ECLI:NL:RBOVE:2017:4012

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 oktober 2017
Publicatiedatum
26 oktober 2017
Zaaknummer
AK_17_889
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de kostenvergoeding voor medische rapportage in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zitting houdende in Zwolle, op 26 oktober 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen Asito Transport Terminal (Services) B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. I.W.M. Visser, heeft op 12 april 2017 beroep ingesteld, maar dit beroep op 31 juli 2017 ingetrokken. Eiseres verzocht verweerder om vergoeding van de proceskosten en terugbetaling van het griffierecht. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. Na toestemming van partijen is besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Eiseres heeft haar beroep ingetrokken omdat aan een ex-werknemer een uitkering is toegekend, wat de rechtbank als tegemoetkoming van verweerder beschouwt. De rechtbank heeft verweerder dan ook veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 495,-- voor de rechtsbijstand.

Daarnaast heeft eiseres kosten gemaakt voor een medische rapportage van arts F. [naam arts]. De rechtbank oordeelt dat deze kosten redelijk zijn, omdat eiseres mocht aannemen dat de rapportage van de arts een relevante bijdrage zou leveren aan de rechtsvraag. De rechtbank heeft de kosten van de rapportage vastgesteld op € 491,64, rekening houdend met het geldende uurtarief. Uiteindelijk heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot een totale proceskostenvergoeding van € 986,64. De uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: AWB 17/889

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Asito Transport Terminal (Services) B.V.,
gevestigd te Almelo, eiseres,
gemachtigde: mr. I.W.M. Visser,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,
gevestigd te Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 12 april 2017 beroep ingesteld. Bij brief van 31 juli 2017 is het beroep ingetrokken en is verzocht verweerder te veroordelen in de proceskosten en te gelasten dat het betaalde griffierecht wordt vergoed.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek van eiser. Verweerder heeft daar bij brief van 3 augustus 2017 gebruik van gemaakt.
Na verkregen toestemming van partijen heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Daarop is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de proceskosten veroordelen in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
2. Eiseres heeft het beroep ingetrokken, omdat aan ex-werknemer met ingang van
16 november 2016 een uitkering in de vorm van een inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten is toegekend. De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarmee geheel of gedeeltelijk aan eiseres is tegemoetgekomen, zodat aanleiding bestaat verweerder in de proceskosten te veroordelen.
3. Het verzoek is daarom gegrond. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 495,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift).
4. Ten aanzien van de gevraagde vergoeding van de kosten van arts F. [naam arts] ( [naam arts] ) van € 592,80, overweegt de rechtbank als volgt. Eiseres heeft [naam arts] verzocht de medische gronden van het beroepschrift nader te onderbouwen. Na ontvangst van het procesdossier heeft [naam arts] dossierstudie verricht en zijn bevindingen neergelegd in de medische rapportage van 8 juni 2017.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat [naam arts] als arts-gemachtigde moet worden aangemerkt. [naam arts] heeft op basis van het beschikbare procesdossier de medische gronden van het beroepschrift nader onderbouwd. Volgens verweerder kan de medische rapportage van [naam arts] dan ook niet worden beschouwd als een verslag van een deskundige.
6. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van het Bpb komen voor vergoeding in aanmerking de kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.
In artikel 1, aanhef en onder f, van het Bpb is een specifieke regeling opgenomen voor het vergoeden van de kosten van het inschakelen van een arts-gemachtigde. Deze houdt in dat de kosten van het als gemachtigde optreden van een arts slechts voor vergoeding in aanmerking komen in zaken waarin enig voorschrift verplicht tot tussenkomst van een gemachtigde die arts is.
7. Ter bepaling of het inroepen van een niet-juridisch deskundige, zoals hier aan de orde, redelijk was, kan in het algemeen als maatstaf worden gehanteerd of degene die deze deskundige heeft ingeroepen, gezien de feiten en omstandigheden zoals die bestonden ten tijde van inroeping, ervan uit mocht gaan dat de deskundige een relevante bijdrage zou leveren aan een voor hem gunstige beantwoording door de rechter van een voor de uitkomst van het geschil mogelijk relevante vraag. In de gegeven omstandigheden mocht eiseres er van uitgaan dat een rapportage van [naam arts] - gelet op diens deskundigheid - een relevante bijdrage zou leveren aan de beantwoording van de in geding zijnde rechtsvraag en van belang zou zijn voor de oordeelsvorming van de rechtbank. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de kosten van de door [naam arts] opgestelde medische rapportage zijn aan te merken als redelijkerwijs gemaakte kosten voor een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.
De rechtbank neemt hierbij nog in aanmerking dat er voor eiseres geen verplichting bestond om een gemachtigde in te schakelen die tevens arts is, omdat de ex-werknemer op 24 mei 2017 toestemming heeft gegeven voor inzage in zijn medische gegevens. Daarnaast is eiseres ook steeds door een gemachtigde - niet zijnde een arts-gemachtigde - bijgestaan, zodat geen sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 1, aanhef onder f, van het Bpb. Voor het oordeel dat, zoals verweerder heeft gesteld, [naam arts] moet worden aangemerkt als arts-gemachtigde, omdat deze uitsluitend een dossierbeoordeling heeft verricht, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten in het Bpb of in andere wet- en regelgeving. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een medisch deskundige die aan eiseres verslag heeft uitgebracht, zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van de Bpb.
8. Ten aanzien van kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht, is in artikel 1, aanhef, onder b en artikel 2, eerste lid, onder b van het Bpb juncto het bepaalde in artikel 8:36, tweede lid, van de Awb bepaald dat deze kosten worden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken. De tarieven als bedoeld in laatstgenoemde wet zijn uitgewerkt in het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Daarbij wordt uitgegaan van een uurtarief van
€ 116,09. [naam arts] heeft als partijdeskundig een rapport uitgebracht op 8 juni 2017. De rechtbank stelt vast dat eiseres een factuur van [naam arts] van € 592,90 heeft overgelegd, waarin 3,5 uur is gedeclareerd tegen een tarief van € 140,00 per uur. De rechtbank is van oordeel dat deze factuur volstaat ter onderbouwing van de gemaakte kosten. De genoemde factuur komt op grond van de eerdergenoemde bepalingen echter niet geheel voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank heeft de vergoeding aan de hand van het geldende tarief van € 116,09 per uur en verhoogd met de omzetbelasting (forfaitair) vastgesteld op: 3,5 (uur) x € 116,09 x 1,21 (omzetbelasting) = € 491,64.
9. Nu het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, wordt het door de indiener betaalde griffierecht ingevolge artikel 8:41, zevende lid van de Awb, aan hem vergoed door het bestuursorgaan.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van totaal
€ 986,64.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, in aanwezigheid van A. van den Ham, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.