ECLI:NL:RBOVE:2017:4211

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 november 2017
Publicatiedatum
14 november 2017
Zaaknummer
08/760002-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een voormalig politieman wegens diefstal van een fagot

Op 13 november 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een voormalig politieman, die werd beschuldigd van diefstal van een fagot. De verdachte, geboren in 1971 en werkzaam als hoofdagent, had het muziekinstrument meegenomen van het politiebureau in Dalfsen, waar het als gevonden voorwerp was opgeslagen. Hij dacht dat het anders zou worden weggegooid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal, omdat hij de fagot zonder toestemming had meegenomen en zich als heer en meester over het instrument had gedragen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er sprake was van overmacht in de zin van noodtoestand, en oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezenverklaarde feit. De officier van justitie had een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur geëist, en de rechtbank volgde dit advies. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat deze betrekking had op een andere fagot dan die door de verdachte was weggenomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/760002-17 (P)
Datum vonnis: 13 november 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.S. de Waard en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M. van der Steeg, advocaat te Schalkhaar, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een fagot heeft gestolen dan wel deze heeft verduisterd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 27 mei 2012 tot en met 23 juli 2012,
althans de tweede helft van het jaar 2012, te Dalfsen en/ of Staphorst, in
ieder geval in Nederland,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fagot,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 27 mei 2012 tot en met 23 juli 2012,
althans i.o.o. de tweede helft van het jaar 2012 te Dalfsen en/ of Staphorst,
in ieder geval in Nederland,
opzettelijk een fagot, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk goed verdachte
anders dan door misdrijf, te weten door zijn werk als politiebeambte, onder
zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 27 mei 2012 heeft verbalisant [getuige/verbalisant] (hierna: [getuige/verbalisant] ) naar aanleiding van een civiel conflict meerdere spullen vanuit een bungalow in Dalfsen meegenomen naar het politiebureau te Dalfsen. [getuige/verbalisant] heeft meerdere malen getracht om de eigenaar van de spullen te bereiken om de spullen op te laten halen, doch zonder succes. De spullen zijn op het politiebureau onder de overkapping gezet. Later bleek dat tussen de spullen twee kostbare fagotten zaten die, naar later bleek, op 5 oktober 2011 waren gestolen uit een woning in Zwolle. Verdachte, toen werkzaam als hoofdagent van politie, heeft in de periode van 27 mei 2012 tot en met 23 juli 2012 op enig moment één van die fagotten meegenomen naar huis omdat hij het zonde vond om het daar te laten staan met de kans dat het weggegooid zou worden. [getuige/verbalisant] heeft niet gezien dat er tussen de spullen twee fagotten zaten laat staan dat hij wist dat deze fagotten van diefstal afkomstig waren. [getuige/verbalisant] wist ook niet dat verdachte één van de fagotten had meegenomen naar huis. [getuige/verbalisant] vond de goederen niks waard en toen de eigenaar zich na enige tijd niet gemeld had, zijn de overige spullen als gevonden voorwerp op 23 juli 2012 naar het gemeentehuis gebracht. De zaak kwam aan het rollen doordat een vriendin van de ex van verdachte, die werkzaam is bij de politie Oost-Nederland, een collega bij de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) op 5 september 2016 heeft geïnformeerd over het feit dat zij had gehoord dat verdachte ooit een muziekinstrument vanuit het politiebureau had meegenomen naar huis om via Marktplaats te verkopen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de fagot heeft meegenomen naar huis, omdat hij het zonde vond dat een muziekinstrument werd weggegooid. Verdachte ontkent dat hij de fagot heeft meegenomen om via Marktplaats te verkopen. Verdachte ontkent de opzet te hebben gehad om zich de fagot wederrechtelijk toe te eigenen toen hij de fagot mee naar huis nam.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij de fagot heeft meegenomen omdat hij het zonde vond dat een muziekinstrument werd weggegooid, komt de rechtbank toch tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Verdachte heeft zich door de fagot zonder toestemming mee naar huis te nemen als heer en meester over de fagot gedragen en heeft aldus gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Het feit dat verdachte er rekening mee hield dat de fagot anders mogelijk zou worden weggegooid, maakt dit niet anders, te meer nu verdachte - mede ook gelet op de verklaring van getuige [getuige/verbalisant] - er kennelijk waarde aan toekende.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in samenhang bezien met wat overigens uit de bewijsmiddelen naar voren komt, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 27 mei 2012 tot en met 23 juli 2012 vanuit het politiebureau te Dalfsen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een fagot heeft weggenomen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
primair:
hij in de periode van 27 mei 2012 tot en met 23 juli 2012, te Dalfsen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fagot, toebehorende aan
[slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Standpunten van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder primair bewezenverklaarde strafbaar is.
Standpunten van de verdediging
De verdediging doet een beroep op de rechtvaardigingsgrond overmacht in de zin van noodtoestand. De raadsvrouw stelt dat verdachte heeft geprobeerd om de verantwoordelijke politieman ertoe te bewegen anders naar de spullen te kijken en deze op een andere wijze te behandelen. Verdachte heeft hiermee geen effect gehad. Het meenemen van de fagot stond in verhouding tot het door verdachte nagestreefde doel. Verdachte heeft volgens de raadsvrouw het instrument mee naar huis genomen om de fagot naar een veilige plek te brengen waar het niet als vuilnis zou worden gezien. Het wegnemen van de fagot zelf als gedraging is daarmee gerechtvaardigd, aldus de raadsvrouw.
Beslissing van de rechtbank
Het beroep van de raadsvrouw op overmacht in de zin van noodtoestand wordt verworpen. Overmacht in de zin van noodtoestand vereist een acute noodsituatie waardoor een keuze gemaakt moet worden tussen aan de ene kant de wet en aan de andere kant het naleven van een maatschappelijke plicht. De rechtbank is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van een noodtoestand.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: diefstal.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring en een schuldigverklaring komt, verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of een maatregel.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich in zijn hoedanigheid van hoofdagent van politie schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Verdachte heeft vanuit het politiebureau te Dalfsen een fagot weggenomen, omdat hij in de veronderstelling was dat de fagot anders zou worden weggegooid. Die fagot was op het politiebureau als gevonden voorwerp onder een overkapping op de binnenplaats geplaatst omdat niet bekend was van wie het was. Verdachte heeft de fagot meegenomen zonder dit op werk te melden en heeft zich aldus de fagot toegeëigend. Verdachte heeft hierdoor misbruik gemaakt van zijn positie als politieambtenaar en het daarbij behorende vertrouwen dat zijn werkgever en de samenleving in politieambtenaren moeten kunnen hebben, ernstig geschonden. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Blijkens een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 21 september 2017 is verdachte niet eerder veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor straftoemeting voor zover deze voor het feit als het onderhavige is vastgesteld.
Bij de keuze voor een strafmodaliteit en bij het bepalen van de hoogte van de straf weegt de rechtbank mee dat verdachte door zijn handelen op non-actief is gesteld en inmiddels is ontslagen. Nu verdachte reeds tuchtrechtelijk zwaar is gestraft, ziet de rechtbank aanleiding om de straf voorwaardelijk op te leggen. Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uur, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden.
Met name gelet op ernst van het feit is toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht -zoals bepleit door de verdediging- niet aan de orde.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de reparatiekosten van de fagot.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering ziet op een andere fagot dan die door verdachte is weggenomen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat het in de vordering gaat over de reparatiekosten van de barokfagot, terwijl de door verdachte weggenomen fagot een fagot van het merk Moosmann betreft.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, nu de vordering betrekking heeft op een andere fagot (te weten de barokfagot) dan de door verdachte weggenomen fagot.
De benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair:diefstal;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
40 (veertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
20 dagen;
- bepaalt dat deze taakstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij:
[slachtoffer], in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. S.K. Huisman en
mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van Z. Demir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 november 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, afdeling VIK, Interne Onderzoeken, nummer A4 02 16. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal opgemaakt door [verbalisant] , inspecteur van politie en [verbalisant] , brigadier van politie beiden werkzaam op de afdeling Veiligheid integriteit en Klachten (VIK) van de Politie Oost Nederland van 19 december 2016, pagina 2-3, voor zover van belang:
Aanleiding onderzoek.
Op 5 september 2016 is door [verbalisant] , werkzaam bij de Politie Oost Nederland in een
telefonisch gesprek met [verbalisant] werkzaam bij het Vik locatie Zwolle, meegedeeld, dat zij in haar woonomgeving in Zwolle contacten heeft met een vriendin genaamd [naam] wonende [adres 1] .
In een emotionele bui is door [naam] aan [verbalisant] verteld dat zij in een (vecht)scheiding is verwikkeld met [verdachte] . [verdachte] is als hoofdagent van politie werkzaam bij de Politie Oost Nederland in het team Vechtdal Hardenberg.
Uit de informatie bleek verder, dat [verdachte] drie jaren geleden een muziekinstrument (mogelijk saxofoon) mee naar huis heeft genomen en daarbij zou hebben gezegd dat hij dit meegenomen zou hebben vanaf het politiebureau. De bedoeling hiervan is om deze te verkopen via de website "Marktplaats".
Het vermoeden was aanwezig dat [verdachte] de "saxofoon" mee zou kunnen nemen zodra hij i.v.m. de scheiding het huis zou verlaten.
2. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 oktober 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik heb in de periode van 27 mei 2012 tot en met 23 juli 2012 vanuit het politiebureau te Dalfsen een fagot meegenomen naar huis. De fagot zat in een zak en die heeft sinds 2012 bij mij thuis op de koelkast gestaan.
3. Het proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige [getuige/verbalisant] van 19 april 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik was indertijd alleen op ronde, op de motor. Er kwam een melding binnen vanaf een camping in Dalfsen (…).
Toen ik ter plaatse kwam stond er een hele groep mensen buiten (…). Het bleek te gaan om een civiel conflict tussen de eigenaar en de huurder die zijn huur niet betaalde. De eigenaar had gehoopt door middel van de melding gegevens van de huurder boven water te krijgen. De eigenaar heeft mij vervolgens de chalet laten zien die werd gehuurd. Wat ik daar aantrof, was wat mij betreft oude troep. Het leek op inboedel die iemand op het laatste moment bij zich had genomen. Ik heb vervolgens voorgesteld om de spullen mee naar het bureau te nemen. Dat heb ik ook gedaan. Ik heb contact opgenomen met collega's toen ik op de camping was. Er is toen een auto gekomen. Daar hebben we de spullen ingeladen (…). Ik heb de goederen niet geïnventariseerd. Ik heb ze ook niet in ons systeem gezet. Dat kwam omdat ik het oude rommel vond (…).
U vraagt mij of ik in de tijd dat de goederen op het bureau stonden nog onderzoek naar de
goederen heb gedaan. Nee, dat heb ik niet. Ik denk dat de goederen zo'n drie maanden bij
ons op het bureau hebben gestaan, maar dat weet ik niet precies meer (…).
U vraagt mij of de goederen op enigerlei wijze geregistreerd. Nee. Dat heb ik niet, ook
anderen hebben dat niet gedaan.
U vraagt mij wat er onder de overkapping stond (…). Spullen die niet in het bureau konden staan. De overkapping staat op een afgesloten binnenplaats. Die is afgesloten met een hek en dat hek was eigenlijk altijd afgesloten.
Onder de overkapping werden ook wel andere inbeslaggenomen of gevonden voorwerpen
geplaatst. Als het om kleinere voorwerpen ging dan werden die natuurlijk binnen in het
bureau gelegd. (…) Ik heb gewoon de spullen naar het gemeentehuis
gebracht die stonden op de plek waar ik de spullen van de camping drie maanden eerder
neergezet had. Wij hebben ze aangemerkt als gevonden voorwerpen.
Gevonden voorwerpen moeten worden beheerd door de gemeente. Dat is de reden dat ze
naar het gemeentehuis zijn gegaan.
U vraagt mij naar een gesprek dat ik heb gehad met [verdachte] . Ik herinner mij dat hij mij een fagot heeft laten zien en mij heeft gevraagd of ik wist wat zo'n fagot waard was. Hij zei: "weet je wat hier zomaar onder de overkapping staat". Ik heb hem gezegd dat ik niet wist wat zo'n fagot waard was, dat mij dat ook niet interesseerde en dat de spullen naar het gemeentehuis moesten. Toen [verdachte] mij dat vroeg, stonden de spullen nog op het politiebureau. Ik heb overigens pas later gehoord dat het om een fagot ging. Ik ken zo'n instrument helemaal niet. Ik herinner mij dat [verdachte] het in het gesprek ook gehad heeft over bedragen. Wel is het zo dat [verdachte] mij indertijd het instrument heeft laten zien, dat deed hij door de koffer te openen.
4. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 30 november 2016, pagina 70-72, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte op aan hem gestelde vragen:
We hebben ook gesproken met collega [getuige/verbalisant] .
[getuige/verbalisant] verklaart dat jij hem hebt benaderd over de aangetroffen spullen. Jij zou aan hem
hebben gevraagd of hij wist van wat het waard was. Wat kun je daar over zeggen? Je geeft
net aan dat je het zonde zou vinden als de fagot blijft liggen en weggedaan wordt. Wat is
dan volgens jou de waarde?
Verdachte: Ik heb eerst geen waardeoordeel aan het blaasinstrument gegeven. Ik ben er later pas achter gekomen wat voor soort muziekinstrument het betrof. Ik heb later op internet gekeken wat het nu precies was en kwam er zo achter dat het een fagot was. Ik heb ook aan [getuige/verbalisant] gevraagd, " wat ga je er nu mee doen"?
(…)
Ik heb nooit een waardeoordeel aan die fagot gegeven en volgens mij [getuige/verbalisant] ook niet. Ik
kan ook niet met zekerheid zeggen of hij dat gedaan heeft.
Vraag: Met welke bedoeling heb je iets over het blaasinstrument aan [getuige/verbalisant] gevraagd?
Antwoord verdachte: Ik kan je daar niet echt een antwoord op geven. lk vond het zonde dat het weggegooid werd. Ik heb één koffer opengemaakt. De inhoud van de andere koffer heb ik niet bekeken.
5. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 5 oktober 2016, pagina 39-40, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
(…)
Ik denk dat het enkele jaren geleden is geweest dat [verdachte] een muziekinstrument meegenomen heeft naar de woning aan het [adres 2] . Hij vertelde daar verder over dat hij het muziekinstrument meegenomen had vanaf het politiebureau in Ommen of Dalfsen. Het had er al enige tijd gelegen. [verdachte] had zo’n 1,5 jaar a 2 jaar geleden verteld dat een fagot maar op het bureau had gelegen.
6. Het proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [slachtoffer] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik doe aangifte van inbraak op woensdag 5 oktober 2011. (…) Ik zag verder dat er twee fagotten waren weggenomen. Een fagot lag boven op de boekenkast en een fagot stond op de grond tegen de boekenkast. De fagot op de grond zat in een kist en de andere fagot zat in een soort zak.