3.3Het perceel waarop het Rustpunt is gepland is gelegen binnen het bestemmingsplan “Dwarsgracht en Jonen” en heeft daarin de bestemming “Wonen” met de dubbelbestemming “Waarde Archeologie 2” en “Waarde-Beschermd dorpsgezicht Jonen”.
Op grond van het bepaalde in artikel 17.1.1 van de bestemmingsplanvoorschriften zijn de gronden met de bestemming “Wonen” bestemd voor:
a. wonen;
(…)
d. een atelier met daaraan gerelateerde en ondergeschikte detailhandel tot een maximum oppervlakte van 25 m² en dagopvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “gemengd”;
met daaraan ondergeschikt:
1. tuinen;
2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
3. groenvoorzieningen;
4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Niet in geschil is dat het vestigen van een Rustpunt in strijd is met die bestemming nu dit niet kan worden gezien als ondergeschikt aan de hoofdfunctie.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in beginsel bevoegd is om af te wijken van dit bestemmingsplan door het nemen van een projectafwijkingsbesluit ex artikel 2.1, eerste lid, onder c, juncto artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo, op voorwaarde dat de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat en dat de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven als bedoeld in artikel 6.5, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Laatstgenoemde verklaring is bij besluit van 11 april 2017 afgegeven.
Ten aanzien van de ruimtelijke onderbouwing verwijst verweerder naar de onderbouwing die aanvraagster op 30 december 2012, nadien aangevuld op 2 mei 2012, heeft ingediend en het op 13 mei 2012 door RUD IJsselland afgegeven advies.
Verweerder voert het zogenoemde Facetbeleid, inhoudende dat bij woningen onder voorwaarden met een omgevingsvergunning een bedrijf of beroep aan huis kan worden toegestaan als nevenactiviteit, waarbij het percentage van 35% van de maximaal bebouwde oppervlakte niet mag worden overschreden. De rechtbank acht dat beleid in beginsel niet onredelijk.
De rechtbank stelt vast dat het zorgatelier en de winkel, gelet op het bepaalde in artikel 17.1.1 van de planvoorschriften, deel uitmaken van de hoofdbestemming “Wonen” en niet hoeven te worden meegeteld bij het berekenen van de 35%-norm voor toegestane nevenactiviteiten. Daarvoor dient alleen de oppervlakte van het rustpunt te worden meegenomen.
Hoewel eisers stellen dat niet duidelijk is of verweerder handhavend kan optreden omdat er nog teveel onduidelijkheid bestaat omtrent het toegestane gebruik en de inrichting van het Rustpunt, heeft de rechtbank bij uitspraak van 19 februari 2015 de bevindingen van de door haar ingeschakelde deskundige van de Stichting advisering Bestuursrechtspraak (StAB) gevolgd. De StAB kwam tot de conslusie dat het Rustpunt op zich zelf 30m² omvat,
te weten een overkapping van 7,7m² , een prieel van 4,9m² een zitje van 12m² en een fietsenstalling van 5m², hetgeen 16% van de totale bebouwde oppervlakte van 187m² bedraagt. Daarbij is geoordeeld dat het plan aan de 35% norm voldoet. Nu tegen die uitspraak geen hoger beroep is ingesteld, is die uitspraak rechtens onaantastbaar geworden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich uitgaande van die uitspraak terecht op het standpunt heeft gesteld dat aan het hiervoor genoemde beleid wordt voldaan en in beginsel kan worden afgeweken van de planvoorschriften.