ECLI:NL:RBOVE:2017:3748

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 september 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
C/08/206683 / KG ZA 17-284
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen restaurant en voormalig werknemer over loonbetalingen en beslaglegging

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Restaurant Vrijdag B.V. dat de gedaagde, een voormalig werknemer, de executie van een proces-verbaal van de kantonrechter staakt. De gedaagde heeft in het verleden een vordering ingesteld tegen Vrijdag, die door de kantonrechter is afgewezen. Later hebben partijen een schikking bereikt, vastgelegd in een proces-verbaal, waarin Vrijdag zich verplichtte om een bedrag van € 4.000,00 aan de gedaagde te betalen in twee termijnen. De gedaagde heeft echter beslag gelegd op de bankrekening van Vrijdag, wat aanleiding gaf tot deze procedure.

De voorzieningenrechter oordeelt dat Vrijdag aannemelijk heeft gemaakt dat zij aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan en dat de gedaagde misbruik van bevoegdheid maakt door de executie voort te zetten. De voorzieningenrechter wijst de vordering van Vrijdag toe om de executie te staken en legt een dwangsom op aan de gedaagde voor elke dag dat hij niet aan deze veroordeling voldoet. De vordering tot opheffing van het derdenbeslag wordt afgewezen, omdat dit beslag inmiddels is vervallen. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van Vrijdag, die zijn begroot op € 1.515,99. Het vonnis is uitgesproken op 28 september 2017 door mr. T.R. Hidma.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/206683 / KG ZA 17-284
Vonnis in kort geding van 28 september 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RESTAURANT VRIJDAG B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Deventer,
eiseres,
advocaat mr. M.W. Fakiri te 's-Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. F. Havers te Deventer.
Partijen zullen hierna Vrijdag en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 tot en met 10
  • de producties 1 tot en met 5 van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Vrijdag exploiteert een restaurant. [gedaagde] is een voormalig werknemer van Vrijdag.
2.2.
Tussen partijen is een geschil gerezen over de loonbetalingen van Vrijdag aan [gedaagde] . In verband hiermee heeft [gedaagde] Vrijdag in kort geding gedagvaard. De kantonrechter heeft bij vonnis van 8 april 2015 de vorderingen van [gedaagde] afgewezen en [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van Vrijdag, begroot op € 600,00.
2.3.
In de door [gedaagde] aanhangig gemaakte bodemprocedure hebben partijen tijdens de zitting van de kantonrechter van 22 maart 2016 een schikking bereikt, die is vastgelegd in het betreffende proces-verbaal.
2.4.
In dit proces-verbaal, dat in executoriale vorm aan partijen is afgegeven, staat het volgende:
“(…)
Vrijdag zal een bedrag van € 4.000,00 bruto betalen aan [gedaagde] , te betalen in twee termijnen van de netto equivalenten van telkens € 2.000,00, waarvan de eerste termijn te betalen uiterlijk op 1 april 2016 en de tweede termijn uiterlijk op 1 mei 2016.
(…)
Nadat het bedrag volledig is betaald verlenen partijen elkaar algehele en finale kwijting met uitzondering van de proceskosten met betrekking tot het eerder tussen partijen gevoerde kort geding.
Partijen dragen ieder de eigen kosten in de bodemprocedure.
(…).”
2.5.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft bij e-mail van 2 april 2016 ermee ingestemd dat de door [gedaagde] de te betalen proceskosten worden verrekend met het door Vrijdag te betalen bedrag.
2.6.
[gedaagde] heeft op 3 mei 2016 het proces-verbaal door een deurwaarder aan Vrijdag doen betekenen. De betekeningskosten bedroegen € 90,54.
2.7.
Vrijdag heeft op 4 mei 2016 in totaal € 2.129,54 netto aan de door [gedaagde] ingeschakelde deurwaarder betaald.
2.8.
Op 26 mei 2016 en 7 juli 2016 heeft de deurwaarder Vrijdag verzocht om een specificatie van de ontvangen betaling. Vrijdag heeft deze specificatie niet verstrekt.
2.9.
Op 23 september 2016 heeft [gedaagde] op grond van het proces-verbaal van 22 maart 2016 ten laste van Vrijdag executoriaal derdenbeslag gelegd onder de ING Bank N.V. voor een vordering van in totaal € 2.025,10, vermeerderd met betekenings- en executiekosten.
2.10.
Bij brief van 10 oktober 2016 heeft de deurwaarder aan Vrijdag bericht dat het derdenbeslag is vervallen, aangezien geen gelden zijn aangetroffen.
2.11.
Bij brief van 8 augustus 2017 heeft de deurwaarder namens [gedaagde] aan Vrijdag bericht dat met behulp van een politiefunctionaris en een sleutelsmid zal worden overgaan tot beslaglegging op roerende zaken van de onderneming.

3.Het geschil

3.1.
Vrijdag vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] zal veroordelen om de executie van het proces-verbaal van 12 maart 2016 van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, met als kenmerk 4062002 CV EXPL 15-2633, binnen 48 uur na dit vonnis te staken en voor gestaakt te houden, bij gebreke waarvan [gedaagde] een dwangsom zal verbeuren van € 500,00 per dag met een maximum van € 10.000,00;
II. [gedaagde] zal veroordelen om binnen 48 uur na dit vonnis het derdenbeslag onder de ING Bank N.V. te Amsterdam op te heffen, bij gebreke waarvan [gedaagde] een dwangsom zal verbeuren van € 500,00 per dag met een maximum van € 10.000,00;
III. [gedaagde] zal veroordelen om binnen 14 dagen na dit vonnis aan Vrijdag te voldoen € 100,00 wegens de door Vrijdag geleden schade als gevolg van de onrechtmatige executie;
IV. [gedaagde] zal veroordelen in de volledige proceskosten ad € 3.401,00 te voldoen binnen 14 dagen na dit vonnis.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu de deurwaarder bij brief van 8 augustus 2017 aan Vrijdag heeft bericht dat zal worden overgegaan tot beslaglegging op haar roerende zaken, is genoegzaam aannemelijk geworden dat Vrijdag een spoedeisend belang heeft bij het onder I gevorderde.
4.2.
De voorzieningenrechter kan de tenuitvoerlegging van een executoriale titel - in dit geval een in executoriale vorm afgegeven proces-verbaal - slechts schorsen in geval van misbruik van bevoegdheid. Hiervan kan sprake zijn indien de te executeren titel klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of na het proces-verbaal voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk een noodtoestand doen ontstaan voor de geëxecuteerde, op grond waarvan een onverwijlde tenuitvoerlegging onaanvaardbaar is. Een geval waarin betaling wordt afgedwongen op grond van een niet op een kennelijke misslag berustende uitspraak, terwijl vaststaat dat reeds was betaald, houdt eveneens misbruik van bevoegdheid in (HR 22 december 2006, NJ 2007/173).
4.3.
Dat het proces-verbaal klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag zou berusten, is in dit geding niet door Vrijdag gesteld. Evenmin is aangevoerd dat sprake is van na het proces-verbaal opgekomen feiten die klaarblijkelijk voor Vrijdag een noodtoestand doen ontstaan.
4.4.
Het betoog van Vrijdag komt erop neer dat [gedaagde] door de tenuitvoerlegging van het proces-verbaal misbruik van bevoegdheid maakt, omdat Vrijdag - na verrekening van de door [gedaagde] te betalen proceskosten - met de betaling van € 2.129,54 netto ruimschoots aan de in het proces-verbaal vervatte afspraken heeft voldaan. Door Vrijdag is in dit verband onweersproken gesteld dat bij de berekening van het netto-loon niet de witte tabel voor loonbelasting moet worden gebruikt, maar de tabel voor bijzondere beloningen. Evenmin is door [gedaagde] bestreden dat de netto-equivalent van € 4.000,00 bij toepassing van deze tabel (en na aftrek van de Zvw-bijdrage) € 2.262,00 bedraagt.
4.5.
Gelet op het voorgaande kan voorshands worden aangenomen dat Vrijdag op grond van het proces-verbaal aan [gedaagde] diende te betalen een bedrag van € 2.262,00, vermeerderd met de door [gedaagde] gemaakte betekeningskosten ten bedrage van € 90,54. Na verrekening van de door [gedaagde] te betalen proceskosten resteerde derhalve een bedrag van in totaal € 1.752,54 netto.
4.6.
Nu Vrijdag op 4 mei 2016 een bedrag van € 2.129,54 heeft betaald, is voldoende aannemelijk geworden dat zij daarmee de op grond van het proces-verbaal op haar rustende verplichtingen (ruimschoots) is nagekomen.
4.7.
Het betoog van [gedaagde] dat Vrijdag het proces-verbaal niet volledig is nakomen, omdat zij de executiekosten ten bedrage van € 340,94 in verband met het op 23 september 2016 gelegde derdenbeslag nog niet heeft betaald, volgt de voorzieningenrechter niet. Hiertoe is van belang dat dit beslag eerst is gelegd nádat Vrijdag aan haar betalingsverplichtingen had voldaan, zodat voorshands niet kan worden aangenomen dat Vrijdag deze kosten aan [gedaagde] is verschuldigd. Voor zover zou moeten worden aangenomen dat deze kosten wel voor rekening van Vrijdag dienen te komen, omdat zij dit beslag zelf zou hebben veroorzaakt door aan [gedaagde] geen specificatie te verstrekken, moet het er voorshands voor worden gehouden dat [gedaagde] deze kosten al vergoed heeft gekregen. Vrijdag heeft immers op 4 mei 2016 € 377,00 meer betaald dan waartoe zij op grond van het proces-verbaal gehouden was, hetgeen de executiekosten overstijgt.
4.8.
Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] met de executie van het proces-verbaal misbruik van bevoegdheid maakt. De vordering onder I ligt derhalve voor toewijzing gereed.
4.9.
De gevorderde dwangsom zal als volgt worden toegewezen.
4.10.
De onder II gevorderde opheffing van het derdenbeslag onder de ING Bank N.V. zal worden afgewezen, nu niet in geschil is dat dit beslag is vervallen.
4.11.
Het gevorderde onder III strekt tot betaling van een geldsom. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op haar plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.12.
Vrijdag legt aan haar vordering ten grondslag dat zij als gevolg van het door [gedaagde] gelegde derdenbeslag kosten heeft gemaakt, hetgeen door [gedaagde] gemotiveerd is betwist. Nu het verweer van [gedaagde] niet door Vrijdag is weersproken en door haar ook geen spoedeisend belang bij toewijzing van deze vordering is gesteld, zal ook deze vordering worden afgewezen.
4.13.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de geliquideerde proceskosten worden veroordeeld. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om [gedaagde] te veroordelen in de volledige proceskosten, te meer niet nu Vrijdag heeft geweigerd een specificatie aan [gedaagde] te verstrekken, waardoor [gedaagde] niet kon controleren of Vrijdag aan haar verplichtingen had voldaan. De kosten aan de zijde van Vrijdag worden begroot op:
- dagvaarding € 81,99
- griffierecht 618,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.515,99

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] de executie van het proces-verbaal van 22 maart 2016 van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, met als kenmerk 4062002 CV EXPL 15-2633, binnen 48 uur na dit vonnis te staken en voor gestaakt te houden,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Vrijdag een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat hij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Vrijdag tot op heden begroot op € 1.515,99,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2017.