ECLI:NL:RBOVE:2017:4058

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
08.760216-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot medeplegen van (schuld)witwassen na omwisseling van vals geld

Op 31 oktober 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot het medeplegen van (schuld)witwassen. De zaak betrof de omwisseling van 100.000 euro aan contant geld, waarbij de verdachte betrokken was bij het omwisselen van biljetten van 500 euro naar kleinere coupures van maximaal 50 euro. De verdachte ontving echter vals geld in de vorm van 500 euro biljetten, wat leidde tot de conclusie dat er nooit sprake kon zijn van witwassen. De rechtbank heeft het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 februari, 13 juni en 17 oktober 2017 in acht genomen, waarbij de officier van justitie, mr. T. Feuth, en de raadsman van de verdachte, mr. J.W. Stegeman, hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het omwisselen van misdrijf afkomstig geld, terwijl de verdediging aanvoerde dat er geen overtuigend bewijs was voor de criminele achtergrond van het geld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde feit moest worden vrijgesproken, omdat de poging tot witwassen als absoluut ondeugdelijk werd beschouwd. De rechtbank concludeerde dat, ongeacht de bedoelingen van de verdachte, er geen bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastelegging.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel
Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.760216-16 (P)
Datum vonnis: 31 oktober 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 februari 2017 (van de politierechter), 13 juni 2017 en 17 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. T. Feuth en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.W. Stegeman, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot het medeplegen van (schuld)witwassen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 05 juni 2014, te Amsterdam en/of te Zwolle en/of te Emmen en/of te Nunspeet, althans (telkens) te Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een hoeveelheid geld en/of euro 160.000,--, althans euro 110.000,--, althans (een) geldbedrag(en), te verwerven en/of voorhanden te hebben en/of van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik te maken, terwijl hij/zij wist(en) dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf, (immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk
- meermalen, althans eenmaal, contact gezocht en/of opgenomen en/of afspraken gemaakt en/of een ontmoeting in persoon heeft georganiseerd met een persoon ( [naam 1] ) en/of
- met genoemde persoon ( [naam 1] ) afgesproken dat een hoeveelheid geld (110.000,--, bestaande uit grote coupures, afkomstig van die [naam 1] ) door verdachte zou worden omgezet en/of gewisseld en/of geruild in een hoeveelheid geld ( 100.000,--, bestaande uit kleine coupures, afkomstig van [verdachte] ) en/of
- een hoeveelheid geld ( 100.000,--) beschikbaar gesteld en/of voorhanden gehad en/of overgedragen aan één of meer andere personen (zijnde medeverdachten van die [naam 1] ) (te weten [naam 2] en/of [naam 3] ), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
hij op of omstreeks 05 juni 2014, te Amsterdam en/of te Zwolle en/of te Emmen en/of te Nunspeet, althans (telkens) te Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een hoeveelheid geld en/of euro 160.000,--, althans euro 110.000,--, althans (een) geldbedrag(en), te verwerven en/of voorhanden te hebben en/of van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik te maken, terwijl hij/zij redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
(immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk
- meermalen, althans eenmaal, contact gezocht en/of opgenomen en/of afspraken gemaakt en/of een ontmoeting in persoon heeft georganiseerd met een persoon ( [naam 1] ) en/of
- met genoemde persoon ( [naam 1] ) afgesproken dat een hoeveelheid geld (110.000,--, bestaande uit grote coupures, afkomstig van die [naam 1] ) door verdachte zou worden omgezet en/of gewisseld en/of geruild in een hoeveelheid geld ( 100.000,--, bestaande uit kleine coupures, afkomstig van [verdachte] ) en/of
- een hoeveelheid geld ( 100.000,--) beschikbaar gesteld en/of voorhanden gehad en/of overgedragen aan één of meer andere personen (zijnde medeverdachten van die [naam 1] ) (te weten [naam 2] en/of [naam 3] ) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Volgens de officier van justitie heeft verdachte grote coupures van misdrijf afkomstig geld tegen kleine coupures geld willen wisselen, waarvoor hij een vergoeding zou krijgen. Verdachte heeft daarbij niet voldaan aan zijn onderzoeksplicht. Verdachte heeft een omzettingshandeling willen plegen. Verdachte had het doel het geld van “de koper” plus de commissie daarover te verwerven en voorhanden te hebben.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit omdat er geen (overtuigend) bewijs is. Hij heeft daartoe, kort en zakelijk samengevat, aangevoerd dat niet is gebleken dat het om te wisselen geld een criminele achtergrond heeft.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte dient van het primair en subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt dat de kern van de transactie waarbij verdachte betrokken is geweest het omwisselen van een bedrag van € 100.000,- behelsde in coupures van € 500,- naar hetzelfde bedrag in coupures van maximaal € 50,-. Aangezien de biljetten van € 500,- die verdachte bij deze transactie heeft ontvangen vals bleken te zijn, zou het, in deze transactie en met deze biljetten, nooit tot witwassen hebben kunnen komen. Daarom komt de rechtbank tot de conclusie dat, wat er ook zij van de bedoelingen van de verdachte, derhalve sprake is van een absoluut ondeugdelijke poging zodat enkel al om die reden niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen.
4.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. F. van der Maden en mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.W. de Boer als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2017.