ECLI:NL:RBOVE:2017:3794

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 oktober 2017
Publicatiedatum
9 oktober 2017
Zaaknummer
08/996047-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Corruptie door ambtenaar met betrekking tot giften en diensten

Op 9 oktober 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 51-jarige man, die als directeur van een stichting werd beschuldigd van corruptie. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaar. De verdachte heeft in de periode van 2013 tot en met 2015 giften aangenomen om zichzelf financieel te bevoordelen, door privéfacturen ten laste van de stichting te laten komen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als ambtenaar kan worden aangemerkt, omdat hij verantwoordelijk was voor het beheer van de stichting die onder toezicht van de gemeente viel. De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, maar de rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder het tijdsverloop en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte het vertrouwen in de integriteit van ambtenaren had geschaad en dat zijn gedrag niet alleen de stichting, maar ook de maatschappij had benadeeld. De rechtbank legde een taakstraf op en stelde als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet mag bezighouden met aanbestedingen die met de publieke sector te maken hebben.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/996047-16 (P)
Datum vonnis: 9 oktober 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1966 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 september 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E.L. Edens en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. L.S. Wachters, advocaat te Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat aan verdachte in de periode van 1 november 2013 tot en met 30 september 2015 giften, beloften en/of diensten zijn gedaan/verleend of dat verdachte daarom heeft gevraagd, teneinde hem als ambtenaar te bewegen om, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, dan wel dat verdachte anders dan als ambtenaar giften, beloften en/of diensten heeft aangenomen of dat verdachte daarom heeft gevraagd en dit in strijd met de goede trouw heeft verzwegen tegenover zijn werkgever en/of lastgever.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2013
tot en met 30 september 2015 in de gemeente Midden-Drenthe en/of Westerbork,
als ambtenaar,
- een gift of belofte dan wel een dienst heeft aangenomen
wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem, verdachte, werd gedaan,
verleend of werd aangeboden teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn
plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, en/of
- een gift of belofte dan wel een dienst heeft gevraagd teneinde hem te bewegen
in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten,
immers hebbende verdachte:
1. aan [bedrijf 1] . danwel aan één of meer van haar vennoten het
verzoek gedaan danwel opdracht gegeven om de rekening(en) en/of gemaakte
kosten, ter hoogte van circa EUR 1.395,53 en/of EUR 1.400,00 en/of
EUR 200,00 en/of EUR 50,22 van/door deze V.O.F., ten behoeve van verdachte
privé, ten laste te laten komen van de [stichting] , waarvan verdachte
in die periode directeur was, danwel de gemaakte kosten in zijn geheel niet
in rekening te brengen, omdat verdachte aan [bedrijf 1] . danwel
aan één of meer van haar vennooten de toezegging heeft gedaan opdrachten
van [stichting] te gunnen aan [bedrijf 1] ., en/of
2. aan [bedrijf 2] . danwel aan één of meer van haar bestuurder(s) en/of
werknemer(s)de toezegging gedaan de levering en installatie van een groot
aantal zonnepanelen voor diverse scholen vallend onder [stichting] ,
door haar te laten uitvoeren, al dan niet onder vooruitbetaling van de
gehele factuur, onder verzoek en ontvangst van een bonus van één- en/of
tweemaal EUR 2.000,00 door verdachte privé,
art 363 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2013
tot en met 30 september 2015 in de gemeente Midden-Drenthe en/of Westerbork,
als ambtenaar,
- een gift of belofte dan wel een dienst heeft aangenomen
wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem, verdachte, werd gedaan,
verleend of werd aangeboden teneinde hem te bewegen om, zonder daardoor in
strijd met zijn plicht te handelen, in zijn bediening iets te doen of na te
laten, en/of
- een gift of belofte dan wel een dienst heeft gevraagd teneinde hem te bewegen
om zonder daardoor in strijd met zijn plicht te handelen, in zijn bediening
iets te doen of na te laten,
immers hebbende verdachte:
1. aan [bedrijf 1] . danwel aan één of meer van haar vennoten het
verzoek gedaan danwel opdracht gegeven om de rekening(en) en/of gemaakte
kosten,ter hoogte van circa EUR 1.395,53 en/of EUR 1.400,00 en/of
EUR 200,00 en/of EUR 50,22 van/door deze V.O.F., ten behoeve van verdachte
privé, ten laste te laten komen van de [stichting] , waarvan verdachte
in die periode directeur was, danwel de gemaakte kosten in zijn geheel niet
in rekening te brengen, omdat verdachte aan [bedrijf 1] . danwel
aan één of meer van haar vennooten de toezegging heeft gedaan opdrachten
van [stichting] te gunnen aan [bedrijf 1] ., en/of
2. aan [bedrijf 2] danwel aan één of meer van haar bestuurder(s) en/of
werknemer(s)de toezegging gedaan de levering en installatie van een groot
aantal zonnepanelen voor diverse scholen vallend onder [stichting] ,
door haar te laten uitvoeren, al dan niet onder vooruitbetaling van de
gehele factuur, onder verzoek en ontvangst van een bonus van één- en/of
tweemaal EUR 2.000,00 door verdachte privé,
art 362 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2013
tot en met 30 september 2015 in de gemeente Midden-Drenthe en/of Westerbork,
in elk geval in Nederland,
anders dan als ambtenaar, immers werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij
[stichting] dan wel als lasthebber bij [stichting] ,
naar aanleiding van hetgeen hij verdachte in zijn dienstbetrekking of bij de
uitvoering van zijn last, heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of
nalaten,
een gift en/of een belofte en/of een dienst, heeft aangenomen en/of heeft
gevraagd en dit aannemen en/of vragen in strijd met de goede trouw heeft
verzwegen tegenover zijn werkgever en/of lastgever,
immers hebbende verdachte,
1. aan [bedrijf 1] . danwel aan één of meer van haar vennoten het
verzoek gedaan danwel opdracht gegeven om de rekening(en) en/of gemaakte
kosten,ter hoogte van circa EUR 1.395,53 en/of EUR 1.400,00 en/of
EUR 200,00 en/of EUR 50,22 van/door deze V.O.F., ten behoeve van verdachte
privé, ten laste te laten komen van de [stichting] , waarvan verdachte
in die periode directeur was, danwel de gemaakte kosten in zijn geheel niet
in rekening te brengen, omdat verdachte aan [bedrijf 1] . danwel
aan één of meer van haar vennooten de toezegging heeft gedaan opdrachten
van [stichting] te gunnen aan [bedrijf 1] ., en/of
2. aan [bedrijf 2] danwel aan één of meer van haar bestuurder(s) en/of
werknemer(s)de toezegging gedaan de levering en installatie van een groot
aantal zonnepanelen voor diverse scholen vallend onder [stichting] ,
door haar te laten uitvoeren, al dan niet onder vooruitbetaling van de
gehele factuur, onder verzoek en ontvangst van een bonus van één- en/of
tweemaal EUR 2.000,00 door verdachte privé, zonder dit aan de [stichting]
te melden;
art 328ter lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is - onder verwijzing naar de inhoud van het dossier - van mening dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van [bedrijf 1] . heeft de verdediging opgemerkt dat verdachte ter zake niet juist heeft gehandeld en beseft dat hij een grens is overgegaan en dat het niet kon wat hij heeft gedaan.
Ten aanzien van [bedrijf 2] heeft de verdediging opgemerkt dat er geen sprake is van een causaal verband nu de creditnota’s niet aan verdachte zijn gestuurd naar aanleiding van hetgeen verdachte in zijn werk heeft gedaan, maar dat dit moet worden gezien als een premie voor het aanbrengen van [bedrijf 2] als zijnde een geschikte leverancier voor zonnepanelen. Aldus kunnen de woorden “teneinde hem te bewegen” volgens de verdediging niet bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ambtenaar
Het begrip ‘ambtenaar’ in de zin van het Wetboek van Strafrecht (Sr) moet op grond van de geldende jurisprudentie aldus worden uitgelegd dat daaronder tevens is begrepen: degene die onder toezicht en verantwoordelijkheid van de overheid is aangesteld in een functie waaraan een openbaar karakter niet kan worden ontzegd. Daarmee vallen onder omstandigheden ook medewerkers van geprivatiseerde organisaties met een publieke taak onder het bereik van dit begrip.
Op 3 februari 2016 is namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
aangifte gedaan van vermoedelijke strafbare feiten die de Inspectie voor het Onderwijs
heeft geconstateerd. Deze strafbare feiten zouden zijn gepleegd door de voormalig algemeen
directeur van de [stichting] (hierna: de [stichting] ), genaamd [verdachte] . [2]
Verdachte was in de periode van 29 november 2010 tot 17 december 2015 algemeen directeur van de [stichting] , met volledige volmacht vanaf 1 juli 2012. Het basisonderwijs van de stichting heeft een openbaar karakter en de stichting is verantwoording schuldig aan de gemeente. Ook de jaarrekening en de begroting gaan langs de gemeente. Daarbij wordt het bestuur van de stichting aangesteld door de gemeente en kan het bestuur van de stichting de algemeen directeur aannemen en ontslaan. [3] [4] [5]
Voorgaande vaststellingen omtrent het openbare karakter van en het publieke toezicht en controle op de door verdachte als algemeen directeur van de [stichting] verrichtte werkzaamheden leiden tot het oordeel van de rechtbank dat verdachte in de tenlastegelegde periode kon worden aangemerkt als ambtenaar.
4.3.2
[bedrijf 1] .
[naam 1] (hierna: [naam 1] ) is medevennootdirecteur van [bedrijf 1] . gevestigd te Westerbork. [naam 1] kent verdachte via zijn werk en heeft verklaard dat zijn firma in de tenlastegelegde periode regelmatig klussen uitvoerde voor de [stichting] . De V.O.F. heeft specifieke kennis over de gebouwen en installaties van de [stichting] .
[naam 1] heeft verklaard dat de [stichting] een belangrijke opdrachtgever voor hen is.
Medio 2013 heeft verdachte door [bedrijf 1] werkzaamheden laten verrichten aan zijn woning. Deze werkzaamheden hadden volgens [naam 1] een waarde van in totaal € 3.145,--. De werkzaamheden waren verdeeld in twee opdrachten. Voor één van deze twee
opdrachten is een factuur opgemaakt van € 1.345,--. Deze factuur vermeldt alleen de
geleverde materialen. De werkzaamheden zijn uitgevoerd door een door [naam 1]
ingehuurde ZZP-er. De gewerkte uren van deze ZZP-er ad € 200,-- zijn door verdachte zwart betaald. Voor de resterende € 1.400,-- heeft [naam 1] geen factuur opgemaakt. Bij de opdracht heeft verdachte namelijk aangegeven dat hij voor deze werkzaamheden geen factuur
wilde. [naam 1] heeft dit opgevat als dat hij deze werkzaamheden zwart moest uitvoeren.
Daarnaast heeft [naam 1] een tweede factuur gestuurd van € 50,-- voor een reparatie van een
sproeier bij verdachte.
Nadat de twee facturen via e-mail door [naam 1] aan verdachte zijn verzonden, is
een discussie via e-mail ontstaan over de betaling van de verrichte werkzaamheden. Deze discussie heeft uiteindelijk geleid tot een persoonlijk gesprek tussen verdachte en [naam 1] op 19 februari 2014, welk gesprek door [naam 1] is opgenomen. Uit dit gesprek komt naar voren dat verdachte aan [naam 1] vertelt dat indien [naam 1] zijn opdrachten voor de school wil behouden, [naam 1] geen facturen moet sturen voor de werkzaamheden voor verdachte privé. Verdachte geeft in dit gesprek aan dat [naam 1] de kosten voor de werkzaamheden aan zijn woning kan wegschrijven op de facturen van [bedrijf 1] aan de [stichting] die verdachte vervolgens zelf tekent. Verdachte geeft voorts aan dat [naam 1] de kosten ook voor eigen rekening kan nemen en [naam 1] dat moet zien als inkopen voor toekomstige opdrachten. Verdachte geeft verder aan dat [naam 1] zo in de toekomst verzekerd is van werk voor de [stichting] .
Na dit gesprek heeft [naam 1] besloten de kosten voor eigen rekening te nemen. [naam 1] was bang dat [bedrijf 1] anders de opdrachten voor de [stichting] zou kwijtraken.
Verdachte heeft ter zitting bovenstaand verhaal bevestigd. [6] [7] [8] [9]
4.3.3
[bedrijf 2]
[naam 2] (hierna: [naam 2] ) was in de tenlastegelegde periode statutair directeur van [bedrijf 2] , gevestigd te Apeldoorn, en heeft via zijn firma zonnepanelen geleverd aan twee scholen van de [stichting] .
[naam 2] heeft verklaard dat verdachte in december 2014 opdracht heeft gegeven aan [bedrijf 2] voor het plaatsen van 14 zonnepanelen op zijn woning aan de [adres] . Bij de opdracht heeft verdachte aangegeven dat hij persoonlijk in contact wilde komen met [naam 2] in verband met de schoolgebouwen die onder het regime van de [stichting] vallen.
In het persoonlijke contact met [naam 2] heeft verdachte het beschikbare budget van de [stichting] doorgegeven waarna offertes zijn gemaakt voor twee scholen.
Vervolgens heeft verdachte op 2 maart 2015 opdracht gegeven voor het plaatsen
van zonnepanelen op de school ‘t Hiekernust te Hijken en voor het plaatsen van
zonnepanelen op een later moment (in 2016) op de school De Meenthe te Bovensmilde.
Voor het gunnen van de opdracht aan [bedrijf 2] voor het plaatsen van de
zonnepanelen op de school te Hijken heeft verdachte op 21 mei 2015 een bedrag ontvangen van € 2.000,-- en voor het gunnen van de opdracht voor de school in Bovensmilde heeft verdachte op 17 september 2015 eveneens een bedrag van € 2.000,-- ontvangen van [bedrijf 2]
[naam 2] heeft over het uitbetalen van deze bedragen aan verdachte verklaard: “
De beste man is beloond geworden voor het feit dat hij ons het werk van de scholen heeft gegund. Ik zie het als een soort inkopen. Ik hoop dan dat hij ons nieuw werk weer gunt”. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij inderdaad tweemaal een bedrag van € 2.000,-- heeft ontvangen van [bedrijf 2] Voorts heeft verdachte aangegeven dat hij [bedrijf 2] ook in toekomst, via zijn netwerken, opdrachten wilde bezorgen en dat er bij de [stichting] potentie was voor opdrachten voor [bedrijf 2] voor meerdere scholen. [10] [11] [12]
4.3.4
Conclusie
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte het eerste punt van het primair tenlastegelegde feit betreffende [bedrijf 1] heeft begaan.
Ten aanzien van het tweede punt betreffende [bedrijf 2] is bepleit door de verdediging dat het vereiste causale verband ontbreekt althans dat de woorden: “ten einde hem te bewegen” niet kunnen worden bewezen.
Aan het bestanddeel “ten einde hem te bewegen” is voldaan indien het doel van de giften verdachte duidelijk was. Hieronder is ook het voorwaardelijk opzet begrepen. Volgens vaste jurisprudentie is het niet in alle gevallen nodig vast te stellen welke concrete gedraging van de ambtenaar werd gevraagd in ruil voor de gift of dienst. Ook het aannemen van giften teneinde een relatie te doen ontstaan om aldus een voorkeursbehandeling te krijgen voor de verstrekker van de dienst of gift, valt onder de strafbepaling.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tweemaal € 2.000,-- van [bedrijf 2] heeft ontvangen als compensatie voor de levering van zonnepanelen door [bedrijf 2] bij de [stichting] . De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de omstandigheid dat er feitelijk sprake is geweest van een tweetal betalingen van [bedrijf 2] aan verdachte - een zakelijke relatie die verdachte relatief kort kende -, het niet anders kan zijn dan dat verdachte op zijn minst genomen redelijkerwijs moest vermoeden dat er nog een andere reden aan de betalingen van [bedrijf 2] ten grondslag lag dan een premie uitbetaling voor de geleverde zonnepanelen. Hetgeen ook wordt bevestigd door de getuige [naam 2] .
Temeer nu verdachte ook ter terechtzitting heeft verklaard dat hij er vanuit ging dat [bedrijf 2] in de toekomst ook gebruik zou maken van zijn netwerken in de onderwijswereld bij het verkrijgen van toekomstige opdrachten en dat er ook potentie was voor opdrachten voor [bedrijf 2] bij de overige scholen van de [stichting] .
De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte giften heeft aangenomen en gevraagd van [bedrijf 1] . en [bedrijf 2] , terwijl hij wist dat dit was om hem te bewegen om namens de [stichting] werk te blijven toebedelen en zo [bedrijf 1] . en [bedrijf 2] te begunstigen, waarbij verdachte zijn mogelijkheden en bevoegdheden zou aanwenden om [bedrijf 1] . en [bedrijf 2] zulke opdrachten te laten (blijven) krijgen van de [stichting] .
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 november 2013 tot en met 30 september 2015 in de gemeente Midden-Drenthe, als ambtenaar,
- een gift heeft aangenomen wetende dat deze hem, verdachte, werd gedaan, teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen, en
- een gift heeft gevraagd teneinde hem te bewegen
in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen,
immers hebbende verdachte:
1. aan [bedrijf 1] . opdracht gegeven om de rekeningen en gemaakte
kosten, ter hoogte van circa EUR 1.395,53 en EUR 1.400,00 en EUR 50,22 door deze V.O.F., ten behoeve van verdachte privé, ten laste te laten komen van de [stichting] , waarvan verdachte in die periode directeur was, omdat verdachte aan [bedrijf 1] . de toezegging heeft gedaan opdrachten van [stichting] te gunnen aan [bedrijf 1] ., en
2. aan [bedrijf 2] de toezegging gedaan de levering en installatie van een groot
aantal zonnepanelen voor diverse scholen vallend onder [stichting] , door haar te laten uitvoeren, onder ontvangst van een bonus van tweemaal EUR 2.000,00 door verdachte privé.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 363 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Met ingang van 1 januari 2015 is artikel 363 Sr gewijzigd. Aangezien de tenlastegelegde periode ziet op zowel de periode van voor 1 januari 2015 als op de periode van na 1 januari 2015, heeft dit gevolgen voor de kwalificatie zoals hierna vermeld.
Het bewezenverklaarde levert op:
Als ambtenaar een gift aannemen wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen en als ambtenaar een gift vragen teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen
en
Als ambtenaar een gift aannemen wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen en als ambtenaar een gift vragen teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte moet worden veroordeeld tot een voorwaardelijke straf gelet op het tijdsverloop, het relatief lage bedrag waarover het gaat en het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Daarnaast heeft de [stichting] zijn arbeidsovereenkomst door dit incident beëindigd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte was ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde feit werkzaam als algemeen directeur van de [stichting] . Hij was in die functie onder meer belast met het beheer en onderhoud van de gebouwen van de 11 scholen die onder de stichting vielen, waarbij hij veelvuldig contacten had met particuliere bedrijven. Hij diende daarbij zuinig en zorgvuldig met overheidsgelden om te gaan. Daarbij is geen plaats voor privébelangen.
Verdachte vervulde aldus een maatschappelijke voorbeeldfunctie en zijn gedrag in die hoedanigheid had daarom bij uitstek onberispelijk moeten zijn.
Verdachte heeft door zijn handelwijze niet alleen het vertrouwen van de stichting geschaad, maar ook het vertrouwen van de maatschappij in de integriteit van ambtenaren.
Het aannemen van giften, diensten en beloftes corrumpeert het ambtelijk apparaat. Verdachte heeft hiermee het adequaat functioneren van de overheid in gevaar gebracht. Daarnaast heeft het handelen van verdachte ertoe geleid dat andere bedrijven de kans is ontnomen overheidsopdrachten te verwerven. Verdachte heeft strikt uit eigenbelang gehandeld om zo zichzelf financieel te bevoordelen. Met het begaan van ambtelijke corruptie wordt de integriteit van de overheid in haar diepste wezen geraakt. De strafbedreiging van dit delict is aanzienlijk, te weten vier jaren gevangenisstraf en sinds de wetswijziging op 1 januari 2015 opgehoogd naar zes jaren.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank onder meer rekening gehouden met:
- de oriëntatiepunten voor straftoemeting, zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die, in geval van een benadelingsbedrag tot € 10.000,--
een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één week tot 2 maanden of een taakstraf vermelden;
- de ernst van de bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de duur van de gedraging; en
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 augustus 2017 waaruit blijkt dat de verdachte op dit gebied nooit eerder is veroordeeld.
De rechtbank kan zich bovendien niet aan de indruk onttrekken dat verdachte het laakbare van zijn handelen (nog steeds) niet inziet. Zo heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij nog steeds de werkzaamheden die [bedrijf 1] . bij hem thuis heeft verricht niet (volledig) heeft betaald, omdat deze firma hem geen nota heeft toegestuurd.
Voorts is rekening gehouden met het gegeven dat de initiatieven van verdachte uitgingen en de marktverstoring waarmee de onderhavige ambtelijke corruptie gepaard is gegaan. Daarbij komt dat verdachte nog steeds werkzaam is in het onderwijs en zijn onderwijsinstelling niet op de hoogte is van hetgeen hem wordt verweten. Dit alles neemt de rechtbank verdachte ernstig kwalijk.
De rechtbank is gelet op het vorenoverwogene van oordeel dat aan verdachte een taakstraf zijnde een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden moet worden opgelegd. Dit om verdachte te weerhouden in toekomst soortgelijke feiten te plegen. Bij deze voorwaardelijke gevangenisstraf zal tevens de bijzondere voorwaarde worden opgelegd dat verdachte gedurende de proeftijd van drie jaren zich niet bezig mag houden met aanbestedingen die op enigerlei wijze, in de breedste zin van het woord, met de publieke sector te maken hebben.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Als ambtenaar een gift aannemen wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen en als ambtenaar een gift vragen teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen
en
Als ambtenaar een gift aannemen wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen en als ambtenaar een gift vragen teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
- veroordeelt verdachte verder tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
- kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd zich niet bezig mag houden met aanbestedingen die op enigerlei wijze, in de breedste zin van het woord, met de publieke sector te maken hebben.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. M. Aksu en mr. A. Skerka, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Veldhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de FIOD/belastingdienst met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal;
2.De aangifte d.d. 3 februari 2016 gedaan door mr. J. van der Vlist namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Doc-001, blz. 121 en 122);
3.Proces-verbaal van de getuige [getuige 1] d.d. 26 september 2016 (G-03-01, blz. 97, 98 en 99)
4.Een geschrift zijnde een uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d. 25 april 2016 (Doc-004, blz. 154 t/m 159);
5.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 september 2017;
6.Proces-verbaal van de getuige [getuige 2] d.d. 17 augustus 2016 (G-01-01 blz. 84 t/m 88);
7.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 september 2017;
8.Een geschrift zijnde de uitwerking van de bandopname die heer [naam 1] van het gesprek dat tussen hem en verdachte heeft plaatsgevonden (DOC-005 blz. 161 t/m 167);
9.Een geschrift zijnde de facturen van [bedrijf 1] . aan verdachte (DOC-007 blz. 170);
10.Proces-verbaal van de getuige [getuige 3] d.d. 24 augustus 2016 (G-02-01 blz. 92 en 93);
11.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 september 2017;
12.Een tweetal geschriften zijnde “creditnota’s” ad € 2.000,-- t.n.v. verdachte (DOC-030 blz. 226 en DOC-031 blz. 227);