ECLI:NL:RBOVE:2017:4129

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 oktober 2017
Publicatiedatum
3 november 2017
Zaaknummer
C/08/206697 / KG ZA 17-285
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de dealerovereenkomst tussen een fietsenwinkel en een groothandel in sportfietsen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 13 oktober 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een fietsenwinkel, aangeduid als [A], en de besloten vennootschap Cycling Sports Group Europe B.V. (CSG). De eiseres, [A], heeft een vordering ingesteld tegen CSG, waarin zij verzocht om nakoming van de dealerovereenkomst en om weer als dealer op de website van CSG vermeld te worden. CSG had de dealerovereenkomst beëindigd op grond van een verstoorde relatie en een bedreiging die door [A] zou zijn geuit richting een medewerker van CSG.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van [A] in kort geding alleen toewijsbaar zijn indien in hoge mate aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering zal toewijzen. De rechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat de bodemrechter de vordering van [A] zou toewijzen, en dat er ook geen spoedeisend belang was aan de zijde van [A]. De beëindiging van de dealerovereenkomst door CSG werd als rechtsgeldig beschouwd, mede omdat de communicatie tussen partijen ernstig verstoord was en er sprake was van betalingsachterstanden aan de zijde van [A].

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [A] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van CSG, die zijn begroot op € 1.434,--. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2017.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/206697 / KG ZA 17-285 (ib)
Vonnis in kort geding van 13 oktober 2017
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. B. Vertogen te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CYCLING SPORTS GROUP EUROPE B.V.,
gevestigd te Oldenzaal,
gedaagde,
advocaat mr. E. Nijhoff te Almelo.
Partijen zullen hierna [A] en CSG genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties,
  • de conclusie van eisvermeerdering met aanvullende producties,
  • de producties van de zijde van CSG,
  • de mondelinge behandeling d.d. 5 oktober 2017,
  • de pleitnota van [A] ,
  • de pleitnota van CSG.
1.2.
Ten slotte is - bij vervroeging - vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[A] exploiteert sinds 1993 een fietsenwinkel. [A] houdt zich bezig met de detailhandel in en reparatie van verschillende soorten fietsen. [A] richt zich vooral, maar niet uitsluitend, op de verkoop van e-bikes, mountainbikes en racefietsen.
2.2.
CSG exploiteert sinds 9 februari 1990 een groothandel in (sport)fietsen en aanverwante artikelen.
2.3.
[A] is al bijna 25 jaar Cannondale-dealer en koopt daartoe bij CSG in.
2.4.
Partijen bespraken elk jaar de doelstellingen, prognoses etc..
2.5.
Bij brief van 5 april 2017 heeft CSG [A] - voor zover van belang en kort weergegeven - meegedeeld dat zij vanwege de geuite beledigingen en verwensingen in diverse e-mails en telefoongesprekken en de door mevrouw [A] geuite concrete bedreiging gericht tegen de heer [B] , sales manager Benelux (hierna: [B] ), tijdens het met hem gevoerde telefoongesprek op 31 maart 2017 tot de conclusie is gekomen dat er sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen partijen en dat vanwege de concrete bedreiging van een van de medewerkers naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid van haar niet verwacht kan worden dat zij de handelsrelatie met [A] voortzet, zodat CSG heeft besloten om het dealerschap met [A] op grond van artikel 11.1 van de algemene voorwaarden van CSG te beëindigen met ingang van 1 juli 2017.
2.6.
Vervolgens zijn partijen in overleg getreden. CSG heeft echter volhard in de beëindiging van het dealerschap, zodat [A] zich genoodzaakt heeft gezien om onderhavig kort geding in te leiden.

3.Het geschil

3.1.
[A] vordert samengevat en na eisvermeerdering zonder processuele bezwaren van de andere partij- CSG te veroordelen tot nakoming van de (dealer)overeenkomst tussen partijen, in ieder geval inhoudende dat [A] weer op de website van CSG genoemd wordt als dealer en dat [A] weer toegang krijgt tot het B2B-systeem, zodat [A] in ieder geval fietsen en andere producten van CSG kan bestellen en ook geleverd kan krijgen (tegen de normale marktprijzen) en het B2B-systeem kan raadplegen en gebruiken voor reparaties, onderhoud, updates en garanties van fietsen en andere producten van CSG c.q. van het merk Cannondale, alles primair voor onbepaalde tijd, subsidiair tot 1 april 2027, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van CSG in de (na)kosten van deze procedure.
3.2.
CSG voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de vorderingen van [A] in kort geding alleen toewijsbaar zijn indien in hoge mate aannemelijk is dat ook de bodemrechter tot toewijzing van de vordering zal komen. Daarnaast dient [A] ook voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorzieningen te hebben.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij een dealerovereenkomst hebben gesloten en dat er sprake is van een bestendige handelsrelatie.
4.3.
Partijen twisten allereerst over de vraag of er algemene voorwaarden van toepassing zijn op hun rechtsverhouding en of [A] een beroep op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden op grond van artikel 6:233 sub b juncto artikel 6:234 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) toekomt, omdat de algemene voorwaarden niet ter hand zijn gesteld.
4.4.
CSG heeft een set Algemene Voorwaarden voor Erkende Dealer (hierna: de Algemene Voorwaarden) in het geding gebracht. Nu door CSG onweersproken is gesteld dat deze zijn ondertekend door [A] en dat zij zijn voorzien van de bedrijfsstempel van [A] is de voorzieningenrechter van oordeel dat de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden op de rechtsverhouding tussen partijen door [A] is aanvaard, althans heeft zij het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt met de toepasselijkheid in te stemmen. Door de ondertekening van de Algemene Voorwaarden slaagt bovendien het door [A] gedane beroep op de vernietigbaarheid van de Algemene Voorwaarden niet.
4.5.
Partijen verschillen vervolgens over het antwoord op de vraag of CSG de dealerovereenkomst rechtsgeldig heeft beëindigd. Voor de beantwoording van deze vraag is artikel 11 van de Algemene Voorwaarden van belang. Dit artikel luidt - voor zover van belang - als volgt.
11. Beëindiging
11.1
De Leverancier heeft het recht om het dealerschap van de Dealer te beëindigen en de levering van Producten aan de Dealer te staken door middel van voorafgaande schriftelijke kennisgeving aan de Dealer, met inachtneming van een termijn van 30 dagen, en het dealerschap eindigt automatisch bij afloop van deze kennistermijn.
11.2
De Leverancier heeft het recht om het dealerschap de Dealer te beëindigen en de levering van Producten aan de Dealer te staken indien:
11.2.1
zich op enig tijdstip een wezenlijke verandering in het bestuur of de aandeelhouderschap van of de zeggenschap over de Dealer voordoet;
11.2.2
de Dealer de prijs voor de Producten niet binnen 30 dagen na de oudste factuurdatum betaalt;
11.2.3
de Dealer op enig tijdstip de geldigheid van de rechten van het Intellectuele Eigendom van de Leverancier aanvecht;
11.2.4
de Dealer in strijd met artikel 4.1. of 4.2. handelt;
11.2.5
de Dealer in strijd met een van de andere bepalingen van deze algemene voorwaarden handelt en, indien de betreffende schending hersteld kan worden, de schending niet hersteld [sic] binnen 30 dagen na ontvangst van een schriftelijke kennisgeving, met volledige beschrijving van de schending en de eis de schending te herstellen;
11.2.6.
de eigendom of activa van de Dealer bezwaard worden of daarover een curator wordt aangesteld;
11.2.7
de Dealer een vrijwillige regeling met zijn schuldeisers treft of aan een bewindregeling wordt onderworpen;
11.2.8
de Dealer niet in staat is zijn financiële verplichtingen na te komen op het tijdstip waarop zij verschuldigd worden;
11.2.9
zich met betrekking tot de Dealer een feit voordoet op grond van het recht van een ander rechtsgebied dat analoog is aan de voorafgaande punten van dit artikel; of
11.2.10
de Dealer zijn bedrijfsuitoefening staakt of dreigt te staken.
11.4
De rechten om het dealerschap van de Dealer te beëindigen die door dit artikel worden gegeven, doen geen afbreuk aan alle (eventuele) andere rechten of rechtsmiddelen die de partijen ter zake van de betreffende schending of een andere schending ter beschikking staan.”
4.6.
De beëindiging van de dealerovereenkomst is (primair) gegrond op een bedreiging die [A] zou hebben geuit richting [B] . [A] stelt dat, nu de beëindiging niet is gebaseerd op de in artikel 11.2 van de Algemene Voorwaarden genoemde limitatieve gronden er geen sprake is van een rechtsgeldige beëindiging. CSG weerspreekt dat er sprake is van limitatieve beëindigingsgronden en stelt dat de dealerovereenkomst is beëindigd op grond van artikel 11.1 juncto artikel 11.4 van de Algemene Voorwaarden. De bedreiging is een schending van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk betaamt en deze schending geeft, zo stelt zij, CSG het recht om de dealerovereenkomst te beëindigen.
4.7.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de in artikel 11.2 van de Algemene Voorwaarden vermelde beëindigingsgronden niet limitatief zijn, gelet op het bepaalde in artikel 11.4 van de Algemene Voorwaarden.
4.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit de zich in het dossier bevindende stukken genoegzaam dat de relatie tussen partijen ernstig verstoord is. [A] stelt weliswaar dat CSG zich niet aan de afspraken omtrent leverdata en betalingstermijnen hield en dat zij daar klachten over heeft geuit, maar CSG heeft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aangetoond dat de door [A] gestelde klachten grotendeels het gevolg waren van grote betalingsachterstanden waardoor de fietsen niet of later werd uitgeleverd. Door [A] is ook erkend dat er betalingsachterstanden zijn geweest. Mede in dit licht bezien is het voorstelbaar dat CSG de communicatie inzake de vermeende klachten en de wijze van bejegening door [A] ongepast en onacceptabel heeft geacht. Op 31 maart 2017 heeft [B] telefonisch contact gezocht met [A] en heeft hij gesproken met mevrouw [A] . Een door [B] gemaakt verslag van dit telefoongesprek is door CSG overgelegd. Mevrouw [A] betwist dat zij de daarin vermelde bedreigingen heeft geuit, doch de heer [A] heeft niet, althans onvoldoende, weersproken dat hij op 13 april 2017 tijdens een gesprek bij CSG heeft erkend dat zijn vrouw heeft gezegd dat zij door de etalage (bij CSG) wilde rijden. Dat zij dat niet zo bedoelde en dat zij de uitlatingen heeft geuit in een heftige gemoedstoestand, doet er niet aan af dat CSG dit als een bedreiging heeft kunnen en mogen opvatten en dat zij daarin, mede gezien de voorgeschiedenis, aanleiding heeft kunnen zien om de dealerovereenkomst te beëindigen op grond van artikel 11.1 juncto 11.4 van de Algemene Voorwaarden.
4.9.
Wat betreft de opzegtermijn stelt de voorzieningenrechter vast dat CSG niet de in artikel 11.1 van Algemene Voorwaarden vermelde termijn van 30 dagen heeft gehanteerd, maar een termijn van bijna drie maanden, zodat niet kan worden gezegd dat er een onredelijke opzegtermijn in acht is genomen.
4.10.
Met inachtneming van het vorenoverwogene acht de voorzieningenrechter het niet in hoge mate aannemelijk dat de bodemrechter het door [A] gevorderde door [A] zal toewijzen.
4.11.
Bovendien is onvoldoende gebleken van een spoedeisend belang aan de zijde van [A] waardoor van haar niet gevergd kan worden om de uitkomst van een te voeren bodemprocedure af te wachten. In dit kader acht de voorzieningenrechter van belang dat CSG reeds bij brief van 5 april 2017 de dealerovereenkomst heeft beëindigd met ingang van 1 juli 2017, terwijl [A] vervolgens bijna vijf maanden heeft gewacht met het uitbrengen van de dagvaarding in kort geding, terwijl zij geen overtuigende argumenten heeft aangedragen voor het zo lang wachten met rechtsmaatregelen. Voorts heeft CSG onvoldoende weersproken gesteld dat haar fietsen voor [A] slechts een klein percentage van de omzet van [A] vertegenwoordigt en dat [A] nog 12 andere fietsenmerken verkoopt en [A] in die zin niet afhankelijk is van het dealerschap met CSG. Bovendien heeft CSG tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat door haar garantie en service wordt geleverd en dat dit door [A] is bevestigd, zodat daarin ook geen spoedeisend belang is gelegen.
4.12.
Gelet op het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat de vorderingen van [A] afgewezen dienen te worden.
4.13.
[A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van CSG worden begroot op € 618,-- aan griffierecht en € 816,-- aan salaris van de advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
Wijst de vorderingen af.
5.2.
Veroordeelt [A] in de proceskosten van CSG, tot op heden begroot op € 1.434,--.
5.3.
Verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2017. [1]

Voetnoten

1.type: