ECLI:NL:RBOVE:2017:4245

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
15 november 2017
Zaaknummer
08/955031-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag

Op 15 november 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige man uit Nijverdal, die verantwoordelijk werd gehouden voor een fataal verkeersongeval op 18 januari 2017. De verdachte, als bestuurder van een bedrijfsauto, veroorzaakte een aanrijding met een 19-jarige fietser, die als gevolg van de aanrijding overleed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoorzichtig had gereden, waarbij hij een bocht te scherp nam en op de verkeerde weghelft terechtkwam. De verdachte had de verkeerssituatie goed moeten kennen, maar lette onvoldoende op het verkeer. De officier van justitie vorderde een taakstraf van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. De rechtbank volgde deze vordering en legde de verdachte een taakstraf van 240 uur op, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de schuld van de verdachte en de impact van het ongeval op de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/955031-17 (P)
Datum vonnis: 15 november 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 november 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Agelink en van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:op 18 januari 2017, als bestuurder van een bedrijfsauto, een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] is overleden;
subsidiair:op genoemde datum als bestuurder van een bedrijfsauto gevaar op de weg heeft veroorzaakt, waardoor hij [slachtoffer] heeft aangereden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 18 januari 2017 te Nijverdal in de gemeente Hellendoorn,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(bedrijfsauto), komende uit de richting van de Schouwenburgweg en/of gaande
in de richting van de Hexelerweg, daarmee rijdende op de weg, de
[weg] ,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij, verdachte de verkeerssituatie aldaar goed kent,
niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het
direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die [weg] en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde
motorrijtuig (bedrijfsauto) op zodanige wijze heeft geregeld, dat hij,
verdachte in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto) tot stilstand te
brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de [weg] )
kon overzien en waarover deze vrij was en/of
gekomen in of nabij een in die weg gelegen, gezien zijn, verdachtes
rijrichting naar links verlopende bocht, in strijd met het gestelde in artikel
3 lid 1 van voormeld reglement niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden
en/of
bij het nemen van die naar links verlopende bocht, de binnenbocht heeft
genomen, waarbij hij, verdachte geheel of gedeeltelijk op het voor het
tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de [weg] )
is terecht gekomen, waarbij hij, verdachte met de linker wielen van dat door
hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) geheel of gedeeltelijk,
-gezien zijn, verdachtes rijrichting-, in het links van de verharde rijbaan
van die weg (de [weg] ) gelegen onverharde bermgedeelte is
terechtgekomen en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een over dat voor dat
tegemoetkomende verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de [weg] )
rijdende hem, verdachte tegemoetkomende fiets en/of de bestuurder van die
fiets, ten gevolge waarvan de bestuurder van die fiets ten val is gekomen
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
) werd gedood;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 18 januari 2017 te Nijverdal in de gemeente Hellendoorn,
als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting
van de Schouwenburgweg en/of gaande in de richting van de Hexelerweg, daarmee
heeft gereden op de weg, de [weg] en
gekomen in of nabij een in die weg gelegen, gezien zijn, verdachtes
rijrichting naar links verlopende bocht, in strijd met het gestelde in
artikel 3 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet
zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en/of
bij het nemen van die naar links verlopende bocht, de binnenbocht heeft
genomen, waarbij hij, verdachte geheel of gedeeltelijk op het voor het
tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de [weg] )
is terecht gekomen, waarbij hij, verdachte met de linker wielen van dat door
hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) geheel, of gedeeltelijk,
-gezien zijn, verdachtes rijrichting-, in het links van de verharde rijbaan
van die weg (de [weg] ) gelegen onverharde bermgedeelte is
terechtgekomen en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een over dat voor dat
tegemoetkomende verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de [weg] )
rijdende hem, verdachte tegemoetkomende fiets en/of de bestuurder van die
fiets, ten gevolge waarvan de bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Volgens hem was er bij verdachte sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend verkeersgedrag, dat moet worden gekwalificeerd als “aanmerkelijke schuld”. Ten gevolge hiervan kwam verdachte met zijn bedrijfsauto in aanrijding met [slachtoffer] , die daardoor is komen te overlijden, aldus de officier van justitie.
4.2
Het standpunt van de verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich schuldig acht aan de dood van [slachtoffer] . Hij stelt een naar links verlopende bocht in de [weg] in Nijverdal uiterst links te hebben genomen, waardoor hij de hem op de fiets tegemoetkomende [slachtoffer] heeft aangereden. Verdachte kan geen verklaring geven voor zijn verkeersgedrag. Volgens verdachte had hij zijn voertuig weliswaar onder controle, maar heeft hij [slachtoffer] niet zien aankomen. Verdachte gaat er vanuit dat [slachtoffer] de verlichting op zijn fiets aan had, maar hij heeft dat niet gezien.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit zowel de verklaring van verdachte als het politieonderzoek blijkt dat verdachte als bestuurder van een bedrijfsauto, een Opel Vivaro, op 18 januari 2017 omstreeks 17.35 uur over de [weg] reed. Deze weg ligt buiten de bebouwde kom van Nijverdal in de gemeente Hellendoorn. Verdachte kwam uit (de richting van) de Schouwenburgweg en reed in de richting van de Hexelerweg te Nijverdal. Verdachte kwam terug van een klus in Nijmegen en hij was op weg naar zijn woning; de verkeerssituatie kent verdachte goed. [2] Het was donker en het wegdek was deels glad. In de berm lag sneeuw. [3] Verdachte had voor deze bocht voldoende zicht op het gedeelte van de weg waarop [slachtoffer] zich op het moment van de aanrijding op de fiets bevond. [4] Verdachte reed met, naar zijn zeggen, een snelheid van 60 à 65 km/u de naar links verlopende bocht in. Daarbij sneed hij deze bocht zodanig aan, dat hij met de linker wielen van zijn bedrijfsbus naast het wegdek en de daarnaast gelegen grasbetonblokken over de besneeuwde en onverharde berm, gelegen aan de binnenkant van de bocht, reed. Aan de rechterzijde van de bocht stond een lantaarnpaal die licht uitstraalde. [5]
Verdachte kwam in deze bocht met zijn bestelbus in aanrijding met [slachtoffer] , die op zijn fiets aan de rechterzijde van de [weg] en in de tegenovergestelde richting van verdachte reed. [slachtoffer] werd frontaal aangereden, sloeg daardoor tegen de voorruit van de bedrijfsbus en werd meegesleurd. [6] Als gevolg daarvan liep [slachtoffer] ernstig hersenletsel op. De volgende dag is hij hieraan overleden. [7]
Er zijn geen technische gebreken aan de Opel Vivaro geconstateerd. [8] Nadat verschillende onderdelen van de ledverlichte koplamp van de fiets van [slachtoffer] weer in elkaar waren gezet en de batterijen waren teruggeplaatst, bleek dat deze koplamp functioneerde. [9]
Ten aanzien van de vraag of de gedraging van verdachte schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) oplevert, overweegt de rechtbank het volgende.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of
één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van
artikel 6 WVW, maar komt het daarbij aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (HR 1 juni 2004, ECLI: NL: HR:2004: AO5822).
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld welke feiten zich hebben voorgedaan. Op basis van die feiten komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte
zeeronvoorzichtig heeft gereden. Verdachte heeft een grove (verkeers)fout gemaakt. Hij heeft immers een bocht zodanig afgesneden, dat hij geheel op de voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weghelft terecht kwam. In het geval van tegemoetkomend rechtshoudend verkeer zal een dergelijke manoeuvre vrijwel altijd leiden tot een aanrijding en dit rijgedrag moet dan ook als zeer gevaarlijk worden aangemerkt. Verdachte heeft deze manoeuvre bovendien uitgevoerd zonder goed te kijken of er tegemoetkomend verkeer aankwam. Immers, ondanks dat hij de weg goed kende, voldoende zicht had op de weg en de fietsverlichting van [slachtoffer] naar moet worden aangenomen werkte, heeft hij [slachtoffer] kennelijk niet gezien. Gezien deze omstandigheden heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank grove schuld aan het verkeersongeval, waardoor [slachtoffer] is komen te overlijden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 18 januari 2017 te Nijverdal in de gemeente Hellendoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting van de Schouwenburgweg en gaande in de richting van de Hexelerweg, daarmee rijdende op de weg, de [weg] , zeer onvoorzichtig heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij, verdachte de verkeerssituatie aldaar goed kent, in onvoldoende mate heeft gelet en is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die [weg] en gekomen in een in die weg gelegen, gezien zijn, verdachtes rijrichting naar links verlopende bocht, in strijd met het gestelde in artikel 3 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en bij het nemen van die naar links verlopende bocht, de binnenbocht heeft genomen, waarbij hij, verdachte geheel op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de [weg] ) is terecht gekomen, waarbij hij, verdachte met de linker wielen van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) geheel -gezien zijn, verdachtes rijrichting-, links van de verharde rijbaan van die weg (de [weg] ) gelegen onverharde bermgedeelte is terechtgekomen en in aanrijding is gekomen met een over dat voor dat tegemoetkomende verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de [weg] ) rijdende hem, verdachte tegemoetkomende fiets en de bestuurder van die fiets, ten gevolge waarvan de bestuurder van die fiets ten val is gekomen en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer]
, werd gedood.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 van de WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, eventueel te vervangen door 120 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaar, met een proeftijd van 3 jaar.
7.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de straf die wordt opgelegd zal accepteren.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
- Uitgangspunt
De rechtbank heeft de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor overtreding van artikel 6 WVW 1994, als uitgangspunt voor de op te leggen straf genomen. Dat oriëntatiepunt houdt in dat in het geval van ernstige schuld aan een verkeersongeval, waarbij een ander wordt gedood, een gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van twee jaar pleegt te worden opgelegd.
- Feit en persoon verdachte
Verdachte heeft als ervaren bestuurder van een bedrijfsauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt, ten gevolge waarvan [slachtoffer] is komen te overlijden. [slachtoffer] was negentien jaar en had nog een heel leven voor zich. Bij de behandeling ter terechtzitting hebben zijn ouders toegelicht hoe moeilijk het is voor hen als gezin om het verlies van hun zoon te dragen en hoezeer zij hem missen.
De rechtbank houdt er ten voordele van verdachte rekening mee dat hij uit eigen beweging contact heeft opgenomen met de ouders van [slachtoffer] en dat hij zijn spijt heeft betuigd over het ongeval dat hij veroorzaakt heeft. Van belang is nog dat verdachte blijkens de documentatie in 2014 is veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete in verband met het verlaten van de plaats van aanrijding, maar dat verdachte overigens geen strafblad heeft.
Verdachte heeft verder nog naar voren gebracht dat zijn werkgever waarschijnlijk geen werk meer voor hem heeft als hij zijn rijbevoegdheid verliest. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde ziet de rechtbank in deze stelling geen aanleiding om deze bijkomende straf voorwaardelijk op te leggen, zoals de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, ernstige schuld aan het ongeval bewezen en is van oordeel dat niet met een waarschuwing kan worden volstaan. Een (deels) onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur is naar het oordeel van de rechtbank passend en geboden.
- Conclusie
Op grond van de voorgaande overwegingen zal de rechtbank aan verdachte opleggen een werkstraf van 240 uur, eventueel te vervangen door 4 maanden hechtenis, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 178 en 179 WVW.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
4 (vier) maanden;
-
ontzegtveroordeelde de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de tijd van
2 (twee) jaren,waarvan
1 (een) jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 (drie) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. K.J. Haarhuis en mr. A.M. den Dulk, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 november 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met PV-nummer [nummer] Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 november 2017. Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse (VOA) d.d. 21 maart 2017 (blz. 11 en 18).
3.De VOA d.d. 2 maart 2017 (blz. 19 en 21).
4.De VOA d.d. 2maart 2017 (blz. 25).
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 november 2017. De VOA d.d. 21 maart 2017 (blz. 18).
6.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 november 2017. De VOA d.d. 21 maart 2017 (blz. 24 en 43).
7.Een door drs. A.A. van der Spaa, forensisch arts, op 19 januari 2017 opgemaakt schouwverslag.
8.De VOA d.d. 21 maart 2017 (blz. 31).
9.De VOA d.d. 21 maart 2017 (blz. 39).