ECLI:NL:RBOVE:2017:4045

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
08/770212-16 (P) en 05/173516-14 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot doodslag en openlijke geweldpleging in vereniging na mishandeling in Hengelo

Op 31 oktober 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 24-jarige man uit Deventer, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging in vereniging. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast moet hij een schadevergoeding van 770 euro betalen aan het slachtoffer. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 16 oktober 2016 in Hengelo, waar de verdachte samen met anderen een man mishandelde na een ruzie in een horecagelegenheid. Het slachtoffer liep ernstig letsel op, waaronder een gebroken neus en hersenschudding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard, wat leidde tot de bewezenverklaring van poging tot doodslag. De rechtbank achtte ook openlijke geweldpleging bewezen, gezien de nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders tijdens de mishandeling. De rechtbank hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn lichte verstandelijke beperking bij de strafoplegging.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/770212-16 (P) en 05/173516-14 (tul)
Datum vonnis: 31 oktober 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende in [geboorteplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 21 februari 2017 en 17 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Hoekstra en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J. Michels, advocaat te Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet samen met een of meer anderen heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven, dan wel dat hij die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel heeft geprobeerd die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel die [slachtoffer] heeft mishandeld;
feit 2:openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen die [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 16 oktober 2016 te Hengelo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met kracht in de richting van het bovenlichaam en/of de maagstreek en/of de onderrug en/of het hoofd en/of het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, waarbij/waardoor het bovenlichaam en/of de maagstreek en/of de onderrug en/of het hoofd en/of het gezicht van die [slachtoffer] werd geraakt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 16 oktober 2016 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans elders in Nederland tezamen en in vereniging, althans alleen [slachtoffer] opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met kracht in de richting van het bovenlichaam en/of de maagstreek en/of de onderrug en/of het hoofd en/of het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, waarbij/waardoor het bovenlichaam en/of de maagstreek en/of de onderrug en/of het hoofd en/of het gezicht van die [slachtoffer] werd geraakt met zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of een fractuur in het jukbeen, tot gevolg;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 16 oktober 2016 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans elders in Nederland tezamen en in vereniging, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht in de richting van het
bovenlichaam en/of de maagstreek en/of de onderrug en/of het hoofd en/of het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, waarbij/waardoor het bovenlichaam en/of de maagstreek en/of de onderrug en/of het hoofd en/of het gezicht van die [slachtoffer] werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 16 oktober 2016 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans in Nederland tezamen en in vereniging, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, tegen het bovenlichaam en/of de maagstreek en/of de onderrug en/of het hoofd en/of het gezicht te slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen;
2.
hij op of omstreeks 16 oktober 2016 te Hengelo, althans elders in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, kruispunt [straat] en [straat] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit een worsteling en/of slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen, waarbij verdachte
meermalen, althans eenmaal, met kracht in de richting van het bovenlichaam en/of de maagstreek en/of de onderrug en/of het hoofd en/of het gezicht van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt, waarbij/waardoor het bovenlichaam en/of de maagstreek en/of de onderrug en/of het hoofd en/of het gezicht van die [slachtoffer] werd geraakt, en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk, zijnde een gebroken neus en/of een fractuur in het jukbeen, althans enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, conform het overgelegde op schrift gestelde requisitoir, op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden. Verdachtes aandeel bestaat onder meer uit het meermalen trappen tegen het lichaam van aangever en een trap tegen het hoofd van aangever, terwijl deze rechtop zit. Voor de verenigingscomponent in het onder 1 primair tenlastegelegde dient, aldus de officier van justitie, vrijspraak te volgen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, conform de overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat voor het onder 1 primair tenlastegelegde vrijspraak dient te volgen, nu het eenmaal met geschoeide voet tegen het hoofd schoppen niet zonder meer leidt tot een aanmerkelijke kans op de dood. Voor een bewezenverklaring van het overig tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting staat vast dat er in de nacht van 16 oktober 2016 in de binnenstad van Hengelo (O) een worsteling heeft plaatsgevonden tussen [slachtoffer] (hierna te noemen: aangever) en [naam 1] . Diverse personen, waaronder verdachte, hebben zich met die worsteling bemoeid en geweld tegen aangever gebruikt, in het bijzonder door meerdere keren met kracht en met geschoeide voet tegen het lichaam van aangever te schoppen, terwijl deze op de grond lag.
Uit de ter terechtzitting getoonde camerabeelden blijkt dat verdachte, tijdens de worsteling tussen de op de grond liggende aangever en [naam 1] , op forse wijze meerdere keren op het lichaam van aangever heeft ingetrapt, vervolgens aangever op hardhandige wijze van [naam 1] heeft afgetrokken en daarna, nadat aangever niet meer op de grond lag, maar zat, aangever met veel kracht met zijn geschoeide voet tegen diens hoofd heeft geschopt.
Uit deze beelden blijkt verder dat [naam 2] eenmaal heeft ingetrapt op aangever, dat verdachte en [medeverdachte] nagenoeg gelijktijdig op aangever intrappen en dat, op het moment dat aangever niet meer op de grond ligt maar zit, verdachte met veel kracht tegen het gezicht van aangever trapt.
De rechtbank is van oordeel, gelet op de getoonde beelden ter zitting en de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van 18 oktober 2016 van verbalisant [verbalisant] , dat vast staat dat drie verdachten met kracht tegen het lichaam van aangever hebben geschopt. Nadat de aangever hardhandig door verdachte van [naam 1] is afgetrokken en weerloos op de grond zit, geeft verdachte aangever een zeer harde trap tegen diens hoofd.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte met zijn gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangever had, oftewel of verdachte bewust de aanmerkelijke kans op de dood van aangever heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Voorts is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan, dan dat degene die die handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat aangever, terwijl hij weerloos op de grond zat, met veel kracht en met geschoeide voet door verdachte tegen het hoofd/gezicht werd geschopt. Dat verdachte met veel kracht moet hebben geschopt, volgt ook uit het bij aangever geconstateerde letsel, te weten onder meer bloeduitstortingen aan het gelaat, een gebroken neus, een afgebroken stukje tand en een gescheurd mondslijmvlies.
Zowel door de GGD-arts S. van der Veen als door forensisch arts D. Botter van het Nederlands Forensisch Instituut wordt geconcludeerd dat hard schoppen tegen het hoofd potentieel dodelijk kan zijn. Botter concludeert dat de kans op potentieel ernstig c.q. fataal schedelhersenletsel en/of nekletsel door hard schoppen tegen het hoofd aanzienlijk geacht moet worden.
Het hoofd is een zeer kwetsbaar lichaamsdeel. De rechtbank overweegt dat bij het schoppen tegen iemands hoofd, zeker wanneer dat met veel kracht en met een geschoeide voet gebeurt, zoals in dit geval, een aanmerkelijke kans bestaat dat iemand daardoor komt te overlijden.
De door verdachte uitgedeelde trap tegen het hoofd is met zoveel kracht gepaard gegaan, dat reeds uit de aard van de gedragingen blijkt dat verdachte de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood als gevolg van zijn handelen heeft aanvaard.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 16 oktober 2016 heeft geprobeerd om aangever van het leven te beroven. Verdachte zal worden vrijgesproken van het medeplegen, nu niet gebleken is dat er ten aanzien van de poging doodslag sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking.
Ten aanzien van het geheel aan geweldshandelingen is echter wel sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachtes handelen dient om die reden ook te worden aangemerkt als openlijke geweldpleging.
Van openlijke geweldpleging is sprake wanneer het geweld in vereniging wordt gepleegd en voor derden zichtbaar is of had kunnen zijn, waardoor de openbare orde wordt verstoord. Geweld wordt in vereniging gepleegd als de dader nauw en bewust samenwerkt met een of meer anderen en daaraan een “significante of wezenlijke bijdrage” levert. Verdachte heeft, nadat en terwijl anderen reeds geweld uitoefenden tegen aangever, aangever ook zelf met kracht meerdere keren een schop gegeven en daarmee een wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld. Zodoende acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 oktober 2016 te Hengelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met kracht in de richting van het hoofd en het gezicht van die [slachtoffer] heeft geschopt, waarbij het hoofd en/of het gezicht van die [slachtoffer] werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 16 oktober 2016 te Hengelo, met anderen, op de openbare weg, kruispunt [straat] en [straat] , openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit een worsteling en schoppen, waarbij verdachte meermalen met kracht in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt, waarbij het lichaam van die [slachtoffer] werd geraakt.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 (feit 1) en 141 (feit 2) van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primairhet misdrijf:
poging tot doodslag;
feit 2het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een
gevangenisstraf voor de duur van achtenveertig (48) maanden, waarvan twaalf (12) maanden voorwaardelijk, met aftrek van de door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, en met een proeftijd van drie (3) jaren. Als bijzondere voorwaarden dienen daarbij te worden opgelegd een meldplicht bij de reclassering, een behandelverplichting en een alcohol- en drugsverbod. De officier van justitie heeft gevorderd, ex artikel 14e Sr, de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat aansluiting gezocht kan worden bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en dat volstaan kan worden met een oplegging van zes maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Hernieuwde vrijheidsbeneming is niet dringend noodzakelijk en niet opportuun en, mede gelet op het uitgebrachte reclasseringsadvies, zou een gedeeltelijk voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden meldplicht en continuering van de reeds opgestarte ambulante behandeling bij Transfore opgelegd dienen te worden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en aan openlijke geweldpleging. Het slachtoffer is meerdere keren door verdachte en zijn mededaders met kracht tegen het lichaam geschopt. Nadat het slachtoffer niet meer op de grond lag, maar zat, heeft verdachte met zijn geschoeide voet zeer hard tegen het hoofd/gezicht van aangever geschopt. Verdachte heeft door zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft, zonder dat daarvoor een rechtvaardiging bestaat, bijgedragen aan zeer fors geweld tegen het slachtoffer. Met name de trap tegen het hoofd van aangever was bijzonder heftig en evident buitensporig. Uit de slachtofferverklaring van aangever blijkt dat het op 16 oktober 2016 op hem toegepaste geweld grote impact op hem heeft (gehad). De rechtbank rekent dit verdachte aan.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte, zo blijkt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder ter zake openlijke geweldspleging is veroordeeld en wel:
- op 29 oktober 2014 door de politierechter te Arnhem tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, waarvan 13 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 120 uren en
- op 21 november 2013 door de politierechter te Zwolle tot een taakstraf van 100 uren.
De in die straffen gelegen waarschuwingen hebben hem er niet van kunnen weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Over verdachte is op 13 januari 2017 gerapporteerd door de GZ-psycholoog in opleiding tot specialist, drs. F. Jonker. De deskundige verklaart, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende. Verdachte is gediagnosticeerd met een lichte verstandelijke beperking. Er is sprake van een beperkte identiteitsontwikkeling en betrokkene is onzeker en neigt die onzekerheid te overdekken met een mooi uiterlijk en zijn best doen in de ogen van een ander. Hij had alcohol gedronken ten tijde van het ten laste gelegde. Er is sprake van een gelijktijdigheidsverband tussen het ten laste gelegde en de zwakbegaafdheid, de problemen in de identiteitsontwikkeling en het alcoholgebruik. Over de eventuele doorwerking van de stoornissen in het ten laste gelegde blijven ook na onderzoek onduidelijkheden bestaan.
Van mensen met een lichte verstandelijk beperking is bekend dat zij ingewikkelde (sociale) situaties niet goed kunnen overzien, zeker als zo’n situatie snel verloopt zoals hier het geval is. Er is onvoldoende tijd voor de persoon om (verstandige) afwegingen te maken. Onder stress raakt het logische verband tussen gedachten, gevoelens en handelen verloren. Ook is bekend dat mensen met een lichte verstandelijke beperking intenties van anderen eerder als agressief beschouwen dan mensen zonder verstandelijke beperking, dat zij onzeker zijn over hun eigen oplossingsvaardigheden en dat zij door gebrek aan alternatieve oplossingsvaardigheden eerder agressie gebruiken als een vorm van zelfverdediging.
Risicofactoren in de persoon van verdachte worden vooral gezien in een gebrek aan hoop als de detentie te lang duurt, dat hij zekerheden zou kwijtraken zoals zijn relatie, woning en werk en hij die niet snel weer terug zou kunnen krijgen. Verdachte beschikt over empathische vermogens, kan omgaan met gezag en is gemotiveerd voor behandeling.
Zonder hulpverlening wordt het risico op geweldsrecidive ingeschat op matig tot hoog. Met hulpverlening wordt het geweldsrecidive ingeschat op laag.
Geadviseerd wordt om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met verplichte reclasseringsbegeleiding. Geadviseerd wordt om aan verdachte een alcoholverbod op te leggen, een uitgaansverbod bij [horecagelegenheid] en een contactverbod met de medeverdachten met strafblad. Daarnaast wordt geadviseerd verdachte een begeleidingsverplichting op te leggen, waarbij valt te denken aan psychosociale hulp.
Tevens is over verdachte gerapporteerd op 7 februari 2017 door J.A.H. van der Burg, reclasseringswerker bij de Reclassering Nederland. Bij de vaststelling van de op te leggen straf heeft de rechtbank ook acht geslagen op de inhoud van dit rapport.
Ook heeft de rechtbank bij de vaststelling van de op te leggen straf rekening gehouden met de volgende omstandigheden:
- verdachte dient feitelijk als licht verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. De daartoe strekkende conclusie van de deskundige is naar het oordeel van de rechtbank deugdelijk onderbouwd en de rechtbank maakt die conclusie tot de hare
- verdachte heeft reeds gedurende zes maanden Elektronische Controle ondergaan;
- verdachte volgt agressie- en impulstrainingen en voert gesprekken met een psycholoog bij
Transfore en ondergaat om de twee weken een urinecontrole;
- de voorlopige hechtenis van verdachte is, na een voorarrest van 83 dagen (16 oktober 2016 tot en met 6 januari 2017), met ingang van 6 januari 2017 geschorst;
- het is aannemelijk dat het gedrag van aangever, voorafgaand aan de tenlastegelegde en bewezenverklaarde feiten, dusdanig is geweest dat er sprake is van een eigen aandeel.
Alles afwegend kan, naar het oordeel van de rechtbank, niet volstaan worden met een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. De ernst van de feiten - en dan met name de ernst van het onder
1. bewezen verklaarde feit -, in samenhang met verdachtes recidive (zelfs binnen de proeftijd), rechtvaardigt geen andere straf dan een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. Mede teneinde verdachte te stimuleren zijn positieve ontwikkelingen voort te zetten, zal de rechtbank een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, ook om hem ervan te weerhouden opnieuw gewelddadige delicten te plegen. De rechtbank zal aan dat voorwaardelijk deel na te melden bijzondere voorwaarden koppelen, aangezien de rechtbank die voorwaarden thans nog noodzakelijk acht. Een dadelijke uitvoerbaarheid van die voorwaarden, zoals door de officier van justitie is geëist, acht de rechtbank niet geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , wonende te [woonplaats] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 2.234,86, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • T-shirt € 19,95
  • schoenen € 94,95
  • jas € 119,96
  • immateriële schade van € 2.000,00.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering op grond van eigen dan wel medeschuld van aangever te matigen en de vordering toe te wijzen tot een (geschat) bedrag tussen de
€ 500,00 en € 1.000,00. De verdediging heeft verzocht op grond van artikel 36f lid 5, in samenhang gelezen met artikel 24a Sr maandelijkse termijnbetalingen toe te staan.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering deels toewijsbaar. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer.
De opgevoerde schadepost ter zake het T-shirt is niet betwist en ook voldoende onderbouwd en aannemelijk, mede gelet op de foto’s in het dossier van het ernstig bebloede T-shirt van de benadeelde partij. De rechtbank zal zodoende ten aanzien van de materiële schade een bedrag van € 19,95 toewijzen.
Gelet op de aard en de ernst van de gevolgen voor de aangever, de omstandigheden rondom het gepleegde feit en rekening houdend met de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank het redelijk en billijk om ter zake immateriële schade een bedrag van € 750,00 aan schadevergoeding toe te wijzen.
De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen voor een bedrag van in totaal
€ 769,95, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De gestelde schade voor wat betreft de jas, de schoenen en een gedeelte van de gestelde immateriële schade ten bedrage van € 1.250,00 zijn door de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stellingen alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten in zijn vordering
niet-ontvankelijk zal verklaren.
De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde feiten is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 05-173516-14)

De officier van justitie heeft gevorderd de bij vonnis van 29 oktober 2014 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van 13 dagen ten uitvoer te leggen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, maar heeft verzocht deze om te zetten in een taakstraf van zestig (60) uren.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Voor omzetting in een taakstraf acht de rechtbank geen gronden aanwezig.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 14h, 14i, 14j, 24a, 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primairhet misdrijf:
poging tot doodslag;
feit 2het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en onder 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
twintig (20) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
tien (10) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van drie (3) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de Reclassering Nederland, Dobbe 72 te 8032 JX Zwolle. Hierna moet verdachte zich gedurende de proeftijd op de door de reclassering te bepalen tijdstippen blijven melden, zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich ambulant laat behandelen, voor de in het NIFP-onderzoek geconstateerde problematiek, bij de forensische polikliniek Transfore of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen door of namens de instelling/ behandelaar zullen worden gegeven;
- zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , wonende te [woonplaats] , van een bedrag van
  • bepaalt, dat de verdachte het bedrag van de schadevergoeding mag voldoen in tien (10) opeenvolgende maandelijkse termijnen, telkens uiterlijk te voldoen op de dag waarop de betaling volgens mededeling van het openbaar ministerie behoort te zijn gedaan;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor een deel van € 1.464,91
niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 29 oktober 2014 met parketnummer 05/173516-14 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
dertien (13) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. A.A. Smit, rechters, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de avond van 15 op 16 oktober 2016 ben ik met onder andere [naam 2] , mijn broer [naam 1] en [medeverdachte] uit geweest. Ook mijn vrouw en enkele van haar vriendinnen waren meegegaan. Wij zijn naar [horecagelegenheid] in Hengelo (O) gegaan. In [horecagelegenheid] kregen wij trammelant met een ons onbekend persoon. Toen wij naar onze auto liepen om naar huis te gaan kwam die onbekende persoon, waarvan ik nu weet dat hij [slachtoffer] heet, op ons af huppelen en kwam hij in gevecht met [naam 1] . Ik heb [slachtoffer] drie keer met mijn geschoeide voet tegen diens lichaam geschopt en daarna heb ik hem van mijn broer afgetrokken. Daarna heb ik, toen aangever op de grond zat, hem met mijn geschoeide voet met kracht tegen diens gezicht geschopt. Ik ben te ver gegaan. De trap in het gezicht had niets te maken met een poging om mijn broer te bevrijden of iets dergelijks. Ik heb ter zitting de camerabeelden gezien. Ik ben degene met de witte trui. Het ziet er heftig uit en ik vind de getoonde beelden erg schokkend.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Oost-Nederland, district Twente met nummer [dossiernummer] , welk geheel is doorgenummerd blz. 1 tot en met blz. 295. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van bevindingen (blz. 41-42) van 16 oktober 2016, zakelijk weergegeven, inhoudende het relaas van de verbalisant [verbalisant] :
Op 16 oktober 2016, was ik verbalisant [verbalisant] belast met een horecasurveillance voor de binnenstad van Hengelo. Op voorgenoemde datum, omstreeks 5:30 uur stond ik samen met collega [verbalisant] ter hoogte van [horecagelegenheid] aan de [straat] te Hengelo. Ik
keek in de richting van het stadhuis aan het Burgemeester Jansenplein en ik hoorde geschreeuw vanuit die richting komen.
Ik zag dat er aan het einde van de [straat] een opstootje gaande was met meerdere personen. Daarop ben ik samen met collega [verbalisant] in de richting van het stadhuis gelopen. Ik zag dat er een groepje van ongeveer vier personen met elkaar aan het vechten was. Toen ik verbalisant samen met mijn collega ter hoogte van [horecagelegenheid] aan de [straat] was, zag ik dat een jongen met een opvallende witte trui de jongen die op de grond lag begon te trappen met zijn rechter been. Ik zag dat de jongen op de grond ook nog door een andere jongen werd geschopt. Daarop heb ik geschreeuwd dat wij van de politie waren en dat ze moesten stoppen. Ik zag dat er niet werd gereageerd op mijn roepen in de richting van de jongens en ik hoorde ook mijn collega [verbalisant] schreeuwen dat ze moesten stoppen.
Toen ik op ongeveer vijf meter vanaf de vechtpartij was zag ik dat de jongen in de witte trui om de jongen op de grond liep en vanaf de linkerzijde de jongen op de grond bij zijn hoofd pakte en daarop zijn rechter been naar achteren haalde en vervolgens met zijn geschoeide voet vol uithaalde naar het hoofd van de jongen op de grond. Ik zag dat de jongen op de grond met zijn hoofd achterover op de grond viel.
Het proces-verbaal van bevindingen (blz. 47-48) van 18 oktober 2016, zakelijk weergegeven, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 17 oktober 2016 heb ik, [verbalisant] , de aangeleverde beelden omtrent de poging doodslag onderzocht. De camera is geplaatst op de kruising [straat] en de [straat] in Hengelo. De camera is in eerste instantie gericht op de [straat] .
Om 05.31.45 uur draait de camera vanaf de [straat] naar de [straat] . De vechtpartij is op dat moment al bezig.
Tijd 05.31.45 uur.
Vanaf dit moment is de camera gericht op de vechtpartij die gaande is. De vechtpartij
vindt plaats aan het einde van de [straat] . Op camerabeelden is te zien dat er twee
personen op de grond liggen. Deze mannen rollen over elkaar heen. Eén van deze mannen
is het latere slachtoffer. Het slachtoffer is in het donker gekleed. De andere man is
gekleed in een blauwe broek en een witte shirt, met korte mouw.
Tijd 05.31.46 uur.
Op beelden is niet te zien dat het slachtoffer aan het vechten is. Door meerdere personen wordt er ingetrapt op de mannen op de grond. In totaal wordt er door 3 personen getrapt.
Het proces-verbaal van bevindingen (blz.55-56) d.d. 2 november 2016, zakelijk weergegeven, inhoudende het relaas van de verbalisant [verbalisant] :
Ik was op 19 oktober 2016 belast met recherchewerkzaamheden aan het politiebureau te Hengelo. Ik was bezig met het uitkijken van camerabeelden in verband met poging doodslag/moord. Ik las in de aangifte dat dit feit gepleegd is tussen zaterdag 15
oktober 2016 en zondag 16 oktober 2016.
Ik zag dat er een bestand beschikbaar werd gesteld. Dit bestand is voorzien van bewegende beelden. Bij het uitkijken van de beelden zag ik het volgende:
Ik zag onder in het scherm van het camerabeeld dat het gedateerd was met 16-10-2016. Ik zag dat verschillende personen betrokken waren bij dit incident. Ik heb deze personen gecijferd van 1 tot en met 4. Personen 1 tot en met 4 zijn ambtshalve bekend
als: 1. [verdachte] , 22-04-1993, 2. [medeverdachte] 13-06-1993, 3. [naam 2]
07-02-1992, 4. [naam 1] 26-01-1997.
Ik heb per persoon beschreven wat zij deden.
1. Ik zag een man die ik als volgt kan omschrijven:
- zwarte haarkleur, kort kapsel
- atletische lichaamsbouw
- witte trui
- donkerkleurige broek
Ik zag op tijdstip 5:31:45.603 dat de man zijn rechterbeen naar achteren bewoog en uithaalde. Ik zag dat hij in maagstreek trapte van het slachtoffer die op de grond lag. Ik zag dat dit de linkerkant van zijn maag betrof. Ik zag dat de man vervolgens weer zijn been naar achteren bewoog. Ik zag dat hij met rechts uithaalt en het slachtoffer ter hoogte van zijn onderrug raakte. Ik zag dat hij de riem van het slachtoffer pakte. Ik zag dat hij dit met zijn linkerhand deed. Ik zag dat hij vervolgens met beide handen de riem van het slachtoffer pakte. Ik zag op tijdstip 5:31:54.542 dat hij het slachtoffer van persoon nummer 4 af trok. Ik zag dat hij enkele stappen naar achteren liep. Ik zag dat hierbij zijn rechterbeen naar achteren
bewoog. Ik zag dat hij uithaalde naar het hoofd van het slachtoffer. Ik zag dat hij hierbij het hoofd geraakt had. Ik zag dat hij wegrende, hij rende links het beeld uit.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 18 oktober 2016 (blz. 12-15), zakelijk weergegeven inhoudende de verklaring van [slachtoffer] :
Mij is opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Ik voel daardoor veel pijn. Op 16 oktober 2016 omstreeks 2.00 uur ben ik naar café [horecagelegenheid] in Hengelo (O) gegaan.
Volgens mij ben ik later voor [horecagelegenheid] in elkaar geslagen. Ik zag dat mensen op mij sloegen. Ik ben daar ook op de grond gevallen. Ik weet nog dat ik een klap kreeg, daarna weet ik niet meer precies hoe het is gegaan. Ik ben erg vergeetachtig doordat ik onder andere een hersenschudding heb opgelopen naar aanleiding van de vechtpartij. Ik werd in ieder geval geslagen. Ik had zelf het gevoel dat ik buiten bewustzijn raakte. Ik weet nog dat ik op een gegeven moment niets meer voor me zag en dat ik het gevoel kwijt raakte. Ik weet nog dat ik opeens slecht kon ademen. Dat was op het moment dat ik op de grond lag.
Ik ben naar het ziekenhuis gegaan. Op dat moment ben ik behandeld door een dokter bij de huisartsenpost. We zijn toen naar de eerste hulp doorgestuurd en daar ben ik behandeld door een neuroloog. Daar is ook een MRI scan gemaakt. De neuroloog zei dat er vocht in het hoofd zat en dat er te zien was dat mijn neus gebroken was.
Vandaag, 18 oktober 2016, ben ik opnieuw naar het ziekenhuis geweest, ditmaal naar de KNO arts, dhr. Duijvensteijn. Deze vertelde dat mijn neus in het midden gebroken en
gesplinterd was.
De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting betreffende de getoonde beelden ter zake de openlijke geweldpleging.
De rechtbank heeft waargenomen dat [slachtoffer] door [naam 2] één keer en door verdachte en zijn mededader [medeverdachte] meerdere keren wordt geschopt. Te zien is dat de verdachten bij iedere trap hun been naar achteren halen en vervolgens met kracht tegen het lichaam schoppen van de op de grond liggende [slachtoffer] . Als laatste daad is te zien dat, nadat de aangever niet meer op de grond ligt maar zit, door de verdachte met kracht tegen diens gezicht wordt geschopt.
Verklaring van de deskundige arts Duijvestijn d.d. 25 oktober 2016 (blz 16-17).
Uitwendig waargenomen letsel:
  • bloeduitstortingen gelaat
  • gebroken neus
  • stukje tand afgebroken
  • mondslijmvlies gescheurd.
Vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel: Ja, hersenschudding.
Verklaring van de deskundige forensisch arts D. Botter van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 2 mei 2017 betreffende het onderzoek naar de gevaarzetting van geweldsinwerkingen als oorzaak van de letsels die op 16 oktober 2016 zijn vastgesteld bij de heer [slachtoffer] , geboren 5 april 1993.
Krachtige geweldsinwerkingen tegen het hoofd kunnen voorts overstrekking en/of rotatiekrachten in de hals veroorzaken waardoor meerdere ernstige complicaties kunnen optreden, zoals:
• een breuk in de halswervelkolom, ruggenmergletsel;
• letsel aan de bloedvaten die door de halswervels verlopen (zgn. dissectie van de wervelslagader;
• bloeding onder het spinnenwebvlies of trombose (stolselvorming).
De mogelijke letsels door schoppen met geschoeide voet tegen een hoofd laten zich als volgt samenvatten:
• (ernstige) letsels aan de huid, oren en ogen;
• letsel en/of breuk(en) van de onderkaak (inclusief gebit) en/of de aangezichtsschedel en/of de hersenschedel;
• hersenkneuzing(en), hersenbloeding(en), bloedingen buiten- of onder de hersenvliezen;
• breuk van de halswervelkolom en/of kneuzing van het ruggenmerg met risico op dwarslaesie, bloedvatletsel met dientengevolge bloeding, trombose en mogelijk infarctvorming in ruggenmerg en de hersenstam.
De gevaarzetting van schoppen tegen het hoofd.
De kans op potentieel ernstig c.q. fataal schedelhersenletsel en/of nekletsel door hard schoppen tegen een hoofd moet, alhoewel niet weer te geven in maat en getal, aanzienlijk geacht worden. Zoals bovenstaand uiteengezet, wordt door schoppen een relatief grote krachtoverbrenging bewerkstelligd, met dientengevolge mogelijk schedelhersenletsel en mogelijk rotatie- en - hyperextensieletsel van de nek.
Overlijden als gevolg van hersenletsel of ruggenmergletsel kan zowel direct als na enige tijd plaatsvinden, afhankelijk van de aard, het aantal en de plaats van het letsel (c.q. de letsels) en de complicaties die hierbij vervolgens ontstaan.
Beantwoording van de vraag: kunnen de gedragingen van verdachte, in het bijzonder het schoppen tegen het hoofd, leiden tot de dood van het slachtoffer dan wel tot zwaar lichamelijk letsel?
Ja, ernstig letsel en de dood kunnen o.a. het gevolg zijn van hersenletsel, bloedingen binnen de schedel, ruggenmergletsel, bloedvatstelsels in de hals. De kans op potentieel ernstig c.q. fataal schedelhersenletsel en/of nekletsel door hard schoppen tegen het hoofd moet aanzienlijk geacht worden.
Verklaring van de deskundige forensisch arts drs. S. van der Veen van de GGD-Twente d.d. 8 december 2016.
Daarna heeft verdachte met grote kracht tegen het hoofd van aangever geschopt, zoals een (voetbal-) keeper de bal ver onder de middellijn trapt. Het letsel wat hierbij optreedt kan potentieel dodelijk zijn door hersenkneuzing met hersenzwelling en bloedingen in de hersenen en van de bloedvaten in de schedel.