ECLI:NL:RBOVE:2017:4206

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 november 2017
Publicatiedatum
13 november 2017
Zaaknummer
08/994531-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van eigenaar composteringsbedrijf voor milieudelicten

Op 13 november 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de eigenaar van een composteringsbedrijf, die is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur en zijn bedrijf tot een voorwaardelijke geldboete van 20.000 euro met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte heeft in de periode van 11 mei 2016 tot en met 5 juli 2016 op zijn bedrijf in Dalerpeel, gemeente Coevorden, in strijd met de Wet milieubeheer en de Waterwet gehandeld. Hij heeft feitelijk leiding gegeven aan handelingen met afvalstoffen die nadelige gevolgen voor het milieu konden veroorzaken, door onder andere vervuild terreinwater zonder vergunning in oppervlaktewater te lozen. Tijdens controles door de politie en het waterschap zijn geulen aangetroffen waarlangs vervuild water kon afstromen naar nabijgelegen sloten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn handelen schadelijk zou zijn voor het milieu. De verdediging voerde aan dat de handelingen geen nadelige gevolgen hadden, maar de rechtbank oordeelde anders, gezien de aanwezige afvalstoffen en de gebrekkige afvoer van vervuild water. De rechtbank legde een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie, rekening houdend met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/994531-16 (P)
Datum vonnis: 13 november 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1962 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Buist en van hetgeen door verdachte en diens raadsvrouw mr. J.U. Kruidhof-Stam, advocaat te Hattem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 11 mei 2016 tot en met 5 juli 2016 feitelijk leiding heeft gegeven aan [verdacht bedrijf] BV terzake van het bedrijfsmatig verrichten van handelingen met afvalstoffen, terwijl die BV wist of kon weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu konden ontstaan,
danwel dat hij in de periode van 11 mei 2016 tot en met 5 juli 2016 feitelijk leiding heeft gegeven aan [verdacht bedrijf] BV terzake van handelingen waarvan die BV wist of kon weten dat daardoor de bodem werd verontreinigd of aangetast of – terwijl die verontreiniging zich voordeed – die BV niet alle handelingen heeft verricht om de verontreiniging of aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken;
feit 2:op 11 mei 2016 feitelijk leiding heeft gegeven aan [verdacht bedrijf] BV terzake van het opzettelijk lozen van vervuild terreinwater in oppervlaktewater, terwijl daarvoor geen vergunning was verleend door het waterschap en geen vrijstelling was verleend bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
[verdacht bedrijf] B.V. op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de
periode van 11 mei 2016 tot en met 5 juli 2016 te Dalerpeel, in de gemeente
Coevorden,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, danwel alleen,
al dan niet opzettelijk,
in strijd met artikel 10.1 lid 3 van de Wet milieubeheer bedrijfsmatig en/of
in omvang en/of op een wijze alsof deze bedrijfsmatig was, één of meer
handeling(en) met betrekking tot afvalstoffen heeft vericht, terwijl daardoor
naar zij, en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs had(den) kunnen
weten, nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan, immers
heeft [verdacht bedrijf] B.V. en/of haar mededader(s), alstoen, op een
bedrijfsterrein gelegen aan de [adres] te Dalerpeel, een
composteerinrichting voor de verwerking van groenafval aanwezíg gehad, en/of
was/waren op of omstreeks 11 mei 2016,
- een greppel/sloot, - evenwijdíg gelegen langs (de noordzijde) van dat
bedrijfsterrein -, met daarin een slibachtige substantie, aanwezig,(foto 2 pag
663), en/of
-een verharding op dat bedrijfsterrein aanwezig die (deels) uit stelconplaten
en/of (deels) uit (beton)klinkers bestond, en/of waar percolaatwater
afstroomde en/of kon afstromen naar de onbeschermde bodem en/of naar de
greppel (foto's 4,16 en 17 pagina 669) en/of
-op dat bedrijfsterrein afvalstoffen (groenafval) naast de verharde ondergrond
opgeslagen en/of op de onbeschermde bodem opgeslagen en/of waarvan
percolaatwater afstroomde naar de onbeschermde bodem (Foto 4 pag 664 en foto
18 en 19 pag 670), en/of
-op dat bedrijfsterrein, tussen hopen groenafval en/of composteringsmateriaal
een gang aanwezig waar percolaatwater afstroomde op de onbeschermde bodem
(foto 5 pag 665) en/of
een natuurlijke geul aanwezig waardoor dat percolaatwater afstroomde en/of kon
afstromen richting een greppel/sloot (gelegen aan de noordzijde van dat
bedrijfsterrein), (foto 6 pag 665 en foto 15 pag 669), en/of
-naast een zeefinstallatie, op dat bedrijfsterrein een geul aanwezig, waardoor
percolaatwater afstroomde en/of kon afstromen richting een greppel/sloot,
(gelegen aan de noordzijde van dat bedrijfsterrein) (foto 7 pag 666), en/of
-op dat bedrijfsterrein (ongeveer 20) oude autobanden op de onbeschermde bodem
opgeslagen (foto 8 pag 666), en/of
-op dat bedrijfsterrein (circa 30 m3) plastic en/of banden en/of metaal en/of
puinresten op de onbeschermde bodem opgeslagen (foto 9 pag 666), en/of
-op dat bedrijfsterrein een afwateringsgeul aanwezig (die liep naar een
opvangbassin aan de zuidwestzijde van dat bedrijfsterrein), die was gevuld met
(percolaat)water en/of op sommige plaatsen vol zat met slib (foto 11 pag 667),
en/of
was op of omstreeks 5 juli 2016
percolaatwater (afkomstig uit een aarden wal) op de onbeschermde bodem van dat
bedrijfsterrein aanwezig (foto 3 pag 677);
zulks terwijl verdachte, samen en in vereniging met anderen of een ander,
danwel alleen, tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft gegeven en/of aan
die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[verdacht bedrijf] B.V.op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de
periode van 11 mei 2016 tot en met 5 juli 2016 te Dalerpeel, in de gemeente
Coevorden,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, danwel alleen,
op of in de bodem één of meer handeling(en) heeft verricht,
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had
kunnen vermoeden, dat door die handeling(en) de bodem kon worden verontreinigd
en/of aangetast, en al dan niet opzettelijk niet aan haar verplichting heeft
voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van haar en/of haar
mededader(s) konden/kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of
aantasting te voorkomen dan wel, terwijl die verontreiniging en/of aantasting
zich voordeed, de verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen
daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken, immers
heeft [verdacht bedrijf] B.V. en/of haar mededader(s), alstoen, op een
bedrijfsterrein gelegen aan de [adres] te Dalerpeel, een
composteerinrichting voor de verwerking van groenafval aanwezig gehad, en/of
was/waren op of omstreeks 11 mei 2016,
- een greppel/sloot, - evenwijdig gelegen langs (de noordzijde) van dat
bedrijfsterrein, met daarin een slibachtige substantíe, aanwezig, (foto 2 pag
663), en/of
-een verharding op dat bedrijfsterrein aanwezig die (deels) uit stelconp1aten
en/of (deels) uit (beton)klinkers bestond, en/of waar percolaatwater
afstroomde en/of kon afstromen naar de onbeschermde bodem en/of naar de
greppel (foto's 4,16 en 17 pagina 669) en/of
-op dat bedríjfsterrein afvalstoffen (groenafval) naast de verharde ondergrond
opgeslagen en/of op de onbeschermde bodem opgeslagen en/of waarvan
percolaatwater afstroomde naar de onbeschermde bodem (Foto 4 pag 664 en foto
18 en 19 pag 670), en/of
-op dat bedrijfsterrein, tussen hopen groenafval en/of composteringsmateriaal
een gang aanwezig waar percolaatwater afstroomde op de onbeschermde bodem
(foto 5 pag 665) en/of
een natuurlijke geul aanwezig waardoor dat percolaatwater afstroomde en/of kon
afstromen richting een greppel/sloot (gelegen aan de noordzijde van dat
bedrijfsterrein), (foto 6 pag 665 en foto 15 pag 669), en/of
-naast een zeefinstallatie, op dat bedríjfsterrein een geul aanwezig, waardoor
percolaatwater afstroomde en/of kon afstromen richting een greppel/sloot,
(gelegen aan de noordzijde van dat bedrijfsterrein) (foto 7 pag 666), en/of
-op dat bedrijfsterrein (ongeveer 20) oude autobanden op de onbeschermde bodem
opgeslagen (foto 8 pag 666), en/of
-op dat bedrijfsterrein (circa 30 m3) plastic en/of banden en/of metaal en/of
puinresten op de onbeschermde bodem opgeslagen (foto 9 pag 666), en/of
-op dat bedrijfsterrein een afwateringsgeul aanwezig (die liep naar een
opvangbassin aan de zuidwestzijde van dat bedrijfsterrein), die was gevuld met
(percolaat)water en/of op sommige plaatsen vol zat met slib (foto 11 pag 667),
en/of
was op of omstreeks 5 juli 2016
percolaatwater (afkomstig uit een aarden wal) op de onbeschermde bodem van dat
bedrijfsterrein aanwezig (foto 3 pag 677);
zulks terwij1 verdachte, samen en in vereniging met anderen of een ander,
danwel alleen, tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft gegeven en/of aan
die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
[verdacht bedrijf] B.V. op of omstreeks 11 mei 2016 te Dalerpeel, gemeente
Coevorden
tezamen en in vereniging met een ander of anderen danwel alleen,
al dan niet opzettelijk,
voor de afvoer van (vervuild) terreinwater afkomstig van een
composteerinrichting voor groenafval gelegen aan de [adres] , aldaar,
-aan de oostzijde van dat terrein één (gegraven) geul aanwezig heeft gehad,
en/of
-aan de noordzijde van dat terrein twee, althans één of meer (gegraven)
geul(en) aanwezig heeft gehad,
waardoor dat (vervuilde) terreinwater werd gebracht, althans kon worden
gebracht, in één of meer perceelslo(o)t(en), zijnde een
oppervlaktewaterlichaam, terwijl
daartoe geen strekkende vergunning was verleend door het bestuur van het
waterschap Vechtstromen, en/of
daarvoor geen vrijstelling was verleend bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur, en/of
artikel 6.3 van de Waterwet niet van toepassing was,
zulks terwijl verdachte, samen en in vereniging met anderen of een ander,
danwel alleen, tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft gegeven en/of aan
die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Verdachte is bestuurder van [bedrijf 1] BV. [bedrijf 1] BV is bestuurder en enig aandeelhouder van [verdacht bedrijf] BV. [verdacht bedrijf] BV (verder [verdacht bedrijf] ) is opgericht op 25 januari 2002 en haar activiteiten bestaan uit het exploiteren van een composteringsbedrijf, waaronder begrepen de handel in groenafval en compost. Het bedrijf is gevestigd in Dalerpeel aan de [adres] .
Bij besluit van 17 april 2001 van de provincie Drenthe is aan [verdacht bedrijf] een vergunning voor het drijven van een composteerinstallatie verleend voor vijf jaren. De gemeente Coevorden, die sinds 2006 het bevoegd gezag is, heeft de vergunning onder dezelfde voorschriften steeds verlengd. Bij brief van 3 augustus 2011 heeft de gemeente [verdachte] te kennen gegeven dat men overweegt om de locatie bij de eerstvolgende herziening van het bestemmingsplan te bestemmen als composteerinrichting en dat men in afwachting daarvan de composteerinrichting op de locatie aan de [adres] te Dalerpeel nog tot 1 juli 2014 zal gedogen, waarbij de voorschriften van de eerder verleende vergunning onverminderd van kracht blijven. Gelet op een uitspraak van de Raad van State is op 11 april 2016 door de betrokken wethouder aan verdachte uitgelegd dat de composteerinrichting niet op de huidige locatie kan worden gelegaliseerd. Er wordt afgesproken dat gedurende het maai-/snoei-/ bladafvalseizoen 2016 afval mag worden aangevoerd naar de locatie, tot uiterlijk 1 januari 2017.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is op basis van het onderliggende strafdossier en de zich daarin bevindende stukken en getuigenverklaringen van mening dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat handelingen die verdachte heeft verricht geen nadelige gevolgen voor het milieu hadden of konden hebben. Het materiaal dat [verdacht bedrijf] in ontvangst nam bestond immers uit bermgras en slootspecie. De daaruit voorkomende afvalstoffen kunnen naar het oordeel van de verdediging dan geen nadelig effect hebben voor het milieu.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw betoogd dat het klopt dat [verdacht bedrijf] niet beschikte over de benodigde vergunning, maar dat dit ook niet nodig was omdat de gegraven geulen tot doel hadden regenwater af te voeren en geen vervuild terreinwater.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde
Uit artikel 1.1 Wet milieubeheer blijkt onder meer dat onder afvalstoffen worden verstaan alle stoffen, preparaten of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat er zich tussen het aangevoerde groenafval ook andere afvalstoffen zoals plastic, metaal, puinresten en banden bevonden. Deze andere afvalstoffen werden via de zeefinstallatie gescheiden van het groenafval en werden zonder beschermde bodembedekking apart opgeslagen op het terrein van [verdacht bedrijf] .
Uit het dossier blijkt dat er op 11 mei 2016 een bedrijfscontrole is uitgevoerd op het terrein van [verdacht bedrijf] waarbij de betrokken verbalisanten hebben geconstateerd dat:
- een greppel/sloot, - evenwijdig gelegen langs de noordzijde van het bedrijfsterrein - met daarin een slibachtige substantie, aanwezig was;
- de verharding op het bedrijfsterrein deels uit stelconplaten en deels uit betonklinkers bestond;
- op het bedrijfsterrein afvalstoffen (groenafval) naast de verharde ondergrond was opgeslagen waarvan percolaat afstroomde naar de onbeschermde bodem;
- op het bedrijfsterrein, tussen hopen groenafval en/of composteringsmateriaal een gang aanwezig was waar percolaat afstroomde op de onbeschermde bodem;
- een natuurlijke geul aanwezig was waardoor dat percolaat kon afstromen richting een greppel/sloot (gelegen aan de noordzijde van het bedrijfsterrein);
- op het bedrijfsterrein een geul aanwezig was, waardoor percolaat kon afstromen richting een greppel/sloot gelegen aan de noordzijde van het bedrijfsterrein;
- op het bedrijfsterrein (ongeveer 20) oude autobanden op de onbeschermde bodem
waren opgeslagen;
- op het bedrijfsterrein (circa 30 m3) plastic, banden, metaal en puinresten op de onbeschermde bodem waren opgeslagen;
- aan de zuidzijde van het bedrijfsterrein een afwateringsgeul aanwezig was (die liep naar een opvangbassin aan de zuidwestzijde van dat bedrijfsterrein), die was gevuld met percolaat en op sommige plaatsen vol zat met slib.
Voornoemde verbalisanten hebben foto’s genomen van de hiervoor beschreven aangetroffen situaties.
Op 11 mei 2016 is er tevens een controle uitgevoerd door verbalisanten van het waterschap Vechtstromen. Zij hebben geconstateerd dat de bestaande bakgoten die voor de afvoer van het (vervuilde) terreinwater moesten zorgen, volledig waren dichtgeslibd. Omdat die bakgoten waren dichtgeslibd, kon het terreinwater van de composteerinrichting niet afgevoerd worden naar de op het terrein gelegen opvangbassins. De verbalisanten hebben voorts gezien dat, omdat er geen goede afvoer van het (vervuilde)terreinwater via de eerder genoemde bakgoten mogelijk was, het (vervuilde)terreinwater via gegraven geulen naar de naastgelegen perceelsloten werd afgevoerd. Deze sloten stonden volgens de verbalisanten in open verbinding met het oppervlaktewater.
Voorts is er een monster genomen van het water dat naar een perceelsloot liep. Uit het analyserapport van dit monster blijkt dat er in het water grote hoeveelheden anorganische stoffen en metalen zijn aangetroffen.
Op 5 juli 2016 heeft er nogmaals een bedrijfscontrole plaatsgevonden. Verbalisanten hebben toen geconstateerd dat er een aarden wal was gemaakt en dat percolaat door de aarden wal sijpelde en op de onbeschermde bodem van het bedrijfsterrein aanwezig was.
De getuige [getuige] heeft verklaard dat hij sinds vijf jaren bij [verdacht bedrijf] werkte als meewerkend voorman. Ten aanzien van het percolaat heeft hij verklaard dat dit water naar het bassin toeliep. Aan één kant liep een geul naar het bassin. Aan de andere kant waar de kraan stond, zat een foliebassin onder het materiaal. Op een diepte van een meter zat een foliebak. Die liep naar de afwateringsbak. Verder zaten er volgens getuige [getuige] drainagebuizen in de grond. Een keer in de zoveel tijd pompte hij deze buizen leeg en sproeide hij dit water over de compost uit. Gevraagd naar de geulen die zijn gegraven en waarvoor deze zijn, heeft de getuige verklaard dat deze geulen zijn gegraven om regenwater weg te laten lopen. Ook heeft de getuige een geul gegraven om het regenwater af te laten stromen naar de sloot. Al het compostmateriaal werd gezeefd om te zorgen dat er geen vreemd materiaal in zat als het werd afgevoerd. Gevraagd naar de bulten met puin achterop het terrein heeft de getuige verklaard dat deze uit de zeef kwamen en dat ze op het terrein zijn neergelegd omdat er in dit materiaal altijd nog compost kon zitten.
Verdachte is eigenaar van een composteerinrichting voor de verwerking van groenafval. Van een dergelijke ondernemer mag worden verwacht dat hij weet dat de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten zoals die in de tenlastelegging zijn verwoord, moet voldoen aan de eisen die daaraan door wet- en regelgeving worden gesteld. Verdachte wist dat hij geen handelingen met betrekking tot afvalstoffen mocht verrichten die nadelige gevolgen voor het milieu konden doen ontstaan. Dit is hem door de handhavende instantie zowel op schrift als mondeling medegedeeld.
Anders dan de verdediging heeft betoogd waren de op het bedrijfsterrein van [verdacht bedrijf] aangetroffen afvalstoffen niet beperkt tot groenafval. Zowel getuige [getuige] als verdachte hebben toegegeven dat er naast groenafval ook andere afvalstoffen zoals plastic, metalen, puin en autobanden gezeefd werden en onbeschermd op het terrein lagen. Gelet op de op het terrein aanwezige afvalstoffen en het composteerproces dat aldaar werd uitgevoerd, bestond de kans dat er nadelige gevolgen voor het milieu zouden ontstaan wanneer niet conform wet- en regelgeving zou worden gehandeld. Door het drijven van een composteerinrichting, zonder inachtneming van de in wet- en regelgeving gestelde eisen, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er nadelige gevolgen voor het milieu konden ontstaan.
Doordat er geulen zijn gegraven kwam vervuild terreinwater onbeschermd in aanraking met de bodem van het terrein en kon dit terreinwater afstromen naar greppels of een sloot die zich in de nabijheid van het bedrijfsterrein bevond.
Dit wordt bevestigd op grond van de waarnemingen, bevindingen en foto’s die de betrokken verbalisanten tijdens twee bedrijfscontroles hebben gedaan en wordt verder gestaafd door een analyserapport dat is opgemaakt naar aanleiding van een watermonster dat genomen is op het terrein van verdachte. In het feit dat laatstgenoemd analyserapport niet meer weersproken heeft kunnen worden door middel van een tegenonderzoek, ziet de rechtbank gelet op de overige feiten en omstandigheden zoals gebleken tijdens voornoemde bedrijfscontroles, onvoldoende reden tot twijfel aan de conclusie dat het vervuild terreinwater is geweest dat kon afstromen naar greppels en/of een sloot.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
Uit het vorenstaande blijkt dat er drie geulen aanwezig waren op het bedrijfsterrein, waarvan er twee droog stonden. Uit één van de geulen stroomde daadwerkelijk percolaat naar een sloot. Voor het lozen van dit water had [verdacht bedrijf] geen vergunning en was geen vrijstelling verleend. Evenmin was artikel 6.3 van de Waterwet van toepassing. [getuige] heeft verklaard dat hij de geulen heeft gegraven.
De verdediging heeft gesteld dat [getuige] niet in opdracht van verdachte en zonder diens toestemming voornoemde geulen heeft gegraven. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [getuige] tegen hem had gezegd dat hij geulen wilde graven en dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat dit niet mocht omdat dat slecht voor het milieu was. Verdachte heeft verder verklaard dat de medewerker eigenwijs was, dat verdachte zelf niet dagelijks op het bedrijf aanwezig was en dat hij niet controleerde of de medewerker naar hem had geluisterd of dat hij toch geulen had gegraven.
Verdachte liet het composteringsbedrijf in feite aan [getuige] over en hield onvoldoende toezicht op hetgeen [getuige] op het bedrijfsterrein deed. Door deze (kennelijk gebruikelijke en aanvaarde) gang van zaken binnen de bedrijfscultuur van [verdacht bedrijf] heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank omstandigheden in het leven geroepen waaronder een belangrijke werknemer, die een spilfunctie vervulde in [verdacht bedrijf] , nalatig kon zijn op een belangrijk moment in het werkproces. Door juist op dat moment onvoldoende inhoudelijk toezicht uit te oefenen, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet de zorg betracht die in redelijkheid van hem als ondernemer kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging en heeft hij zodoende aanvaard dat de betreffende gedraging van zijn werknemer kon plaatsvinden.
Daderschap van [verdacht bedrijf] en feitelijk leiding-/opdracht geven door verdachte
De gedragingen en het nalaten in strijd met de wet- en regelgeving zoals hierboven omschreven, rekent de rechtbank toe aan [verdacht bedrijf] . Vorenbedoelde verwijten hebben immers plaatsgevonden in de sfeer van deze BV. De verweten gedragingen en het nalaten passen in de normale bedrijfsvoering van [verdacht bedrijf] , hebben plaatsgevonden onder (zij het te summier) toezicht en met concrete wetenschap van haar formeel en feitelijk leidinggevende – verdachte als directeur – en zijn haar dienstig geweest.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan [verdacht bedrijf] terzake van de bewezenverklaarde gedragingen. Verdachte heeft, zoals hierboven omschreven, maatregelen ter voorkoming van de verboden gedragingen achterwege gelaten, terwijl hij als verantwoordelijke ondernemer gehouden was zijn onderneming binnen de wettelijke kaders te voeren en daartoe de noodzakelijke aanpassingen te verrichten. Verdachte heeft dit nagelaten en hij heeft de verboden activiteiten binnen [verdacht bedrijf] voortgezet, ondanks de wetenschap dat aan de wettelijke vereisten aan zijn inrichting niet was voldaan, terwijl hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden
(feit 1 primair)en dat hij daarvoor geen vrijstelling of vergunning had
(feit 2).
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
[verdacht bedrijf] BV in de periode van 11 mei 2016 tot en met 5 juli 2016 te Dalerpeel, in de gemeente Coevorden,
opzettelijk, in strijd met artikel 10.1 lid 3 van de Wet milieubeheer bedrijfsmatig handelingen met betrekking tot afvalstoffen heeft verricht, terwijl daardoor naar zij wist of redelijkerwijs had kunnen weten, nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan, immers heeft [verdacht bedrijf] BV, op een bedrijfsterrein gelegen aan de [adres] te Dalerpeel, een composteerinrichting voor de verwerking van groenafval aanwezig gehad, en waren op 11 mei 2016,
- een greppel/sloot, - evenwijdig gelegen langs de noordzijde van dat bedrijfsterrein - met daarin een slibachtige substantie, aanwezig en
- een verharding op dat bedrijfsterrein aanwezig die deels uit stelconplaten en deels uit betonklinkers bestond, en waar percolaat afstroomde en/of kon afstromen naar de onbeschermde bodem en
- op dat bedrijfsterrein afvalstoffen (groenafval) naast de verharde ondergrond opgeslagen en op de onbeschermde bodem opgeslagen en waarvan percolaat afstroomde naar de onbeschermde bodem en
- op dat bedrijfsterrein, tussen hopen groenafval en/of composteringsmateriaal een gang aanwezig waar percolaat afstroomde op de onbeschermde bodem en
- een natuurlijke geul aanwezig waardoor dat percolaat kon afstromen richting een greppel/sloot gelegen aan de noordzijde van dat bedrijfsterrein, en
- op dat bedrijfsterrein een geul aanwezig, waardoor percolaat afstroomde en/of kon afstromen richting een greppel/sloot gelegen aan de noordzijde van dat bedrijfsterrein, en
- op dat bedrijfsterrein (ongeveer 20) oude autobanden op de onbeschermde bodem
opgeslagen, en
- op dat bedrijfsterrein (circa 30 m3) plastic en banden en metaal en puinresten op de onbeschermde bodem opgeslagen, en
- op dat bedrijfsterrein een afwateringsgeul aanwezig (die liep naar een opvangbassin aan de zuidwestzijde van dat bedrijfsterrein), die was gevuld met percolaat en op sommige plaatsen vol zat met slib,
en
was op of omstreeks 5 juli 2016 percolaat (afkomstig uit een aarden wal) op de onbeschermde bodem van dat bedrijfsterrein aanwezig,
zulks terwijl verdachte aan die verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
[verdacht bedrijf] BV op 11 mei 2016 te Dalerpeel, gemeente Coevorden,
opzettelijk, voor de afvoer van (vervuild) terreinwater afkomstig van een composteerinrichting voor groenafval gelegen aan de [adres] ,
- aan de oostzijde van dat terrein één (gegraven) geul aanwezig heeft gehad, en
- aan de noordzijde van dat terrein twee (gegraven) geulen aanwezig heeft gehad,
waardoor dat (vervuilde) terreinwater werd gebracht, althans kon worden gebracht, in perceelsloten, zijnde een oppervlaktewaterlichaam, terwijl daartoe geen strekkende vergunning was verleend door het bestuur van het waterschap Vechtstromen, en daarvoor geen vrijstelling was verleend bij of krachtens algemene maatregel van bestuur en artikel 6.3 van de Waterwet niet van toepassing was,
zulks terwijl verdachte, aan die verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 10.1 lid 3 Wet milieubeheer en artikel 6.2 lid 1 Waterwet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 10.1 lid 3 Wet milieubeheer, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 6.2 lid 1 Waterwet, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte feitelijk leiding heeft gegeven.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht, als verdachte schuldig wordt bevonden, geen straf of maatregel op te leggen maar artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) toe te passen dan wel een geheel voorwaardelijke straf of een zo laag mogelijke straf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
In het belang van de volksgezondheid en de bescherming van het milieu is wettelijk voorgeschreven hoe te handelen bij de opslag van afvalstoffen. De bedoeling van die regels is onder meer dat verspreiding van (eventueel) vervuilde grond zoveel mogelijk wordt voorkomen en vermenging van deze (vervuilde) grond met andere materialen zoveel mogelijk wordt tegengegaan.
Verdachte heeft op zijn bedrijf in strijd met de geldende regelgeving gehandeld ter zake afvalstoffen. Hij heeft de terzake geldende regelgeving genegeerd. Door aldus te handelen heeft verdachte zichzelf een economisch voordeel bezorgd ten opzichte van concurrerende ondernemers door wie de regelgeving op het gebied van de milieuwetgeving wel wordt nageleefd, waarbij hij op de koop toe heeft genomen dat hierdoor schade kon worden toegebracht aan het milieu en de bodem.
In het voordeel van verdachte laat de rechtbank meewegen dat de onderhavige feiten kunnen worden gezien als uitvloeisel van een lange voorgeschiedenis, waarbij van een heldere en consequente handhavingspraktijk, naar het zich laat aanzien, geen sprake is geweest. Voorts is verdachte niet eerder veroordeeld.
Alles in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een lagere straf moet worden opgelegd dan die door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf van 60 uur opleggen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d, 51, 57 en 91 Sr en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 10.1 lid 3 Wet milieubeheer, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 6.2 lid 1 Waterwet, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en onder 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
60 (zestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. H. Stam en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Veldhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 november 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Noord-Nederland, team milieu met nummer 160408.1142 en onder de naam NNRBA16003-CELEBRIAN. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 30 oktober 2017 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben bestuurder van [bedrijf 1] BV. [bedrijf 1] BV is bestuurder en enig aandeelhouder van [verdacht bedrijf] BV. [verdacht bedrijf] BV is opgericht op 25-1-2002 en haar activiteiten bestaan uit het exploiteren van een composteringsbedrijf, waaronder begrepen de handel in groenafval en compost. Mijn bedrijf is gevestigd in Dalerpeel aan de [adres] .
Het klopt dat bij besluit van 17 april 2001 mij een vergunning voor vijf jaar is verleend door de provincie Drenthe, voor het drijven van een composteerinstallatie. Sinds 2006 is gemeente Coevorden het bevoegd gezag. De gemeente Coevorden heeft de vergunning steeds verlengd onder dezelfde voorschriften. [verdacht bedrijf] BV heeft geen vergunning voor het lozen van vervuild terreinwater.
Ik kwam niet dagelijks op het terrein. De dagelijkse werkzaamheden werden gedaan door een medewerker genaamd [getuige] . Hij was altijd aanwezig. Hij zei mij dat hij geulen wilde graven en ik heb tegen hem gezegd dat dit niet kon, maar ik heb er niet op toegezien of hij dat inderdaad niet had gedaan. Het klopt dat er op mijn terrein ook ander afval lag waaronder autobanden, plastic, puinresten en metaal. Dat afval zit tussen het bermgras en de slootspecie en wordt door de zeefinstallatie er uit gefilterd en wordt dan opgeslagen op het terrein. Het klopt dat dit onbeschermd is gebeurd.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 12 mei 2016 door de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van de politie Noord Nederland (pag. 561 en 562 van het dossier), zakelijk weergegeven, inhoudende:
Naar aanleiding van de opdracht van de tactisch coördinator onderzoeksteam is op 11 mei 2016 door ons een bedrijfscontrole uitgevoerd op het composteringsbedrijf [verdacht bedrijf] B.V. gevestigd aan de [adres] te Dalerpeel.
Hierbij is door ons het volgende bevonden:
- Wij zagen dat er evenwijdig langs de noordzijde van het bedrijfsterrein een greppel/sloot liep welke gevuld was met een slibachtige substantie (zie foto 2)
- Wij zagen dat de verharding van het terrein, althans dat deel wat voor ons zichtbaar was,
deels bestond uit een asfaltlaag, stelconplaten en betonklinkers (zie foto 4, 16 en 17).
-Wij zagen dat aan de noordzijde van het terrein afvalstoffen lagen opgeslagen naast de
verharde ondergrond, waardoor mogelijk sprake kan zijn van uitloging van percolaat naar de
onbeschermde bodem (zie foto 4, 18 en 19).
- Wij zagen dat tussen de op het terrein gelegen hopen groenafval en/of
composteringsmateriaal een gang was gesitueerd en dat daar percolaat afstroomde richting
noordzijde van het terrein (zie foto 5) en onbelemmerd op de onbeschermde bodem terecht
kan komen.
- Wij zagen in het verlengde daarvan dat er een natuurlijke geul was ontstaan richting
greppel/sloot gelegen aan de noordzijde van het terrein en dat mogelijk percolaat is
afgestroomd naar deze greppel/sloot en/of onbeschermde bodem (zie foto 6 en 15).
-Wij zagen op het moment van controle dat deze geul 'droog' stond.
-Wij zagen dat op het terrein aan de noordzijde naast een zeefinstallatie een geul was
gegraven vanaf het opslagterrein richting de greppel/sloot gelegen aan de noordzijde van
het terrein (zie foto 7).
-Wij zagen op het moment van deze controle dat ook deze gegraven geul 'droog' stond.
-Wij zagen dat op de noordzijde van het terrein nabij de zeefinstallatie een 20 tal oude
autobanden lagen opgeslagen (zie foto 8).
- Wij zagen dat op het terrein een hoeveelheid van ca. 30 m3 bodemvreemd materiaal lag
opgeslagen, het betrof hier voornamelijk plastic, banden, metaal en puinresten (zie foto 9).
-Wij zagen aan de zuidzijde van het terrein dat er een afwateringsgeul was aangelegd welke
liep naar het opvangbassin aan de zuidwestzijde van het terrein (zie foto 11)
- Wij zagen dat deze afwateringsgeul gevuld was met (percolaat) water en op sommige
plaatsen vol zat met slib (zie foto 11).
- Wij zagen dat aan de zuidwestzijde een opvangbassin was gesitueerd gevuld met
(percolaat) water (zie foto 12).
Tijdens de controle zijn foto's gemaakt welke als bijlage hierbij zijn gevoegd.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 8 juni 2016 door de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] werkzaam bij het Waterschap Vechtstromen (pag. 702 en 703 van het dossier), zakelijk weergegeven, inhoudende:
Wij verbalisanten hebben op woensdag 11 mei 2016 in samenwerking met de Politie Noord-Nederland een controle uitgevoerd op de composteerinrichting van de firma [verdacht bedrijf] B.V.
Tijdens de controle zagen wij dat de bestaande bakgoten die voor het afvoer van het (vervuilde) terreinwater moeten zorgen volledig waren dicht geslibd. Omdat de bakgoten zijn dicht geslibd kan het terreinwater van de composteerinrichting niet afgevoerd worden naar de op het terrein gelegen opvangbassins.
Wij zagen dat: doordat er geen goede afvoer van het (vervuilde)terreinwater via de eerder genoemde bakgoten mogelijk is, wordt dit (vervuilde)terreinwater via gegraven geulen naar naast gelegen perceelsloten afgevoerd.
Deze gegraven geulen bevinden zich op de volgende locaties op het terrein:
Wij zagen aan de oostzijde van de locatie 1 gegraven geul deze kan afwateren op de perceelsloot die via de zuidzijde van de locatie via een open duiker afstroomt naar het oppervlaktewater. Op moment van controle zagen wij dat er op deze locatie geen afspoeling plaats vond.
Bij navraag, bij de afdeling vergunningverlening van het waterschap vechtstromen werd ons
medegedeeld dat aan [verdacht bedrijf] B.V. geen vergunning voor lozen van vervuild terreinwater op oppervlaktewater was afgegeven.
Aan de noordzijde van de locatie zagen wij 2 gegraven geulen waarvan in 1 geul afstroming plaats vond van vervuild terreinwater. Wij zagen dat dit vervuilde terreinwater afstroomde naar de perceelsloot aan de noordzijde van deze locatie. Ook deze sloot stroomt af via een open duiker naar het oppervlaktewater.
Deze sloten staan in open verbinding met oppervlaktewater.
Op de locatie, waar afstroming plaats vond heb ik verbalisant Koekoek een ABC monster genomen. Deze monsters zijn na monstername direct in een seal bag verpakt en verzegeld. Het A monster is op 11 mei 2016 direct afgeleverd aan Aqualysis waterlaboratorium te Zwolle, deze zijn gecertificeerd voor het analyseren van strafrechtelijke monsters.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 5 juli 2016 door de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van de politie Noord Nederland (pag. 674 en 675 van het dossier), zakelijk weergegeven, inhoudende:
In het onderzoek Celebrian hebben wij opdracht gekregen, om op het terrein van [verdacht bedrijf]
BV, gevestigd aan de [adres] , te Dalerpeel, te onderzoeken, of percolaat nog vanaf het terrein in het oppervlaktewater loopt.
Op dinsdag 5 juli 2016, waren wij ter plaatse.
Wij zagen, dat aan de noordkant van het composteerterrein, de kant gelegen aan de zijde van de [adres] , een aarden wal was gemaakt. De aarden wal is aangelegd, aan de buitenzijde van terrein, dat in gebruik is bij het composteerbedrijf [verdacht bedrijf] BV. Wij zagen, dat de sloot op het composteringsterrein tot de rand was gevuld met donkerbruin water, vermoedelijk percolaat uit de compostering.
Ook zagen wij, dat aan de buitenzijde van de wal op de bodem, soortgelijk water lag. Wij
vermoeden, dat dit water langzaam uit de basis van de aarden wal sijpelde. Vanaf de aarden wal, loopt het terrein iets schuin af naar een sloot, die in open verbinding staat met een oppervlaktewater lichaam. Wij zagen dat deze strook grond op geen enkele wijze is verhard. Van de aangetroffen situatie werden foto’s gemaakt.
5.
Een geschrift zijnde een analyserapport van Aqualysis waterlaboratorium te Zwolle, d.d. 24 mei 2016 (pag. 704 van het dossier) waaruit blijkt dat het watermonster dat op het terrein van [verdacht bedrijf] is genomen op 11 mei 2016 de navolgende stoffen bevat:
6.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] opgemaakt op 11 mei 2016, zakelijk weergegeven inhoudende:
lk werk sinds vijf jaar op dit terrein bij het bedrijf [verdachte] . lk ben meewerkend voorman op het bedrijf.
Op het terrein zet ik het materiaal om. We krijgen vooral bermgras en slootmaaisel. Het materiaal ligt dus op bergen op het terrein.
U vraagt mij hoe het percolaat wordt opgevangen, lk weet wat percolaat is. Dit water loopt naar het bassin toe. Aan 1 kant loopt een geul naar het bassin. Aan de andere kant waar de kraan staat, zit een foliebassin onder het materiaal. Op een diepte van een meter zit een foliebak. Dit loopt naar de afwateringsbak. Verder zitten er drainage buizen in de grond. Een keer in de zoveel tijd pomp ik deze buizen leeg en sproei ik dit over de compost uit. Het ligt er een beetje aan hoeveel water in de pijp zit wanneer ik het wegpomp.
U vraagt mij naar de geulen die zijn gegraven, waarvoor deze zijn. Dit is om regenwater weg te laten lopen.
U vraagt mij of er ook percolaat doorstroomt. lk wil mij daar niet over uit laten. U vraagt mij waar het slib in de bassins heen gaat. Ik heb geloof ik 1 keer maar het bassin leeg gemaakt. Er zit bijna geen slib in. Het water spuit ik weer over de composthopen heen als er teveel water in de bak zit.
Al het compost materiaal wordt gezeefd om te zorgen dat er geen vreemd materiaal in zit als het weg gaat. U vraagt mij naar de bulten met puin achterop het terrein. Dit is geen puin, dit zijn twee bulten van de grove fractie van de overloop van de zeef. Dit zijn twee proefbulten. Deze bulten komen uit de zeef. Omdat er in dit materiaal altijd nog compost kan zitten hebben we dit hier neergelegd. Hierdoor kan nog materiaal wat er aan zit nog verder composteren. Later willen wij het compost hier uit zeven met de grote zeef die we hier hebben gekocht om te kijken of dit lukt.