ECLI:NL:RBOVE:2017:3802

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
08.770035-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tandarts voor ontuchtige handelingen met patiënten

Op 10 oktober 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 32-jarige tandarts, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met twee zussen, die als patiënten onder zijn zorg stonden. De rechtbank heeft de tandarts veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 180 uur. Daarnaast moet hij schadevergoedingen betalen van in totaal ruim 1.200 euro aan de slachtoffers.

De feiten kwamen aan het licht na aangiften van de slachtoffers, die verklaarden dat de tandarts hen tijdens behandelingen ongepaste aanrakingen had gegeven. De rechtbank oordeelde dat de tandarts zijn vertrouwenspositie als zorgverlener ernstig had misbruikt. De verklaringen van de slachtoffers werden als consistent en gedetailleerd beschouwd, en de rechtbank vond voldoende bewijs voor de ontuchtige handelingen. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank verwierp deze argumenten en oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezenverklaarde feiten.

De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers. De tandarts had eerder geen soortgelijke veroordelingen, maar de rechtbank vond het noodzakelijk om een straf op te leggen om herhaling te voorkomen. De schadevergoedingen werden toegewezen, omdat de rechtbank erkende dat de slachtoffers psychische schade hadden geleden door de handelingen van de tandarts.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.770035-17 (P)
Datum vonnis: 10 oktober 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 september 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr.
M. Zwartjes en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feiten 1 en 2:ontucht heeft gepleegd met zijn patiënten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , terwijl hij werkzaam was als tandarts;
feit 3:[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 december 2015 tot 21 juni 2016 in de gemeente Deventer, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg (namelijk als tandarts), (telkens) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door het meermalen, althans éénmaal:
- met een/de hand(en) strijken en/of wrijven over en/of betasten en/of aanraken van een/de bil(len) en/of borst(en) van die [slachtoffer 1] en/of
- vastpakken van die [slachtoffer 1] om/bij haar middel;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 mei 2016 tot 28 juni 2016 in de gemeente Deventer, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg (namelijk als tandarts), (telkens) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door het meermalen, althans éénmaal:
- met een/de hand(en) strijken en/of wrijven over en/of betasten en/of aanraken en/of masseren van een/de bil(len) en/of borst(en) van die [slachtoffer 2] ;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 maart 2014 tot 1 april 2016 te Halle, gemeente Bronckhorst, [slachtoffer 3] door geweld en/of andere feitelijkheden, (telkens) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door die [slachtoffer 3] op onverhoedse wijze, meermalen, althans éénmaal:
- bij/om het middel vast te pakken en/of
- bij de schouder(s) vast te pakken en/of (vervolgens) deze te masseren
- te omhelzen en/of te knuffelen en/of
- in een/de bil(len) te knijpen, althans een/de bil(len) aan te raken.

3.De voorvragen

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding voor wat betreft het onderdeel ‘knuffelen’ in feit 3 nietig moet worden verklaard, nu de tenlastelegging op dit punt onvoldoende bepaald is.
De rechtbank stelt vast dat in het normaal spraakgebruik met ‘knuffelen’ elkaar liefdevol omhelzen wordt bedoeld, wat in dit geval voldoende duidelijkheid geeft. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding ook voor het overige geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de drie ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Daarbij heeft zij zich onder andere gebaseerd op de verklaringen van de aangeefsters [slachtoffers 1 en 2] en getuigen [slachtoffer 3] , [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de aangeefsters in de feiten 1 en 2 zussen betreffen die over deze zaak uitvoerig van gedachten hebben gewisseld. Dat is op zich al een reden om zeer terughoudend te staan tegenover hun verklaringen, maar daar komt bij dat ze allebei meerdere bezoeken hebben afgelegd bij zijn cliënt en beiden twijfelden aan wat er gebeurd zou zijn. Daarnaast speelt er bij [slachtoffer 1] forse psychische problematiek. Ook is het vreemd dat [slachtoffer 1] zijn cliënt wel heeft aanbevolen bij haar zus [slachtoffer 2] , de andere aangeefster, nadat zijzelf al zou zijn betast. Dit alles zorgt voor twijfels over het waarheidsgehalte van de verklaringen van de zussen. Motieven om niet de waarheid te spreken zouden kunnen zijn de onevenwichtige persoonlijkheid van [slachtoffer 1] , de onbetaalde rekening van [slachtoffer 2] of een loyaliteitsgevoel naar elkaar.
Voor de vrijspraak van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat [slachtoffer 3] geen aangifte doet en in haar verklaring een sfeer van ongewenste aanrakingen neerzet. Voor zover er aanrakingen zijn geweest, waren die volgens zijn cliënt echter vriendschappelijk / collegiaal van aard. Bij dit soort aanrakingen gaat het er om of de sociaal-ethische grens overschreden is. Dat ‘knuffelen’ in strijd zou zijn met de sociaal-ethische norm acht de raadsman niet het geval. Het knijpen in / aanraken van de billen ontkent zijn cliënt. Omdat het op dit punt een één tegen één verklaring is, kan het niet bewezen worden. Tot slot heeft de raadsman naar voren gebracht dat de belastende verklaring van [slachtoffer 3] kan zijn gelegen in een in die periode dreigend arbeidsconflict tussen haar en zijn cliënt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank stelt vast dat het in het dossier aanwezige bewijs voor feit 3 in de eerste plaats allemaal afkomstig is uit één bron, namelijk [slachtoffer 3] , en in de tweede plaats dat het bewijs zo onbepaald in de tijd is dat het onvoldoende concrete informatie geeft over wat wanneer zou hebben plaatsgevonden. Feit 3 verschilt ook wezenlijk van de feiten 1 en 2, zodat voor een schakelbewijsconstructie geen plaats is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit, zodat verdachte van dat feit zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feiten 1 en 2
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Naast de consistente en gedetailleerde verklaringen van de gezusters [slachtoffers 1 en 2] bevinden zich bewijsmiddelen in het dossier die tot steun dienen voor die verklaringen. Zo heeft [getuige 1] , de partner van [slachtoffer 1] , na haar laatste afspraak bij de tandarts niet alleen gehoord van [slachtoffer 1] wat er was voorgevallen, maar ook bij [slachtoffer 1] gezien dat ze daardoor helemaal beduusd was.
[getuige 2] , de moeder van beide aangeefsters, hoorde het verhaal van [slachtoffer 2] toen die de zondag voor haar volgende tandartsafspraak op dinsdag 12 juli 2016 vertelde wat er was voorgevallen waardoor ze niet meer naar de tandarts wilde. [getuige 2] zag daarbij ook de heftige emotionele reactie die dit alles bij [slachtoffer 2] teweeg bracht. Omdat [slachtoffer 1] naar dezelfde tandarts ging werd zij erbij gevraagd. Ook [slachtoffer 1] zag dat haar zus [slachtoffer 2] helemaal overstuur was.
Het hiervoor overwogene betekent dat het dossier voldoende wettig bewijs bevat. Daarnaast heeft de rechtbank door deze bewijsmiddelen ook de overtuiging bekomen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1 en 2 heeft gepleegd.
De rechtbank heeft in het dossier geen aanknopingspunten gevonden waaruit afgeleid zou moeten worden dat aangeefsters liegen of dat een niet betaalde rekening een rol zou spelen. Dat beide aangeefsters in eerste instantie twijfelden aan wat hen was overkomen, is gezien de setting van arts-patiënt en het soort ontuchtige handelingen niet vreemd en sterkt de rechtbank juist in haar overtuiging, omdat dat iets is wat slachtoffers van ontucht in het algemeen vaker ervaren.
Nu er geen medische noodzaak was voor de bewezenverklaarde aanrakingen, is de rechtbank van oordeel dat in de gegeven omstandigheden van het geval deze aanrakingen in strijd zijn met de sociaal-maatschappelijke norm.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 21 december 2015 tot 21 juni 2016 in de gemeente Deventer, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg als tandarts,
telkens ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , die zich als patiënt aan verdachtes zorg had toevertrouwd, door het meermalen:
- met de hand strijken en/of wrijven over en/of betasten van een bil en/of borst van die [slachtoffer 1] en
- vastpakken van die [slachtoffer 1] om haar middel;
2.
hij in de periode van 2 mei 2016 tot 28 juni 2016 in de gemeente Deventer, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg als tandarts,
telkens ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2] , die zich als patiënt aan verdachtes zorg had toevertrouwd, door het meermalen:
- met de hand strijken en/of wrijven over en/of betasten en/of masseren van een bil en/of borst van die [slachtoffer 2] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, feit 2
telkens het misdrijf:
als degene die werkzaam is in de gezondheidszorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt aan zijn zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Vanwege zijn pleidooi voor vrijspraak heeft de raadsman zich niet uitgelaten over de strafmaat.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft bij een tweetal patiënten meermalen ontuchtige handelingen gepleegd. Beide patiënten waren in het kader van een tandheelkundige behandeling aan zijn zorg toevertrouwd. Verdachte heeft door zijn handelen de afhankelijkheid van de slachtoffers ten opzichte van hem en zijn vertrouwenspositie -welke aspecten op basis van de bijzondere relatie tussen een behandelaar en een patiënt in zijn vakgebied altijd aanwezig zullen zijn- op een ernstige manier misbruikt. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 13 januari 2017, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat hij door de Inspectie voor de Gezondheidszorg voor de duur van één jaar, waarvan tien maanden voorwaardelijk, is geschorst en dat er veel negatieve publiciteit over verdachte en zijn praktijk in de pers is verschenen.
Op grond van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat naast een forse werkstraf van 180 uur met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden kan worden volstaan om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijke delicten te plegen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partijen vorderen allebei verdachte te veroordelen om een immateriële schadevergoeding te betalen van € 600,- en [slachtoffer 1] vordert daarnaast een bedrag van € 32,35 aan reiskosten.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen voor wat betreft het immateriële deel toe te wijzen en voor wat betreft de reiskosten tot een bedrag van € 12,49.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten 1 en 2 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen. Het is een feit van algemene bekendheid dat feiten als de bewezenverklaarde vaak psychisch klachten veroorzaken bij de slachtoffers. De opgevoerde immateriële schade à € 600,- is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd, aannemelijk en het betreft een alleszins redelijk bedrag. De rechtbank zal dat bedrag dan ook voor beide benadeelde partijen toewijzen. Van de reiskosten komt een bedrag van € 12,49 voor toewijzing in aanmerking, omdat voor de reiskosten voor verhoor bij de rechter-commissaris al in een vergoeding is voorzien. De rechtbank zal het gevorderde toewijzen zoals hiervoor aangegeven en de bedragen vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 1 en 2 is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, feit 2
telkens
als degene die werkzaam is in de gezondheidszorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt aan zijn zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
3 (drie) jarenschuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij:
[slachtoffer 1], wonende te [adres 1] , voor een deel van € 19,86 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van
€ 612,49(zeshonderdtwaalf euro en negenveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2016;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 612,49,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2016 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 12 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2], wonende te [adres 3] , van een bedrag van
€ 600,-(zeshonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2016;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 600,-,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2016 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 12 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Politie, Eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Team Zeden, onderzoek Piramide, met nummer ONRBC16008. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] , d.d. 29 december 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 203 tot en met 213):
(…) V: Op 19 juli 2016 heb jij een informatief gesprek gehad bij de politie omdat je was aangerand door je tandarts. Je wilde destijds geen aangifte doen. Wat was de reden hiervan?
A: De reden was dat we zusjes zijn. Ik ben toen samen met mijn zusje geweest bij het informatieve gesprek bij de politie. Het was in ons nadeel dat we zusjes waren. We zouden elkaar beïnvloed kunnen hebben. (…)
V: Van wie kwam dat idee dat het een nadeel was dat jullie zusjes waren?
A: Dat idee kwam van mij. (…)
V: Hoe is het met je gegaan nadat je hier bent geweest voor een informatief gesprek?
A: Slecht. Ik dacht dat het wel ging.
O: Aangeefster begint te huilen.
A: Ik heb een gesprek met slachtofferhulp gehad en toen stortte ik volledig in. (…)
V: En kwam dat allemaal door wat er met je tandarts was gebeurd of speelden er ook andere dingen?
A: Dat van de tandarts was de druppel. Ik hield mezelf verantwoordelijk voor wat hij gedaan had. En hoe ik zo dom was geweest om er heen te gaan en dat ik mijn zusje er ook nog naar toe had gestuurd en dat ik het niet eerder heb gezien. (…)
V: Vorige week ben je door ons gebeld met de vraag of je alsnog aangifte zou willen doen omdat wij bezig zijn met een onderzoek. Je vroeg of er nog meer meldingen binnen gekomen waren. Wij hebben toen aangegeven dat er inderdaad meer meldingen zijn binnen gekomen.
Nu zit je hier om aangifte te doen, wat is de reden dat je toch besloten hebt om wel aangifte te doen?
A: Hij moet gestopt worden. Hoeveel zijn er nog meer die er niet over praten? Ik hield ook mijn mond dicht totdat mijn zusje ermee kwam. Als ik dat van haar niet gehoord had, had ik hier waarschijnlijk niet gezeten.
V: Waarvan kom je aangifte doen?
A: Ongepaste aanraking van de tandarts.
V: Tegen wie kom je aangifte doen?
A: Tandarts [verdachte] .
V: Waar zit de praktijk?
A: [adres 2] in Deventer. (…) Het heet [praktijk] .
V: Vertel eens precies wat er is gebeurd?
A: Hij heeft mij met het naar binnen gaan, in de behandelkamer, aan mijn billen betast en hij heeft mijn borsten aangeraakt, nou ja, meer gestreeld. (…)
V: Wanneer was het voor eerst dat je in de gaten kreeg dat hij aan je zat op een niet “tandarts met patiënt” wijze?
A: Dat ik er echt bewust van was. Dat was 21 december 2015. Toen werd ik me er echt van bewust. Hij streek me toen over mijn billen. (…) Bij het naar binnen gaan van de behandelkamer, hij kwam mij zelf ophalen uit de wachtkamer, sloeg hij een arm om mij heen. We pasten niet samen tegelijk door de deur. Hij had zijn arm om me heen en die arm gleed naar beneden over mijn bil heen.
V: Ik zie dat dit voordoet met je linkerarm. Was dat de arm waarmee hij jou aanraakte?
A: Ja dat klopt.
V: En hij pakte je om je schouder?
A: De eerste keer wel ja.
V: En waar raakte hij je aan je bil?
A: Hele bil. Zijn hand ging er echt helemaal over mijn bil heen. Het was mijn linkerbil.
V: Wat dacht je toen?
A: Ik dacht (…) eerst dat het per ongeluk was en daarna dacht ik dat ik het me verbeeld had. (…)
V: Toen je de daarop volgende keer weer naar de tandarts moest, hoe ging dat precies?
A: Bij het binnengaan van de behandelkamer sloeg hij een arm om mijn middel en zijn hand ging vervolgens weer naar mijn bil. Ik liep door naar de behandelstoel. Voor de behandeling kreeg ik een soort van servet om. Hij legde die bij mij neer. Normaal gesproken legt een tandarts die gewoon op je. Maar [verdachte] streek de servet glad waardoor hij over mijn borst heen streek.
V: Hoe ging dat met zijn hand op je bil?
A: Hij had zijn hand om mijn middel en bij het naar binnen gaan zakt zijn hand naar beneden en legde hij zijn hand op mijn bil.
V: Weet je hoe lang hij zijn hand op je bil had?
A: Het zal een paar seconden geweest zijn maar het duurde te lang voor mijn gevoel. Ik voelde mij er heel ongemakkelijk bij.
V: Welke datum was dit?
A: Dat was op 22 februari 2016
V: Op welke manier streek [verdachte] dat servetje glad?
A: Je ligt, hij zit aan de rechterkant van mij. Hij heeft dat servet. Hij legt het neer en met zijn hand gaat bij van boven naar beneden.
O: Aangeefster doet het voor bij zichzelf met twee handen.
V: Je doet het voor met twee handen.
A: Nee, hij moet het met een (1) hand gedaan hebben, niet met twee. Hij streek het servetje glad van boven naar beneden met zijn hand. Hierdoor wreef hij over mijn borst. (…)
V: Heb je aan iemand verteld wat er gebeurd is die keer?
A: Ja. Mijn partner. Die keer in december had ik ook tegen mijn partner verteld. Maar mijn partner verklaarde mij voor gek, hij zei ”dat doet een tandarts niet”. Ik vertelde hem toen ook van deze keer. Ik zei van de hand op mijn bil en ook dat hij mijn borsten aanraakte. Hij zei dat het per ongeluk gegaan kon zijn of dat de tandarts het niet in de gaten had gehad.
Ik zei “ik weet het niet” en ik zei tegen mijn partner dat ik de volgende keer echt zou letten op wat de tandarts zou doen. (…)
V: Wanneer was de volgende afspraak bij de tandarts?
A: Op 20 juni 2016.
V: Hoe kwam het dat je toch nog een keer naar de tandarts ging terwijl dit gebeurd was?
A: (…) Ik wilde gewoon voor mezelf weten of ik niet gek was en of ik het mij niet verbeeld had (…)
V: Wat gebeurt er dan op 20 juni?
A: Ik ging er al zenuwachtig heen. Ik was op van de zenuwen. Ik wist wat er kon gebeuren. Ik ging echt opletten toen. En inderdaad bij het naar binnen gaan, deed hij zijn arm om mijn middel en ging zijn hand naar mijn bil. Net als de keer ervoor. (…) Ik ging liggen in de behandelstoel. Hij pakte een servet, legde die op mij neer en streek weer met zijn hand over mijn borst. Maar nu deed hij dat meer drukkend en wat langzamer tot echt aan mijn tepel. Op dat moment besefte ik echt dat hij verkeerd bezig was. (…) Het eerste wat ik tegen mijn partner zei was “ik ben niet gek, hij heeft aan mij gezeten”. (…)
A: Mijn moeder belde op een zondagmiddag. Ze zei dat ik moest komen. Ze zei dat er iets met mijn zusje was en dat het ook met mij te maken had. Ik had toen al een vermoeden. Ik ging naar mijn ouders toe. Ik kwam binnen. Mijn moeder keek me aan. Ze zei dat het over de tandarts ging. Ik keek naar links. Ik zag mijn zusje aan de eetkamertafel zitten, ze zat te huilen. Ik zei “zeg maar niks, hij heeft jou ook aangeraakt”. Ik zag dat ze knikte. (…)
V: Eerst even terug naar 20 juni. (…) Op welke wijze legde [verdachte] zijn hand op je bil?
A: Weer op dezelfde wijze op mijn linkerbil. Het was niet met vlakke hand maar echt zo.
O: Aangeefster laat zien hoe [verdachte] zijn hand had, ze heeft haar vingers iets gekromd
en de vingers tegen elkaar aan.
V: Legt hij zijn hand op je bil of duwt hij of knijpt hij of iets anders?
A: Ja, hoe zeg je dat. Ik weet niet of hij echt geknepen heeft. Hij gaf wel wat druk want ik voelde wel dat hij niet met zijn vlakke hand op mijn bil zat. (…)
V: Dan hoor je van je moeder wat er aan de hand is. En jij zegt tegen je zusje dat ze niets hoeft te zeggen. Wat hebben jullie besproken met elkaar?
A: Op dat moment was mijn zusje te emotioneel. Ze was helemaal overstuur. In eerste instantie kwam er geen woord uit. Mijn moeder vertelde dat de tandarts aan mijn zusje had gezeten. Ik weet niet meer precies hoe dat gesprek gegaan is. Mijn moeder vroeg wat hij met mij gedaan had. Ik zei dat hij aan mijn borsten en billen had gezeten. Mijn zusje begon nog harder te huilen. Ik vroeg toen “bij jou dus ook?” Ik zag toen dat ze knikte. (…)
2. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , d.d. 9 januari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 240 en 241):
(…) V: Dan wil ik beginnen, Ik wil eerst even weten waar je woont?
A: [adres 3]
V: Met wie woon je daar?
A: Met [slachtoffer 2] (…). [slachtoffer 1] is mijn vriendin (…)
V: Waar het verhoor over gaat is dat je vriendin aangifte heeft gedaan van een strafbaar feit. Wat weet jij daarvan?
A: Op een avond kwam ze thuis en ik hoorde dat ze aan mij vroeg: “ [getuige 1] , ik ben toch niet gek?” Ik zei: “Nee” en toen vertelde ze me wat er was gebeurd. Ze vertelde mij dat ze bij de tandarts was geweest en dat die een soort servetje op haar borsten had gelegd en hier over heen wreef. Ik zag ook dat [slachtoffer 1] dat voor deed. Ik weet niet meer zeker of ze dat met één of twee handen voor deed. Ik weet wel dat de tandarts over de borsten had gewreven. (…)
V: Wanneer vertelde ze het aan je?
A: Dat was na de laatste afspraak die ze had gehad daar. Maar wanneer dat was, weet ik niet meer. (…)
V: Toen ze dat vertelde, hoe was zij toen?
A: Ze was helemaal beduusd. Zo van hoe kan mij dit nu overkomen, je staat er niet zo bij stil. Ze voelde zich daar niet happy onder. Ze is ‘s avonds ook gelijk in bad gegaan.
V: Waarom ging ze in bad?
A: Ja..... misschien om even andere gedachten te hebben. (…)
3. het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] , d.d. 10 januari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 250 tot en met 254, 256):
(…) V: Waarvan doe je aangifte?
A: Van handtastelijkheden wat niet hoort.
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: Tandarts [verdachte] .
V: Waar zit de praktijk?
A: [adres 2] in Deventer. (…)
V: Vertel eens wat er gebeurd is?
A: In mei, volgens mij maandag 2 mei, was mijn eerste afspraak. (…) Ik heb mijn jas aangetrokken en hij deed de deur open. Ik liep voor hem uit. Toen pakte hij met zijn linkerhand op mijn onderrug en gleed over mijn rechter bil, daar schrok ik van maar dacht dat dit misschien wel per ongeluk was. (…) Hij gleed over mijn bil heen, wreef meer. (…) Ik bleef maar pijn houden en heb een afspraak gemaakt voor 6 juni, volgens mij om l8:30 uur. (…) Hij ging toen met zijn rechter hand op mijn rechter borst. Hij maakte masserende beweging op mijn borst. Hij zei: “Doe maar rustig, gaat het weer?”. Ik schrok er van en lachte het weg. Ik klapte dicht. Hij ging toen weer verder en pakte de koude test weer en toen deed hij dat weer. (…) Toen deed hij weer de zelfde handeling. Zijn rechter hand op mijn rechter borst en masseerde dit weer. (…) Hij zei dat ik maar even moest kijken. Ik moest voorover buigen om het goed te zien. Terwijl ik dat deed, deed hij zijn linker hand op mijn rechter bil. Die bleef daar wel een poosje op liggen. (…)
V: Wat bedoel jij met masseren?
A: Echt zijn hand op mijn borst en echt een masserende beweging.
V: Ik zie jou een knijpende beweging maken?
A: Ja, klopt, echt knijpen in mijn borst. (…)
V: Wat is dan de volgende keer dat je dan weer naar de tandarts gaat?
A: Dat was op 27 juni om 20:30 uur. (…) en ja hoor, met zijn rechter hand op mijn rechter borst en weer die masserende beweging. (…)
V: Hoe verliep de afspraak op 12 juli?
A: Ik ben niet geweest. (…) Ik zei toen tegen mijn moeder dat ik de afspraak zou afbellen. Mijn moeder zei toen of dit wel verstandig was omdat ik pijn had. Ze vond dit raar. Ik heb toen gezegd dat ik wat moest vertellen. Ik zei dat het over de tandarts ging. Ik zei dat hij aan mij had gezeten. Mijn moeder schrok daar heel erg van (…) Toen kwam alles eruit, ik heb alles opgebiecht. Ze schrok er van. (…) Ze vroeg wat ik er van vond dat ze [slachtoffer 1] zou bellen omdat zij ook met hem te maken had. Ze heeft haar gebeld en uitgelegd dat er wat was met mij. Ik hoorde van mijn moeder gelijk toen zei:” Zeg maar niets, zeker de tandarts”. Mijn moeder zei ja en ze is gelijk gekomen. Ze kwam binnen en ik was helemaal in tranen en ze keek mij aan en zei toen: “Hij heeft aan je gezeten of niet?” Ik zei dat dit zo was. Ze zei toen: “Dan heb ik het wel goed”. Ze zei ook: “Dan ben ik niet gek”. Ze is ook op de bank gaan zitten. Mijn moeder heeft mij geholpen om het verhaal te doen. Toen kwam er ook uit dat hij ook bij haar onwenselijke handtastelijkheden had verricht. (…)
V: Ook je zus [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan tegen de tandarts. Wat weet je van wat er met haar gebeurd is?
A: (…) Dat hij tijdens de behandeling een doekje bij haar om deed en het doekje glad streek over haar borsten. Zij was ook heel beduusd daar ven. Ze heeft dat thuis tegen haar vriend gezegd. Haar vriend zei dat ze dat vast verkeerd had. Ze is toen weer heen gegaan. Ze kreeg weer een doekje over haar borsten en wreef toen ook weer over de borsten, en wat langer en heeft dat thuis ook gezegd. Haar vriend moest dan maar mee maar is toch gegaan. Ze twijfelde aan haar zelf. Ze is toen alleen gegaan. Toen deed hij dat weer. (…)
4. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , d.d. 9 januari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 264 en 266):
(…) O: (…) U bent hier vanmiddag omdat ik u als getuige wil horen. Uw dochters, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , hebben beiden aangifte gedaan tegen hun tandarts. (…)
V: Wanneer hoorde u voor het eerst dat er wat was gebeurd met de tandarts?
A: Ik weet de datum niet meer exact. Maar ergens begin juli. (…) [slachtoffer 2] was alleen bij ons. [slachtoffer 2] had voor die dinsdag er na een afspraak met de tandarts. (…) Ze zei toen tegen mij dat ze de afspraak wilde afzeggen. Ik vroeg waarom omdat ze nog pijn had. Ze gaf aan dat ze geen zin had en ik zei toen weet dat ze van die pijn af moest en dat ze er beter wel heen kon gaan. Ik keek toen haar kant uit en ik zag dat ze aan het huilen was. Ik heb natuurlijk gevraagd wat er aan de hand was. [slachtoffer 2] zei toen dat ze het niet precies wist hoe ze het moest zeggen maar dat de tandarts haar had aangepakt. Toen heb ik gevraagd hoe ze dat bedoelde. Het eerste wat ze zei was: Aan mijn borsten”. (…) Ze vertelde dat de eerste keer dat ze bij de tandarts kwam, dat bij het verlaten van de spreekkamer had hij haar op de kont geaaid of een klapje tegen gegeven.(…) De tweede keer dat ze daar kwam heeft hij haar bij de borsten gepakt. Toen lag ze op de stoel. Dat was niet over de borst geaaid maar echt kneep hij haar in de borsten. En weer bij het verlaten heeft hij haar een klap op de kont gegeven. (…) En de derde keer vertelde [slachtoffer 2] dat hij weer haar bij de borsten was gegrepen. (…) Die zondag heeft ze dat verteld. Ik was verontwaardigd. Ik zei dat ik het heel dapper vond dat ze hiermee naar buiten kwam en dat ze geen stap meer over de drempel moest zetten bij de tandarts. Ik wist dat [slachtoffer 1] ook zijn patiënt was en die heeft nooit wat gezegd. (…) ik belde [slachtoffer 1] . Ik heb alleen gezegd of ze even wilde komen omdat [slachtoffer 2] een
probleem had. Het enige antwoord wat ik kreeg van [slachtoffer 1] was: ‘Over de tandarts?” en ik zei “ja’ en ze zei dat ze er direct aan kwam. [slachtoffer 1] kwam binnen en ging aan de tafel zitten en zei tegen [slachtoffer 2] : “Heeft hij je aangeraakt?” en [slachtoffer 2] zei “ja” waarop [slachtoffer 1] zei: “Zie je wel, dan ben ik toch niet gek”. Toen door de tranen van [slachtoffer 2] heen heeft ze haar verhaal gedaan aan [slachtoffer 1] en ik heb haar af en toe geholpen. Het enigste wat [slachtoffer 1] heeft losgelaten was dat hij met een doekje om doen haar over de borsten had gestreken. [slachtoffer 1] twijfelde de eerste keer daarover of ze dat wel goed had beleefd. De tweede keer was dat weer gebeurd. Dat is wat [slachtoffer 1] los liet. Ze had het ook aan [getuige 1] verteld maar die reageerde van: “Ach, dat zul je wel niet goed hebben”. [slachtoffer 1] wilde toen eigenlijk ook al niet meer naar de tandarts maar om voor zichzelf zekerheid te hebben is ze nog een keer gegaan. (…)