ECLI:NL:RBOVE:2017:3800

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 oktober 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
C/08/207844 KG ZA 17-312
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executieverkoop en beslag op roerende zaken in kort geding

In deze zaak, uitgesproken op 2 oktober 2017 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, is een kort geding aan de orde waarin [eiseres] vordert dat het beslag op haar roerende goederen, gelegd door de besloten vennootschap Lansinkveste, wordt opgeheven. Lansinkveste had op 15 juni 2017 beslag gelegd op roerende zaken van [eiseres] en haar echtgenoot [X], naar aanleiding van een eerder vonnis waarin [X] was veroordeeld tot betaling aan Lansinkveste. De executieverkoop van de in beslag genomen goederen was gepland op 4 oktober 2017. De voorzieningenrechter heeft na de mondelinge behandeling op 2 oktober 2017 direct uitspraak gedaan, waarbij de schriftelijke motivering later volgde.

De voorzieningenrechter oordeelt dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. De rechtbank stelt vast dat het beslag is gelegd op goederen die volgens [eiseres] niet aan [X] maar aan haar toebehoren. Lansinkveste betwist dit en stelt dat de goederen deel uitmaken van de gemeenschap tussen [eiseres] en [X]. De voorzieningenrechter concludeert dat de goederen niet meer uitsluitend aan [eiseres] kunnen worden toegerekend, omdat er geen jaarlijkse afrekening heeft plaatsgevonden tussen de echtgenoten. Hierdoor is er sprake van verwatering van de goederen.

De voorzieningenrechter heft het beslag op enkele specifieke goederen op, waaronder een herenfiets, maar handhaaft het beslag op de overige goederen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is mondeling gedaan en schriftelijk vastgelegd door de voorzieningenrechter en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer : C/08/207844 KG ZA 17-312
Motivering van de beslissing in kort geding zoals uitgesproken op 2 oktober 2017
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
advocaat: mr. K. ter Mors te Almelo,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEDRIJVEN- EN KANTORENCENTRUM LANSINKVESTE B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Hengelo (Ov),
gedaagde partij, hierna te noemen Lansinkveste,
advocaat: mr. H. Scheper te Almelo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding inclusief producties
  • de bij brief van 29 september 2017 zijdens Lansinkveste ingediende producties
  • de brief van 2 oktober 2017 waarin mr. Scheper meldt dat zijn cliënte zelfstandig ter zitting zal verschijnen en mr. Scheper derhalve zelf niet aanwezig zou zijn
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft na afloop van de mondelinge behandeling direct mondeling uitspraak gedaan. Daarbij is medegedeeld dat de schriftelijke uitspraak en de motivering later zouden volgen.
1.3.
Vonnis is aldus op 2 oktober 2017 uitgesproken en de schriftelijke uitwerking hiervan is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De echtgenoot van [eiseres] , de heer [X] , is bij verstekvonnis van 9 mei 2017 veroordeeld tot betaling van een geldsom aan Lansinkveste. Op 15 juni 2017 is door Lansinkveste beslag gelegd op een aantal roerende zaken, zoals vermeld in het bij dagvaarding overgelegde beslagexploot.
2.2.
[eiseres] en [X] zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden.
2.3.
De executieverkoop van de door Lansinkveste in beslaggenomen goederen is bepaald op 4 oktober 2017.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - het beslag op haar roerende goederen vermeld in de beslagstukken opheft, met veroordeling van Lansinkveste in de kosten van de procedure.
3.2.
Lansinkveste voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] .
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk geworden dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen.
4.2.
Bij vonnis van 9 mei 2017 is [X] veroordeeld tot betaling aan Lansinkveste van een geldsom. Niet is in geschil, dat deze titel op grond waarvan op 15 juni 2017 executoriaal beslag is gelegd, daartoe strekt. Daarmede is de gerechtvaardigdheid van het thans door Lansinkveste gelegde executoire beslag (en vervolg daarvan) gegeven.
4.3.
De rechtbank stelt voorop, dat schorsing van de executie van een voor tenuitvoerlegging vatbare titel slechts bij hoge uitzondering geboden is en enkel op zwaarwegende gronden bevolen kan worden.
4.4.
[eiseres] stelt dat het door Lansinkveste ten laste van [X] gelegde executoriale beslag ten onrechte is gelegd op roerende zaken die niet in eigendom aan [X] toebehoren maar aan [eiseres] . Dit zou moeten blijken uit de door [eiseres] overgelegde stukken, waaronder de akte huwelijkse voorwaarden met daarin vermeld de staat van aanbrengsten, een rekening van Multimedia Center, een bonnetje met firmastempel van [A] , een verklaring van de heer [B] en een verklaring van de zwager van [eiseres] , de heer [C] , van 27 september 2017.
4.5.
Lansinkveste stelt daarentegen dat zij op goede gronden is overgegaan tot het leggen van het executoriale beslag en dat uit de door [eiseres] overgelegde stukken niet blijkt dat zij het uitsluitend eigendom heeft van de roerende zaken waar beslag op is gelegd. Lansinkveste stelt meer specifiek dat de stelling van [eiseres] dat een aantal goederen aan het beslag dient te worden onttrokken omdat zij blijkens de staat van aanbrengsten aan [eiseres] toekomen niet kan worden gevolgd nu deze staat van aanbrengsten reeds in 1991 is opgesteld, dit niet ieder jaar opnieuw is vastgesteld en dat Lansinkveste om die reden als standpunt inneemt dat aldus sprake is van verwatering en deze goederen in de gemeenschap zijn gevallen. De overige bonnen en verklaringen zijn ook niet overtuigend en te verifiëren.
4.6.
De voorzieningenrechter acht gerechtvaardigd het standpunt van Lansinkveste, dat de goederen zoals vermeld op de akte huwelijkse voorwaarden, meer in het bijzonder op de daarin vermelde staat van aanbrengsten niet dan wel niet meer uitsluitend aan [eiseres] kunnen worden toegerekend nu [eiseres] en [X] niet jaarlijks met elkaar hebben afgerekend en evenmin ieder jaar hebben vastgesteld welke goederen aan [eiseres] en welke goederen aan [X] toebehoren. Niet is dan ook meer vast te stellen of de thans beslagen goederen dezelfde zijn als genoemd in de lijst van aanbrengsten. Aldus is sprake van verwatering en zijn de op de lijst van aanbrengsten genoemde goederen deel gaan uitmaken van een gemeenschap tussen [eiseres] en [X] en daarmee vatbaar voor het door Lansinkveste gelegde beslag.
4.7.
Ten aanzien van de door [eiseres] overgelegde bonnen van Mediacenter en [A] met betrekking tot de televisie en computer is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiseres] hiermee onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat deze goederen uitsluitend aan haar toebehoren en bovendien dat de goederen zoals vermeld op de bon ook daadwerkelijk de inbeslaggenomen goederen zijn.
4.8.
De voorzieningenrechter is voorts van oordeel, dat aan de door [eiseres] overgelegde verklaringen wel enig gewicht kan worden toegekend. De verklaring van de heer [B] , waarin hij stelt zijn fiets bij [eiseres] en [X] te hebben gestald omdat hij ten tijde van de beslaglegging bij hen thuis verbleef in verband met zijn revalidatie, komt niet onaannemelijk voor en nu [eiseres] ter mondelinge behandeling heeft gezegd dat [B] zijn fiets reeds heeft opgehaald ziet de voorzieningenrechter geen reden om het beslag op de herenfiets te handhaven. Ditzelfde geldt ten aanzien van de verklaring van de zwager van [eiseres] waarin staat dat aan [eiseres] een viertal goederen zijn geschonken uit de nalatenschap van haar zuster en een tweetal goederen (waaronder de raadszetel van haar vader) uit de nalatenschap van haar moeder. Ten aanzien van de hiervoor genoemde goederen zal de voorzieningenrechter het executoriale beslag opheffen. Het beslag op de overige goederen blijft derhalve gehandhaafd en deze goederen mogen aldus op 4 oktober 2017 bij executieverkoop worden verkocht.
4.9.
Nu partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing (zoals uitgesproken op 2 oktober 2017)

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op het executoriaal beslag dat Lansinkveste op 15 juni 2017 ten laste van [X] heeft gelegd voor zover dit beslag ziet op de zes goederen zoals vermeld in de verklaring van [C] van 27 september 2017 welke door [eiseres] als productie 14 is overgelegd, alsmede op de herenfiets Limit welke in eigendom zou toebehoren aan [B] ,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze uitspraak is op 2 oktober 2017 mondeling gegeven en op 3 oktober 2017 schriftelijk vastgelegd door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en is door hem en de griffier ondertekend.