ECLI:NL:RBOVE:2017:3828

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 oktober 2017
Publicatiedatum
11 oktober 2017
Zaaknummer
Awb 17/1383
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van tegemoetkoming op basis van de Regeling Tegemoetkoming Sanering Olasfa en de beoordeling van schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 11 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. O.V. Wilkens, en de Gedeputeerde Staten van Overijssel. De zaak betreft de toekenning van een tegemoetkoming op basis van de Regeling Tegemoetkoming Sanering Olasfa (RTSO) aan eisers, die overlast hebben ervaren door de sanering van het voormalige Olasfa-terrein in Olst. De rechtbank oordeelt dat de tegemoetkoming van € 4.344,34 die aan eisers is toegekend, in overeenstemming is met de RTSO en dat er geen recht bestaat op aanvullende schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen van de verweerder. De rechtbank stelt vast dat de sanering in het algemeen belang is uitgevoerd en dat de overlast die eisers hebben ervaren niet kan worden aangemerkt als onrechtmatig. De rechtbank concludeert dat de RTSO een beleidsregel is die voldoende rekening houdt met de overlast van omwonenden en dat de toegepaste criteria voor de hoogte van de tegemoetkoming adequaat zijn. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/1383

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres]en
[eiser], te Olst, eisers,
gemachtigde: mr. O.V. Wilkens, te Utrecht,
en
Gedeputeerde Staten van Overijssel,
Verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 december 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eisers op basis van de Regeling Tegemoetkoming Sanering Olasfa 2016 (RTSO) een tegemoetkoming van
€ 4.344,34 toegekend.
Bij besluit van 19 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2017.
Eisers zijn verschenen, bijgestaan door mr. O.V. Wilkens, vergezeld van ing. Th. A. van Sambeek RT als deskundige. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door L.M. de Jong, H.O. Moll, A.J.M. Knippels en G. Knuttel.

Overwegingen

1.1
Van 1913 tot 1983 is in een uiterwaard van de IJssel, bij Olst, de Olster Asfalt Fabriek (hierna: Olasfa) gevestigd geweest. Olasfa produceerde asfalt- en dakproducten op basis van teer. Olasfa is in 1983 failliet gegaan. In de jaren dat Olasfa in bedrijf is geweest, is de bodem van het terrein waar Olasfa gevestigd is geweest, ernstig vervuild geraakt. Het terrein heeft een omvang van 3 ha.
1.2
Verweerder heeft besloten om het voormalige Olasfa-terrein te saneren. Hiermee is begin 2006 een begin gemaakt. Gaandeweg bleek dat de verontreiniging veel ernstiger en grootschaliger was dan aanvankelijk was verondersteld en dat (veel) meer grond moest worden afgegraven dan aanvankelijk gedacht. Het saneringsproject is nog altijd niet afgerond. Omwonenden, onder wie eisers, hebben overlast ondervonden van de saneringswerkzaamheden.
1.3
Om omwonenden van het Olasfa-terrein tegemoet te komen, heeft verweerder in 2016 de RTSO opgesteld. Aan de hand van de hierin neergelegde criteria kent verweerder tegemoetkomingen toe aan omwonenden die overlast hebben ondervonden.
1.4
Aan eisers is bij het primaire besluit een tegemoetkoming toegekend op grond van de RTSO.
2.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aan eisers toegekende tegemoetkoming in overeenstemming is met de RTSO en dat geen hogere tegemoetkoming hoefde te worden toegekend. Omdat verweerder meende dat de overlast die omwonenden hebben ervaren het normaal maatschappelijk risico te boven gaat, heeft verweerder hiervoor een vorm van nadeelcompensatie willen bieden. Er bestaat geen aanspraak op schadevergoeding wegens onrechtmatige daad.
2.2
Eisers menen dat de tegemoetkoming die aan hen is toegekend onvoldoende recht doet aan de overlast die zij gedurende lange tijd hebben ervaren. De op grond van de RTSO aangeboden vergoeding schiet tekort. Met het tijdsverloop is onvoldoende rekening gehouden. Ook is ten onrechte geen rekening gehouden met de toename van het vrachtverkeer ten gevolge van de sanering. Verder is geen rekening gehouden met de overlast die eisers na 2015 hebben ervaren. De vergoeding had berekend moeten worden op basis van de huurwaarde per jaar in plaats van de huurwaarde per maand. Over drie maanden in 2006 is ten onrechte geen vergoeding toegekend.
3.1
Verweerder kan op grond van het bepaalde in artikel 2, onder a, van de RTSO aan de hoofdbewoners van de in de bijlage 1 t/m 3 opgenomen adressen een financiële tegemoetkoming toekennen vanwege gederfd woongenot als gevolg van de in opdracht van de provincie Overijssel in de periode 2006-2015 uitgevoerde bodemsanering op het Olasfa-terrein, gelegen tegenover de Benedendijk te Olst. Op grond van het bepaalde in artikel 4 van de RTSO wordt de financiële tegemoetkoming berekend per maand. Deze wordt gebaseerd op een huurwaarde van € 1.383,--, uitgaande van het peiljaar 2014, welke wordt geïndexeerd voor de periode 2006-2013. De financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal een percentage van de huurwaarde per maand, conform de in de bijlagen 1 t/m 3 vermelde percentages voor de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2015. De bijlagen 1 tot en met 3 bij de RTSO hebben betrekking op, respectievelijk, zichthinder, geurhinder en trillings- en geluidhinder. In bijlage 4 is het aantal maanden per kalenderjaar vastgelegd waarvoor wordt aangenomen dat sprake was van overlast.
3.2
De RTSO is een beleidsregel, als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Artikel 4:84 van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel handelt, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
4.1
De rechtbank stelt voorop dat de RTSO aan omwonenden van het Olasfa-terrein een vergoeding biedt voor de overlast die zij hebben ondervonden ten gevolge van de sanering van dit terrein. Anders dan in de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 1 maart 2017 (ECLI:NL:RBNNE:2017:715), waar eisers een beroep op hebben gedaan, is hier geen sprake van overlast die veroorzaakt wordt door onrechtmatig handelen van verweerder. De bodemverontreiniging is niet veroorzaakt door handelen van verweerder, maar door de bedrijfsactiviteiten van Olasfa, die tot 1983 hebben plaatsgevonden. Met het oog op de bescherming van het milieu heeft verweerder het op zich genomen om deze verontreiniging te saneren. Dat de bodemsanering voor omwonenden heeft geleid tot overlast maakt niet dat deze in het algemeen belang ondernomen sanering daarmee onrechtmatig is. Evenmin is gebleken dat de wijze waarop de bodemsanering heeft plaatsgevonden dermate onzorgvuldig is geweest dat op grond daarvan zou moeten worden aangenomen dat sprake is geweest van onrechtmatig handelen van verweerder ten opzichte van eisers. Eisers kunnen dan ook geen aanspraak maken op (volledige) schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen.
4.2
De vergoedingen die verweerder op grond van de RTSO aan omwonenden heeft toegekend, zijn een vorm van nadeelcompensatie. Het betreft vergoedingen die zijn toegekend omdat de tijdelijke overlast die omwonenden hebben ervaren, het normaal maatschappelijk risico te boven gaat.
5.1
De rechtbank kan de inhoud van de RTSO slechts terughoudend toetsen omdat het hier gaat om een beleidsregel in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Awb.
5.2
Ter zitting heeft de door eisers ingeschakelde deskundige verklaard dat een vergoeding berekend op basis van de huurwaarde per jaar, in plaats van de huurwaarde per maand, rekenkundig op hetzelfde neerkomt. De beroepsgrond dat verweerder de vergoedingen die op grond van de RTSO worden toegekend ten onrechte heeft berekend op basis van de huurwaarde per maand in plaats van de huurwaarde per jaar, kan dan ook niet leiden tot aanpassing van de aan eisers toegekende vergoeding. De rechtbank zal deze beroepsgrond daarom buiten beschouwing laten.
5.3
De rechtbank stelt vast dat de RTSO geobjectiveerde criteria bevat, aan de hand waarvan de hoogte van de vergoeding die omwonenden ontvangen wordt bepaald. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij de vaststelling van deze criteria in voldoende mate rekening heeft gehouden met de overlast die omwonenden hebben ervaren. Bij de gehanteerde huurwaardevergelijking is in de RTSO voor alle omwonenden uitgegaan van de hoogste WOZ-waarde van alle betrokken woningen, dat is € 415.000,--. Dit is in het voordeel van de betrokken omwonenden. Met de tijdsduur van de saneringswerkzaamheden hoefde, naar het oordeel van de rechtbank, niet apart rekening te worden gehouden in de RTSO. Juist vanwege de lange tijdsduur van de saneringswerkzaamheden is immers nadeelcompensatie aangeboden. Voor elke maand waarin sprake was van overlast is een vergoeding aangeboden. De periode van 2008 tot 2011, waarin geen sprake is geweest van werkzaamheden die overlast hebben veroorzaakt, heeft verweerder buiten beschouwing mogen laten. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat de saneringswerkzaamheden tot 2 à 3 transporten per week hebben geleid. Een dergelijk aantal extra verkeersbewegingen van vrachtwagens kan in de omgeving van een provinciale weg niet als abnormaal worden beschouwd. Verweerder hoefde hiervoor in de RTSO dan ook geen vergoeding aan te bieden.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het toepassingsbereik van de RTSO heeft mogen beperken tot de jaren 2006 tot en met 2015. Namens verweerder is aangegeven dat voor de periode na 2015 nog een regeling zal worden vastgesteld. Van benadeling van omwonenden, onder wie eisers, is dan ook geen sprake.
5.5
De rechtbank is gelet op het geen hierboven onder 5.2, 5.3 en 5.4 is overwogen, van oordeel dat bij de RTSO geen sprake is van kennelijk onredelijk beleid.
6.1
Voor wat betreft de toepassing van de RTSO in dit concrete geval, stelt de rechtbank vast dat eisers vanwege de geuroverlast van juni 2006 tot en met januari 2007 in een vakantiehuisje in [plaats] hebben gewoond. Verweerder heeft destijds de kosten van de huur van het vakantiehuisje voor zijn rekening genomen.
6.2
De rechtbank stelt voorts vast dat artikel 5, onder a, aanhef en onder II, van de RTSO bepaalt dat verweerder de aanvraag voor een financiële tegemoetkoming kan weigeren indien de aanvrager uit anderen hoofde een financiële vergoeding heeft ontvangen met betrekking tot de saneringsactiviteiten. Nu eisers over de periode van juni 2006 tot en met januari 2007 op kosten van verweerder in een vakantiehuisje hebben gewoond, is over deze periode sprake van een financiële vergoeding uit anderen hoofde, als bedoeld in deze bepaling. Verweerder heeft de vergoeding op grond van de RTSO dan ook mogen weigeren over de maanden dat eisers deze financiële vergoeding uit anderen hoofde hebben ontvangen. Dat verweerder uit coulance slechts over drie maanden een vergoeding heeft geweigerd, is niet in het nadeel geweest van eisers.
7. Hetgeen eisers overigens hebben aangevoerd kan evenmin leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
8.1
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit de rechterlijke toets doorstaat.
8.2
Het beroep is daarom ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.G.M. van Montfort, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. van der Weij, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
De voorzitter is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.