broodmes een totale lengte had van ongeveer 30 a 35 cm.
Wij zagen dat hij een stekende beweging maakte naar [slachtoffer] . (…)
Wij zagen dat hij met zijn rechterhand, met kracht, een zijwaardse beweging maakte, van links naar rechts in de richting van de buik van [slachtoffer] .
Wij zagen dat de afstand tussen [verdachte] en [slachtoffer] op dat moment ongeveer 50 cm was.
Wij zagen dat [slachtoffer] geraakt werd aan haar rechterhand. (…)
Wij zagen dat [slachtoffer] met deze hand het mes afweerde.
Wij hebben [verdachte] op dat moment vast gepakt en bij [slachtoffer] weggetrokken. (…)