ECLI:NL:RBOVE:2017:392

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 januari 2017
Publicatiedatum
31 januari 2017
Zaaknummer
08/710024-16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting met molotovcocktail tegen sporthal in Hengelo

Op 31 januari 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met drie anderen brand heeft gesticht door een molotovcocktail tegen een sporthal in Hengelo te gooien. De verdachte nam het risico dat de brand zou escaleren, maar het was niet zijn verdienste dat de gevolgen niet ernstig waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een werkstraf van 60 uren, een leerstraf SoCool van 40 uren en twee maanden jeugddetentie, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, opgelegd kreeg. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 17 januari 2017, waar de officier van justitie mr. A. Schotman en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.L. Geeraths, hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte onder andere opzettelijke brandstichting en het voorhanden hebben van een molotovcocktail. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar voor de bewezen feiten, waarbij rekening werd gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn leeftijd en de invloed van groepsdruk. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op aan de gemeente Hengelo, die als benadeelde partij optrad, ter hoogte van € 2.945,71, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/710024-16
Datum vonnis: 31 januari 2017
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
17 januari 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Schotman en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw
mr. S.L. Geeraths, advocaat te Haaksbergen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met anderen opzettelijk brand heeft gesticht door een molotovcocktail tegen de muur van een sporthal aan de Jan Prinsstraat in Hengelo (O) te gooien.
Subsidiair is dit tenlastegelegd als een poging daartoe.
Meer subsidiair is dit tenlastegelegd als medeplichtigheid daaraan.
Nog meer subsidiair is dit tenlastegelegd als het medeplegen van een vernieling.
feit 2:een molotovcocktail voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 27 oktober 2015
te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht door een zgn molotov-cocktail althans open
vuur te gooien althans in aanraking te brengen naar/met een gebouw (sporthal)
aan de Jan Prinsstraat, althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan een (deel) van dat gebouw en/of een muur van dat gebouw
en/of luchtverwarmers/filters (in de technische ruimte van dat gebouw) en/of
cv installatie geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is
ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor dat gebouw en/of inboedel van dat pand in elk
geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor in dat gebouw
aanwezige sporters en/of personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of
anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in dat gebouw
aanwezige sporters en/of personen, in elk geval gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 27 oktober 2015
te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk brand te stichten aan een gebouw aan de Jan Prinsstraat (sporthal)
met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
zich heeft/hebben begeven naar dat gebouw en/of een zgn molotov-cocktail
heeft/hebben gemaakt en/of aangestoken en/of (vervolgens) dat molotov-cocktail
gegooid naar dat gebouw, in elk geval met dat opzet open vuur in aanraking
heeft gebracht met gebouw, althans met een brandbare stof,
en daarvan gemeen gevaar voor dat gebouw en/of inboedel van dat gebouw, in elk
geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor in dat gebouw
aanwezige sporters en/of personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of
anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in dat gebouw aanwezige sporters
en/of personen, in elk geval gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of andere personen,
op of omstreeks 27 oktober 2015 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen,
opzettelijk brand heeft/hebben gesticht door een zgn. molotov-cocktail althans
open vuur in aanraking te brengen met een gebouw (sporthal) aan de Jan
Prinsstraat, althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan een (deel) van dat gebouw en/of een muur van dat gebouw
en/of luchtverwarmers en/filters (in de technische ruimte en/of cv hok) van/in
dat gebouw geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is
ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor dat gebouw en/of inboedel van dat pand in elk
geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor in dat gebouw
aanwezige sporters en/of personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of
anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in dat gebouw
aanwezige sporters en/of personen, in elk geval gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, tot en/of
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 27 oktober 2016 in
de gemeente Hengelo (O) en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest door van te voren afspraak te maken om een molotov-cocktail te maken
en/of zich te begeven naar een tankstation en/of (vervolgens) de fles te
voorzien van benzine althans een soortgelijke stof en/of de benzine/stof (voor
de molotov-cocktail) bij de kassa van dat tankstation af te rekenen;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 27 oktober 2015
te Hengelo, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk luchtverwarmers en/of
een CV hok en/of muren van/in een gebouw aan de Jan Prinsstraat, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente Hengelo (O), in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 27 oktober 2015
te Hengelo, gemeente Hengelo (O), een zgn. molotov-cocktail, zijnde (een)
voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door
middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van feit 2 en dat hij met toepassing van het jeugdstrafrecht wordt veroordeeld tot de leerstraf SoCool voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie, een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd en een maand jeugddetentie geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tot slot heeft de officier van justitie hoofdelijke toewijzing van de gehele civiele vordering van de gemeente Hengelo gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die daarbij worden genoemd. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2016101377. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.1
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel is dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat door de brandstichting onder feit 1 primair levensgevaar voor anderen dan wel zwaar lichamelijk letsel te duchten is, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 januari 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering (Sv);
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 13 november 2015, pagina’s 114 en 115, voor zover van belang;
3.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] van 28 januari 2016, pagina’s 131 en 132, voor zover van belang.
5.2
Feit 2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het feit moet worden vrijgesproken, omdat in de tenlastelegging niet staat omschreven tot welke categorie van de Wet wapens en munitie een molotovcocktail behoort en omdat het dossier hieromtrent ook niets bevat.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Gelet op de bekennende verklaring die verdachte hierover heeft afgelegd en het feit dat door de verdediging geen vrijspraak is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 27 oktober 2015 een molotovcocktail voorhanden heeft gehad. Een molotovcocktail is een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie II onderdeel 7 van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM). Naar het oordeel van de rechtbank schrijft geen rechtsregel voor dat in de tenlastelegging benoemd wordt onder welke categorie van de WWM een molotovcocktail valt. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het sub 1 primair en sub 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 27 oktober 2015 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht door een zogenaamde molotovcocktail te gooien naar een gebouw (sporthal) aan de Jan Prinsstraat, ten gevolge waarvan een muur van dat gebouw en luchtverwarmers (in de technische ruimte van dat gebouw) geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor dat gebouw en inboedel van dat pand te duchten was;
2.
hij op 27 oktober 2015 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), een zogenaamde molotovcocktail, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 47 en 157 Sr en artikel 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk brand stichten;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft samen met [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] brand gesticht door een molotovcocktail tegen de muur van een sporthal te gooien naast een ventilatierooster van de technische ruimte van dat pand. Op het moment dat de brandbom door [medeverdachte 1] gegooid werd, is verdachte weggelopen. Van een afstand heeft hij een grote vuurbal gezien. Verdachte heeft geen pogingen gedaan het vuur te blussen en heeft evenmin de hulpdiensten ingeschakeld. Verdachte heeft daarbij het risico voor lief genomen dat de brand had kunnen escaleren. Het is dan ook niet de verdienste van verdachte geweest dat de gevolgen voor de mensen, die in het pand aan het sporten waren, niet ernstig zijn.
Een dergelijke brandstichting is een delict met een groot gevaarzettend karakter en dient als een zeer ernstig strafbaar feit te worden gekwalificeerd. Naast gevoelens van onrust en onveiligheid bij betrokkenen veroorzaakt brandstichting doorgaans ernstige schade. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 december 2016, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 7 januari 2017, waaruit onder meer naar voren komt dat verdachte een beïnvloedbare jongeman is, die ten tijde van het delict heeft gehandeld onder groepsdruk. Verder blijkt dat verdachte ADHD, dyslexie en een licht verstandelijke beperking heeft. Als beschermende factor wordt beschouwd dat verdachte veel ondersteuning krijgt vanuit zijn netwerk en dan met name van zijn moeder. Ook wordt als positief gezien dat verdachte een fulltime baan heeft en sinds zeven maanden een relatie heeft met zijn huidige vriendin. Sindsdien zou hij minder uitgaan en op straat rondhangen. Verdachte was ten tijde van het plegen van het delict 18 jaar oud en er was sprake van impulsiviteit en beïnvloedbaarheid. Enerzijds is hij op weg om zich meer richting zelfstandigheid te ontwikkelen. Anderzijds heeft hij nog veel ondersteuning nodig om praktische zaken overzichtelijk te houden. De reclassering adviseert verdachte te berechten onder het jeugdstrafrecht en om aan hem – naast een werkstraf – een cognitieve vaardigheidstraining als leerstraf op te leggen om hem vaardigheden te leren die hem kunnen helpen bij het opbouwen van een constructief bestaan.
De rechtbank vindt in de persoonlijkheid van verdachte, zoals in voornoemd rapport uiteen is gezet, grond om toepassing te geven aan artikel 77c Sr en recht te doen overeenkomstig de bijzondere bepalingen voor jeugdigen en jong volwassenen (overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh Sr), zoals door de officier van justitie en de verdediging is verzocht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, een leerstraf SoCool voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, en jeugddetentie voor de duur van twee maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren moet worden opgelegd.
9.1
De vordering van de benadeelde partij
De gemeente Hengelo, in deze vertegenwoordigd door [aangever], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.945,71 (tweeduizend negenhonderdvijfenveertig euro en eenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • twee luchtverwarmers (eigen risico) € 2.500,--
  • schoonmaakkosten € 105,71
  • “proceskosten” € 340,--.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende gemotiveerd betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.945,71, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 primair is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en
91 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1 primair en sub 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder sub 1 primair en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:medeplegen van opzettelijk brand stichten;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de werkstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, dat
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot hoofdelijke betaling aan de benadeelde partij gemeente Hengelo van een bedrag van € 2.945,71, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 oktober 2015, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. H. Stam en mr. F.H.W. Teekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2017.
Buiten staat
Mr. G.J. Stoové is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.