ECLI:NL:RBOVE:2017:3746

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 september 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
C/08/201705/KG ZA 17-152
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop van de voormalig echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak heeft de vrouw de man in kort geding gedagvaard om te vorderen dat hij zal meewerken aan de verkoop van de voormalig echtelijke woning. De partijen zijn in gemeenschap van goederen gehuwd geweest en zijn op 29 augustus 2012 gescheiden. De woning, die op naam van beide partijen staat, wordt momenteel bewoond door de man. De vrouw heeft aangegeven dat zij niet langer in de onverdeeldheid van de woning wil blijven, omdat dit leidt tot spanningen, vooral met het oog op hun minderjarige dochter. De man heeft echter geen medewerking verleend aan de verkoop van de woning, ondanks dat hij heeft aangegeven dat hij de financiering op eigen naam niet kan realiseren.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het spoedeisend belang van de vrouw voldoende is onderbouwd. De man heeft per e-mail laten weten dat hij en zijn nieuwe partner geen financiering kunnen verkrijgen om de woning op zijn naam te zetten. De rechter oordeelt dat de vrouw recht heeft op een einde aan de onverdeeldheid en dat de woning moet worden verkocht. De man wordt veroordeeld om binnen 48 uur na betekening van het vonnis mee te werken aan de verkoop van de woning en aan de ondertekening van de verkoopovereenkomst. Tevens wordt de man verplicht om de helft van de makelaarskosten te betalen en de volledige hypotheekrente te dragen tot de verkoop van de woning. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/201705/KG ZA 17-152
Vonnis in kort geding van 15 september 2017
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. B.T.A. Visser, advocaat te Purmerend, toegevoegd onder nummer 4LX5605,
tegen
[de man],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. I. Mercanoglu, advocaat te Almelo.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 mei 2017
  • de mondelinge behandeling van 9 juni 2017, waarvan proces-verbaal is opgemaakt dat aan partijen is toegezonden.
1.2.
Nadien is de procedure op verzoek van partijen aangehouden.
1.3.
Per e-mail bericht van 2 september 2017 heeft de man meegedeeld dat hij de financiering op eigen naam van na te noemen woning niet kan realiseren.
1.4.
Per e-mail bericht van 5 september 2017 heeft de vrouw vonnis gevraagd.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten en het geschil

2.1.
Partijen zijn in gemeenschap van goederen gehuwd geweest. Bij beschikking van 29 augustus 2012 is de echtscheiding tussen hen uitgesproken, welke beschikking op 6 september 2012 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning aan het [adres] te [plaats 2] (hierna aangeduid als: de woning). De woning wordt bewoond door de man.
2.3.
De WOZ-waarde van de woning is per 1 januari 2016 bepaald op € 137.000,=. Op de woning rust een aflossingsvrije hypothecaire geldlening van € 176.750,=.
2.4.
De man heeft aangegeven dat hij de financiering van de woning niet op eigen naam kan realiseren onder ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek. De man verleent tot op heden geen medewerking aan de onderhandse verkoop van de woning.
2.5.
Het belang van de vrouw is erin gelegen, aldus de vrouw, dat zij niet langer in de onverdeeldheid van de woning wil blijven, aangezien dit leidt tot spanningen. Deze spanningen hebben een weerslag op de minderjarige dochter van partijen (wonend bij de vrouw). Bovendien zal de man op 7 juli 2017 in het huwelijk treden met zijn huidige partner, zodat zijn aandeel in de woning mogelijk in de gemeenschap van goederen komt te vallen van hem en zijn toekomstige echtgenote.
2.6.
De vrouw vordert daarom, samengevat, dat de man wordt veroordeeld om mee te werken aan de onderhandse verkoop van de woning, mee te werken aan bezichtigingen, in te stemmen met een redelijk uitgebracht bod, mee te werken aan ondertekening van de koopovereenkomst en aan het passeren van de notariële akte tot levering van de woning, alles op straffe van een te verbeuren dwangsom. Voorts vordert zij te bepalen dat dit vonnis in de plaats zal treden van de door de man te verlenen goedkeuring of medewerking als hiervoor omschreven en vordert zij veroordeling van de man om de helft van de makelaarskosten te voldoen en om de volledige hypotheekrente te dragen vanaf het moment waarop de man het uitsluitend gebruik van de woning geniet tot het moment van verkoop en levering van de woning. Ten slotte vordert zij een onzijdig persoon aan te wijzen om de man indien nodig te vertegenwoordigen en om de man te veroordelen in de kosten van het geding.
2.7.
De man voert verweer.
2.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het spoedeisend belang van de vrouw ligt voldoende besloten in de stellingen van de vrouw en in de aard van het gevorderde.
3.2.
Vaststaat dat de echtscheiding tussen partijen inmiddels 5 jaar geleden heeft plaatsgevonden en dat de man op 7 juli 2017 met zijn huidige partner is gehuwd, zonder dat ook dit de mogelijkheid heeft gecreëerd om de woning te herfinancieren. Tussen partijen is derhalve nog steeds sprake van een onverdeeldheid met betrekking tot de hen toebehorende woning. De vordering van de vrouw, waarmee zij beoogt een einde te maken aan deze onverdeeldheid, dient daarom een te respecteren belang. Het feit dat de vrouw leeft van een minimale arbeidsongeschiktheidsuitkering en dat zij vanwege haar spierziekte geen perspectief heeft op verdienvermogen maakt dat niet anders. Ook het gegeven dat de man naar eigen zeggen steeds stipt de hypotheekrente heeft voldaan en voldoet en niet spoedig andere, niet duurdere woonruimte zal vinden, leidt niet tot een ander oordeel.
3.3.
De onderhavige procedure is immers aangehouden om de man in de gelegenheid te stellen om te onderzoeken of hij alsnog financiering kon verkrijgen om de woning op zijn naam te doen stellen onder ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. De man heeft per e-mail bericht van 2 september 2017 aan de advocaat van de vrouw laten weten dat hij en zijn nieuwe partner financiering van de woning niet kunnen realiseren. Om uit de gewenste onverdeeldheid te geraken, resteert daarom slechts verkoop van de woning, waarna partijen met de hypotheekverstrekker/bank in gesprek moeten om afspraken te maken over de aflossing van een eventuele restschuld.
3.4.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de gevorderde voorziening - in geredigeerde en pragmatischer vorm - zal worden toegewezen, nu enig perspectief op een andere besluitvorming door de bank inzake ontslag van de vrouw uit de hoofdelijkheid blijkbaar ontbreekt. De enkele stelling van de man dat zijn nieuwe partner haar BKR-registratie in december 2017 zal verliezen, biedt zonder nadere onderbouwing door de man welke ontbreekt, geen zekerheid dat de man de woning alsdan (wel) zal kunnen financieren. Gelet op het inmiddels langdurig alleengebruik van de woning door de man, bestaan geen termen om in het zicht van verkoop van de woning en onder de dreiging door de man van vertrek uit de woning, te oordelen dat de vrouw de helft van de lasten van de woning dient te dragen indien de man de woning voortijdig verlaat.
3.5.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter,
4.1.
veroordeelt de man om binnen 48 uur na betekening van het vonnis mee te werken aan verkoop en aan ondertekening van de verkoopovereenkomst van de woning via een door de vrouw aan te wijzen makelaar, waarbij de door deze makelaar te adviseren vraag- en verkoopprijs bindend is, tenzij
beidepartijen gezamenlijk met de geadviseerde vraag- en/of verkoopprijs niet kunnen instemmen, en waarbij onder volledige medewerking door de man aan de verkoop van de woning onder meer tevens wordt verstaan
- het op eerste verzoek van het makelaarskantoor een werknemer van dat kantoor in de gelegenheid stellen de woning te bezichtigen, foto’s te nemen en een omschrijving te maken voor op of in diverse websites of folders;
- ervoor zorg te dragen dat de woning, tuin, ondergrond en overige toebehoren in behoorlijke staat en opgeruimd zijn op het moment dat de makelaar foto’s en een omschrijving komt maken en potentiële kopers de woning bezichtigen;
- eventuele potentiële kopers en de makelaar toe te laten voor bezichtigingen;
het voorgaande op straffe van een dwangsom van € 500,= per dag tot een maximum van € 15.000,=;
4.2.
veroordeelt de man onvoorwaardelijk medewerking te verlenen aan het passeren van de notariële akte ter zake de levering van de onroerende zaak, op straffe van een door de man verschuldigde dwangsom van € 500,= per dag tot een maximum van € 15.000,=;
4.3.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats zal treden van de door de man te verlenen goedkeuring en/of medewerking en/of handtekening, indien de man in gebreke is gebleven op eerste verzoek van de vrouw, makelaar en/of notaris, binnen 48 uur zijn medewerking te verlenen aan hetgeen hiervoor is omschreven;
4.4.
veroordeelt de man om de helft van de makelaarskosten aan de makelaar te voldoen;
4.5.
veroordeelt de man om vanaf het moment waarop de man het uitsluitend gebruik van de woning geniet tot het moment van verkoop en levering van de woning de volledige hypotheekrente te dragen;
4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2017. (ap)