4.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank maakt uit het verslag van de kliniek en de deskundigenrapportages op dat de terbeschikkinggestelde een man met een bovengemiddeld intellectueel niveau is met een grote behoefte aan aandacht, warmte en bevestiging. De terbeschikkinggestelde voelt zich gekrenkt door de veroordeling in 2011 en de behandeling in het kader van de terbeschikkingstelling. Er is onverkort sprake van een stevig ontkennende zienswijze van de terbeschikkinggestelde omtrent schuldigheid, delict en behandeling.
De kliniek heeft vanwege stagnatie in behandelingszin bij de terbeschikkinggestelde in de afgelopen periode ingezet op contactontwikkeling en op totstandkoming van een overeenkomst over de behandeling. Er is nu sprake van een zogeheten ‘working around’- strategie waarbij het accent in de behandeling ligt op pedoseksualiteit en niet op enig delict. Inmiddels is daardoor met veel weerstand van de terbeschikkinggestelde en inzet van de therapeute een terugvalpreventieplan tot stand gekomen. Reeds in februari 2016 is gestart met begeleide verloven voor de terbeschikkinggestelde en die verloven zijn naar behoren verlopen. Wel is gebleken dat de terbeschikkinggestelde moeite heeft met het geven van openheid van zaken. Sinds december 2016 heeft de terbeschikkinggestelde onbegeleide verloven en in maart 2017 is hij overgeplaatst naar de klinische resocialisatieafdeling. Het verlofdoel is thans vooral het omgaan met meer vrijheden.
Ter zitting is voorts gebleken dat in augustus 2017 een behandelplanbespreking heeft plaatsgevonden en dat een aanvraag voor transmuraal verlof, alsmede verlof voor zelfstandig wonen is ingediend. De eerste aanvraag daartoe is intern afgewezen onder de mogelijkheid dat de aanvraag aangevuld kon worden. Inmiddels is een aangevulde aanvraag ingediend, maar daarop is thans intern nog niet beslist. Bij goedkeuring dient ook het ministerie de verlofaanvraag te beoordelen. Verder is gebleken dat de terbeschikkinggestelde inmiddels twee kennismakingsgesprekken met de reclassering heeft gehad.
Alle deskundigen hebben vastgesteld dat bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een pedofiele stoornis van het exclusieve type. De terbeschikkinggestelde voelt zich seksueel aangetrokken tot minderjarige jongens in de leeftijd van twaalf tot veertien jaar. Hij kan beschouwd worden als een kernpedofiel die al vanaf zijn puberteit pedoseksuele verlangens heeft. Deze verlangens symboliseren zowel lust als een sterke behoefte naar warmte, aandacht en bevestiging. De terbeschikkinggestelde is vooral gericht op liefhebben en niet op beschadigen.
Volgens de kliniek is naast de pedofiele stoornis bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Er is bij de terbeschikkinggestelde veelvuldig sprake van cognitieve vervormingen en van een narcistische afweer met loochening van het beschadigende effect van zijn handelen. De terbeschikkinggestelde is rotsvast overtuigd van zijn gelijk en van zijn zelfcontrole en de enige manier waarop de terbeschikkinggestelde in de huidige situatie controle kan uitoefenen is door verzet.
Anders dan de kliniek komen de andere deskundigen niet tot het vaststellen van een persoonlijkheidsstoornis NAO. Volgens Van Giessen zijn er wel tekenen van een persoonlijkheidsstoornis, maar is er geen sprake van een duurzaam patroon van sociaal en maatschappelijk disfunctioneren, anders dan wat verklaard kan worden vanuit de pedofilie, zodat er geen aanwijzingen zijn dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bij de terbeschikkinggestelde. Ook volgens Ronhaar zijn er wel narcistische en vermijdende trekken in de persoonlijkheid, maar hebben deze trekken geen pathologische omvang. Volgens Weeda lijkt het door de kliniek beschreven narcisme voor een belangrijk deel te worden getriggerd en uitvergroot door de situatie waarin de terbeschikkinggestelde zich bevindt, maar dit rechtvaardigt de diagnose persoonlijkheidsstoornis niet. Oudejans stelt evenmin een diagnose op het vlak van de persoonlijkheid, omdat er volgens hem geen aanwijzingen voor pathologie op dat vlak zijn. Wel is er sprake van een narcistische dynamiek. Ten slotte ziet ook Offermans weliswaar narcistische en afhankelijk-ontwijkende trekken in de persoonlijkheid van de terbeschikkinggestelde, maar deze zijn bij lange na niet van dien aard en hebben ook niet zodanig geïnterfereerd in de ontwikkeling van de terbeschikkinggestelde dat volgens hem van een persoonlijkheidsstoornis gesproken kan worden.
De rechtbank is op grond van de rapportages en de toelichting ter zitting van de deskundigen van oordeel dat er bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten pedofilie. Op basis van de rapportages en de ter zitting gegeven toelichting door de diverse deskundigen is de rechtbank van oordeel dat een persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken bij de terbeschikkinggestelde niet vastgesteld kan worden. De zienswijze van de kliniek volgt de rechtbank op dat punt niet. De rechtbank ziet wel de beschreven narcistische en vermijdende trekken in de persoonlijkheid van de terbeschikkinggestelde, maar is van oordeel, gezien de gegeven toelichting van de deskundigen, dat deze trekken geen pathologische omvang hebben.
Volgens de kliniek is het recidiverisico bij begeleide verloven laag en bij onbegeleide verloven laag-matig. Wanneer echter de dwangmaatregel nu beëindigd zou worden, wordt het risico op terugval in pedoseksuele activiteiten als matig ingeschat, aldus de kliniek.
Volgens Van Giessen komt het recidiverisico geheel voort uit de diagnose van de pedofiele stoornis. Onder de huidige maatregel is het recidiverisico laag, maar zonder de beschermende maatregel wordt de kans op recidive door hem ingeschat als matig. Ook volgens Ronhaar komt het recidiverisico geheel voort uit de pedofiele stoornis. De pedofilie is nog nadrukkelijk aanwezig en wekt niet de indruk in essentie anders te zijn dan voor de aanhouding van de terbeschikkinggestelde. Volgens hem moet bij beëindiging van de maatregel het risico als laag tot matig worden ingeschat op middellange tot lange termijn, mogelijk veroorzaakt door een zekere mate van vereenzaming en een hernieuwde behoefte aan intimiteit en aandacht. Ook volgens Weeda en Offermans moet het recidiverisico op korte termijn en binnen de huidige setting als laag worden ingeschat, en bij beëindiging van begeleiding en toezicht kan het op de lange termijn oplopen tot laag tot matig als beschermende factoren zullen wegvallen. Door Oudejans wordt het recidiverisico zelfs als klein bestempeld. Volgens hem is er geen aanleiding om te denken dat de terbeschikkinggestelde in de toekomst niet in staat zal zijn om zijn pedoseksuele gevoelens, verlangens en impulsen te controleren, mede gelet op de enorme impact die de recidive in 2011 op het leven van de terbeschikkinggestelde heeft gehad en diens intense wens om zijn verdere leven verstoken te blijven van de inperkende invloed van juridische kaders en toezicht.
De rechtbank is met de kliniek en de andere deskundigen, doch anders dan Oudejans van oordeel dat er, behoudens thans in de bestaande situatie van de maatregel, sprake is van enig recidiverisico dat bij beëindiging van begeleiding en toezicht op de lange termijn kan oplopen van laag tot matig. Er is bij de terbeschikkinggestelde onverkort sprake van een onbehandelde pedofiele stoornis die vanwege de opstelling van de terbeschikkinggestelde onbehandelbaar is. Daarnaast is bij de terbeschikkinggestelde sprake van cognitieve vervormingen, inhoudende dat hij een eigen oordeel heeft over hetgeen hij goed en juist acht en wat niet. De norm die in het maatschappelijk verkeer wordt gehanteerd met name daar waar het al dan niet gepast (fysiek) gedrag richting jongeren betreft, is anders dan de norm die de terbeschikkinggestelde zelf hanteert. Gebleken is dat de terbeschikkinggestelde nog steeds moeilijk is aan te spreken op zijn gedrag. De terbeschikkinggestelde volhardt in zijn ontkenning van het indexdelict en vergoelijkt zijn gedragingen. Ook de wijze waarop de terbeschikkinggestelde omgaat met zijn pedofilie, de mate waarin hij openheid van zaken geeft – de terbeschikkinggestelde heeft desgevraagd verklaard alle vragen te willen beantwoorden, maar ter zitting is bijvoorbeeld gebleken dat de terbeschikkinggestelde niet uit eigen beweging informatie over zichzelf heeft verstrekt in het gesprek dat hij met de deskundige Van Giessen heeft gevoerd – en dat hij niet van plan is om bepaalde plaatsen en situaties te vermijden, maken dat de rechtbank van oordeel is dat de terbeschikkinggestelde nog onvoldoende in staat is om zelfstandig veilige keuzes te maken. Hoewel de terbeschikkinggestelde zowel ten overstaan van deskundigen als ter zitting heeft verklaard dat hij voldoende zelfcontrole heeft om zichzelf in voor hem lastige situaties in de hand te houden, is de rechtbank van oordeel dat die zelfcontrole een eigen norm inhoudt waarvan niet is uit te sluiten dat die afwijkt van hetgeen maatschappelijk gezien geoorloofd is. Hoewel uit het verslag van de kliniek blijkt dat de terbeschikkinggestelde zicht heeft gekregen op zijn valkuilen, is de rechtbank van oordeel dat nog onvoldoende is gebleken dat de terbeschikkinggestelde heeft gewonnen aan inzicht in zijn handelen. Weliswaar is het recidiverisico onder de huidige omstandigheden tot een laag niveau teruggebracht, doch de rechtbank acht dat thans nog geen reden om tot beëindiging van de maatregel danwel de dwangverpleging over te gaan. Gezien de bij de terbeschikkinggestelde aanwezige stoornis, de afwezigheid van behandeling en de houding van de terbeschikkinggestelde ten opzichte van de stoornis, acht de rechtbank het onverantwoord de maatregel te beëindigen.
De kliniek heeft geadviseerd om de maatregel met dwangverpleging met een jaar te verlengen. Vanwege het gestelde recidivegevaar kan contact met jonge jongens leiden tot enige ontregeling en controleverlies bij de terbeschikkinggestelde. De cognitieve vervormingen, de hang naar aandacht, warmte en genegenheid en de behoefte om andere mensen tot hulp te zijn, maken het noodzakelijk dat de terbeschikkinggestelde langdurig wordt begeleid. De kliniek stelt een geleidelijke resocialisatie voor bestaande uit een overgang van onbegeleid naar transmuraal verlof (via de externe resocialisatieafdeling Meander) onder begeleiding van de kliniek, gevolgd door proefverlof dan wel voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging en begeleiding door de reclassering. Het resocialisatietraject kent een stapsgewijze opbouw, waardoor de terbeschikkinggestelde kan laten zien in hoeverre hij bij toenemende vrijheden en verantwoordelijkheden in staat is zijn gedrag onder controle te houden en uit zichzelf de noodzakelijke openheid te geven. Ook zal dan gestart worden met het opbouwen van een werkrelatie met de reclassering.
Van Giessen acht het eveneens verantwoord om de terbeschikkinggestelde verder te laten resocialiseren. Doorgaan met proberen hem te behandelen zal niet werken en hij vindt de pragmatische keuze van de kliniek goed en verantwoord.
Van Giessen adviseert de maatregel te verlengen met een jaar. De reclassering kan in het komende jaar een voorwaardenrapport opstellen ten behoeve van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, maar dat zal volgens Van Giessen geen sinecure zijn, vanwege de kritische houding van de terbeschikkinggestelde.
Ook Ronhaar raadt nieuwe pogingen tot behandeling van de problematiek af, maar er kan wel gewerkt worden aan de resocialisatie van de terbeschikkinggestelde waarbij de terbeschikkinggestelde zal moeten laten zien dat hij geen ruis veroorzaakt. Inzage geven in zijn agenda, duidelijk en transparant zijn over zijn externe afspraken en het vermijden van contacten met jonge jongens zou hierbij helpen, aldus Ronhaar, die net als Van Giessen adviseert de maatregel te verlengen met een jaar, met voortzetting van de dwangverpleging waarbij in dat jaar toegewerkt kan worden naar een voorwaardelijke beëindiging en waarbij voor de volgende verlengingszitting een maatregelrapport opgesteld kan worden.
Volgens Weeda is behandeling of begeleiding niet haalbaar gebleken en ook nauwelijks geïndiceerd. Op veel langere termijn kunnen toezicht en controle wellicht bijdragen maar zij vormen tegelijkertijd een schijnzekerheid, meent zij. De terbeschikkinggestelde wordt gezien zijn grote mate van controle en zijn goede intelligentie in staat geacht om, als hij zou terugvallen in delictgedrag, een eventueel toezicht te omzeilen. Het is de reclassering die zich, als instantie die toezicht zal moeten houden, zal moeten invoegen en met de terbeschikkinggestelde, onder wederzijds acceptabele voorwaarden, moet komen tot een samenwerkingsverband. Het toezicht moet zo beperkt mogelijk ingevuld worden gezien de grote mate van autonomie van de terbeschikkinggestelde en de grote kans op conflict.
Weeda adviseert de maatregel te verlengen met een jaar en de dwangverpleging reeds voorwaardelijk te beëindigen. In transmuraal- of proefverlof ziet zij geen meerwaarde.
Evenals Weeda adviseert ook Offermans om de maatregel te verlengen met een jaar en de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen.
Anders dan voornoemde deskundigen adviseert Oudejans, vanwege de afwezigheid van recidiverisico, de maatregel onvoorwaardelijk te beëindigen. Mocht een onvoorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling wettelijk niet mogelijk zijn, dan adviseert hij een verlenging met een jaar en een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, waarbij, gelet op het kleine recidiverisico, kan worden volstaan met minimale voorwaarden, met daarbij eventueel een laagfrequent toezicht van de reclassering. Voor een meer geleidelijke uitbreiding van vrijheden ziet hij geen forensisch relevante indicatie.
De rechtbank komt gelet op het oordeel met betrekking tot de aanwezigheid van een stoornis en het recidivegevaar, tot de conclusie dat er bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een voor de verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling relevante ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Daarnaast is nog sprake van een recidiverisico zodat niet gezegd kan worden dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen verdere verlenging van de terbeschikkingstelling niet eist. De rechtbank constateert dan ook dat wordt voldaan aan het in artikel 38d Sr genoemde vereiste voor verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling.
De rechtbank zal, gelet op het advies van de kliniek en de deskundigen Van Giessen en Ronhaar en het reeds overwogene, de maatregel verlengen met de termijn van een jaar. Het door de kliniek in gang gezette resocialisatietraject en de voorgenomen plannen van de kliniek om de terbeschikkinggestelde verantwoord met meer vrijheden te laten omgaan, kunnen in dat jaar worden uitgewerkt en bezien kan worden of de terbeschikkinggestelde met de steeds ruimere vrijheden kan omgaan en de verlangde openheid kan tonen. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat de kliniek en de terbeschikkinggestelde de ingezette weg voortvarend zullen vervolgen.
Ook verneemt de rechtbank dan graag het verloop van de contacten tussen de reclassering en de terbeschikkinggestelde, nu de kliniek op basis van haar eigen ervaringen met de terbeschikkinggestelde verwacht dat het opbouwen van een werkrelatie met de reclassering enige tijd in beslag zal nemen, en ook Van Giessen verwacht dat het bereiken van overeenstemming over eventuele voorwaarden geen sinecure zal zijn. De rechtbank acht het in het belang van zowel de terbeschikkinggestelde als de reclassering om de voorliggende tijd te benutten om tot een juiste werkrelatie te komen. Indien tegen het einde van de nadere verlenging en bij aanwezigheid van een bestendige werkrelatie tussen de terbeschikkinggestelde en de reclassering, het volgens de reclassering mogelijk is om een voorlichtingsrapportage op te maken over de vraag of en zo ja, onder welke voorwaarden de terugkeer van de terbeschikkinggestelde in de maatschappij op een verantwoorde wijze zou kunnen geschieden, ontvangt de rechtbank die rapportage graag tegen die nadere verlengingszitting medio 2018.
Het verzoek van de raadsman om de reclassering reeds nu opdracht te geven om een voorlichtingsrapportage op te stellen, wijst de rechtbank dan ook af. Hiervoor is het nog te vroeg. De rechtbank betrekt daarbij ook hetgeen de getuige-deskundige Pepels heeft uitgelegd over de ingediende aanvraag transmuraal verlof, de daarop verkregen afwijzing en de nadere mogelijkheid om met een aanvulling van gronden de aanvraag opnieuw in te dienen. De beslissing op de nadere aanvraag is nog niet bekend en de rechtbank ziet zich op een volgende verlengingszitting ook daarover graag geïnformeerd.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de termijn van de terbeschikkingstelling van [betrokkene] dient te worden verlengd met een jaar. De vordering zal worden toegewezen.