ECLI:NL:RBOVE:2017:4253

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 november 2017
Publicatiedatum
16 november 2017
Zaaknummer
08/730220-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling in discotheek met voorwaardelijke geldboete

De rechtbank Overijssel heeft op 16 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 27-jarige vrouw uit Ommen, die werd beschuldigd van mishandeling van een 26-jarige plaatsgenote in een discotheek in Lemele op 30 december 2015. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 2 november 2017, waar de officier van justitie, mr. R.J. Wiegant, de vordering indiende. De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. D.G. Hassink, ontkende de beschuldigingen van openlijke geweldpleging, maar erkende dat zij de aangeefster bij de haren had getrokken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de openlijke geweldpleging, maar dat de mishandeling wel bewezen kon worden op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte van het slachtoffer. De rechtbank legde een voorwaardelijke geldboete op van € 250,00 met een proeftijd van één jaar, rekening houdend met het blanco strafblad van de verdachte en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezenverklaarde feit van mishandeling, zoals vastgelegd in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/730220-17 (P)
Datum vonnis: 16 november 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 november 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.J. Wiegant en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. D.G. Hassink, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 30 december 2015 heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen, dan wel mishandeling van [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 tot en met 30 december 2015 te Lemele, gemeente Ommen (telkens) openlijk, te weten op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten [discotheek] (gevestigd aan de [adres] ),
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit die [slachtoffer] eenmaal of meermalen (met kracht)
- bij de keel te pakken en/of te grijpen en/of de keel dicht te drukken en/of
- op/tegen het lichaam te duwen en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- bij de haren beet te pakken en/of aan de haren te trekken;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 tot en met 30 december 2015 te Lemele, gemeente Ommen (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een persoon genaamd [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) eenmaal of meermalen
- op/tegen het lichaam te duwen en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- bij de haren beet te pakken en/of aan de haren te trekken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
In de nacht van 29 op 30 december 2015 hebben bij uitgaansgelegenheid [discotheek] te Lemele meerdere geweldsincidenten plaatsgevonden, onder andere tegen aangeefster [slachtoffer] . Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat zij [slachtoffer] die nacht in de garderobe aan haar haren heeft getrokken, maar ontkent dat zij (daarmee) een bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] .
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs en dat enkel bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde. De officier van justitie baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte in combinatie met de aangifte en de verklaring van getuige [getuige] .
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat zijn cliënt van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat haar handelen moet worden gezien als een nieuw incident, zodat enkel bewezen kan worden dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Wat betreft de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] kan op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet bewezen worden dat verdachte op enige wijze door verbale of fysieke handelingen de geweldshandelingen heeft ondersteund of op een andere manier heeft bijgedragen aan het ontstaan of het voortduren daarvan, zodat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken. De getuigenverklaringen die daarover zijn afgelegd zijn tegenstrijdig, terwijl de camerabeelden daarover ook geen uitsluitsel geven.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] , te weten de aangifte van [slachtoffer] , de bekennende verklaringen van verdachte en de verklaring van getuige [getuige] .
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
zij op 30 december 2015 te Lemele, gemeente Ommen een persoon genaamd [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) bij de haren beet te pakken en aan de haren te trekken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 250,00, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het blanco strafblad en de financiële situatie van zijn cliënte, en daarom te volstaan met een voorwaardelijke geldboete.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer] door aan haar haren te trekken. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij, in een situatie waarin de gemoederen hoog waren opgelopen, er niet voor heeft gekozen zich te distantiëren van de situatie maar het conflict heeft opgezocht en daarbij het uitoefenen van geweld niet uit de weg is gegaan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van mishandeling, alleen pijn en geen letsel ten gevolge hebbend, een geldboete ter hoogte van € 500,00. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het blanco strafblad van verdachte en houdt zij rekening met het tijdsverloop en de omstandigheid dat het slachtoffer [slachtoffer] zelf een aandeel heeft gehad in de geweldsescalatie.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf (een geldboete ter hoogte van € 250,00, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar), passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 en 24 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;

strafbaarheid feit

- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal
te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis;
- bepaalt dat deze geldboete
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 1 (één) jaarde navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. A.A.A.M. Schreuder en mr. R.M. van Vuure, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.A. de Haan-Geertsema griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
1. het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 15 maart 2016, pagina 157-163;
2. het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 30 december 2015, pagina 57-64;
3. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 21 januari 2016, pagina 124-127;
4. het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 november 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland district IJsselland, met nummer PL0600-2016505305 Z. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.