Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Beschikking van 3 oktober 2017
[verzoeker] ,
de besloten vennootschap JFPT B.V.,
JFPT,
1. De procedure
2. De feiten
Per 01-11-2016 is [verzoeker] door de algemene vergadering van aandeelhouders van JFPT benoemd tot statutair-directeur van JFPT;
Artikel 1: Duur, opzegtermijn
Artikel 3: Salaris
Artikel 4: Leaseauto
Artikel 9: Vakantie
“ONDERSTEUNING PROJECT FCC EN THUERLAENDER (Thanks)”. [B] heeft de betreffende factuur op 22 maart 2017 betaald.
“De arbeidsovereenkomst tussen u en JFPT eindigt door middel van opzegging wegens het bestaan van een redelijke grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder e /en/of g en/of h BW. Gelet op de feiten en omstandigheden die aan deze opzegging ten grondslag liggen treedt het einde van uw arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang in.”
3. Het geschil
Het door [verzoeker] gevorderde salaris moet worden verrekend met hetgeen JFPT nog van hem tegoed heeft. [verzoeker] heeft geen tegoed meer aan vakantiedagen, althans een eventueel tegoed dient ook te worden verrekend met hetgeen JFPT nog van hem te vorderen heeft. Van [verzoeker] mocht verwacht worden dat hij zelf zijn vakantiedagen zou bijhouden.
Aangezien partijen het erover eens zijn dat [verzoeker] statutair bestuurder was van JFPT, wordt niet toegekomen aan de subsidiaire vorderingen van [verzoeker] .
4. De beoordeling
Hoewel JFPT zonder rechtsgrond niet tot betaling van het salaris over de periode van 1 tot en met 26 april 2017 is overgegaan, ziet de rechtbank in de omstandigheden van het geval geen aanleiding de wettelijke verhoging over dit bedrag toe te wijzen.
5. De beslissing