ECLI:NL:RBOVE:2017:3725

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 oktober 2017
Publicatiedatum
2 oktober 2017
Zaaknummer
08/760123-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld op de openbare weg in Oldenzaal

Op 2 oktober 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een 21-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 13 april 2017 in Oldenzaal, waar de verdachte een 77-jarige vrouw beroofde van haar handtas. Tijdens de beroving viel de vrouw, wat leidde tot letsel aan haar handen en knieën. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de handtas met geweld heeft weggenomen, wat door getuigen is bevestigd. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een gevangenisstraf van zes maanden passend was, mede gezien de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de impact van de straatroof. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 1.081,-- aan schadevergoeding aan het slachtoffer, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van het strafbare feit. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij grotendeels toegewezen, met uitzondering van een deel van de gevorderde schade die niet voldoende onderbouwd was. De beslissing is genomen na een openbare terechtzitting waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/760123-17
Datum vonnis: 2 oktober 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ( [land] ),
nu verblijvende in PI Overijssel, HvB De Karelskamp in Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 september 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.D. Onland, advocaat te Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] met geweld van haar handtas heeft beroofd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte dat:
hij op of omstreeks 13 april 2017 te Oldenzaal, althans in Nederland, op of aan de openbare weg, te weten de Ootmarsumsestraat, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een (hand)tas (met inhoud te weten: een rijbewijs, een Rabo-bankpas, sleutels, een portemonnee (met inhoud te weten: een contant geldbedrag van ongeveer euro 300,--),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] voornoemd, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader pardoes en/of onverhoeds:
- de (hand)tas van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgegrepen en/of
- (vervolgens) (met kracht) heeft/hebben gerukt en/of getrokken aan de handtas van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] met kracht heeft/hebben geduwd,
tengevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte de diefstal van de handtas heeft erkend, zodat dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen kan worden. Dit geldt echter niet voor het tenlastegelegde geweld dat daarbij zou zijn gebruikt en het medeplegen, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De volgende feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Verdachte was op 13 april 2017 met medeverdachte [medeverdachte] in de Ootmarsumsestraat in Oldenzaal. Verdachte heeft daar de handtas van [slachtoffer] weggenomen, met hierin een rijbewijs, een bankpas, sleutels en een portemonnee met contant geld. [2] [3]
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte de handtas uit haar handen heeft getrokken, dat zij daardoor is gevallen en letsel aan haar handen en knieën heeft opgelopen. [4] Deze verklaring is in lijn met die van getuige [getuige] , die ten tijde van het voorval ook in de Ootmarsumsestraat was. Zij heeft verklaard dat zij heeft gezien dat een oudere dame een handtas in haar rechterhand had, dat een man deze tas afpakte, waardoor de dame voorover op de grond viel. [5] Gelet op deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de handtas heeft weggenomen door deze uit de handen van [slachtoffer] te trekken, waardoor zij ten val is gekomen. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal met geweld.
Niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte deze diefstal tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
op 13 april 2017 te Oldenzaal aan de openbare weg, te weten de Ootmarsumsestraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas met inhoud te weten een rijbewijs, een Rabo-bankpas, sleutels en een portemonnee met een contant geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] voornoemd, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, pardoes en onverhoeds:
- de handtas van die [slachtoffer] heeft vastgegrepen en
- vervolgens met kracht heeft getrokken aan de handtas van die [slachtoffer] ,
tengevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 312 Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren met aftrek van het voorarrest in Duitsland en Nederland wordt opgelegd. Hierbij heeft hij verwezen naar de strafvorderingsrichtlijnen van het Openbaar Ministerie, waarin voor straatroof met licht geweld een eis van negen maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf uitgangspunt is. Verder heeft de officier van justitie betrokken dat sprake is van medeplegen, een kwetsbaar slachtoffer en een gevaarlijke vlucht voor de politie na afloop.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf van maximaal negen maanden met aftrek van het voorarrest in Duitsland en Nederland passend is.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Hierbij is in dit geval het volgende van belang.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank neemt voor de straftoemeting de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) tot uitgangspunt. Voor een tasjesroof met een enkele ruk zonder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, vermelden deze oriëntatiepunten een gevangenisstraf van drie maanden.
Ten nadele van verdachte weegt de rechtbank bij de straftoemeting mee dat sprake is geweest van een kwetsbaar slachtoffer van hoge leeftijd. Uit de toelichting bij het verzoek om schadevergoeding van het slachtoffer blijkt ook dat de straatroof haar zowel fysiek als mentaal erg geraakt heeft. Verder weegt de rechtbank ten nadele van verdachte mee dat de straatroof midden op de dag in een winkelstraat heeft plaatsgevonden. Hiermee is de kans aanzienlijk dat de handelwijze van verdachte ook bij anderen angst en gevoelens van onveiligheid teweeg heeft gebracht. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding hetgeen na de straatroof is gebeurd bij de straftoemeting te betrekken, nu dit geen onderdeel uitmaakt van het bewezenverklaarde.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf van zes maanden passend en geboden is, met aftrek van de duur van het voorarrest in Duitsland en in Nederland.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.200,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade ter hoogte van € 450,-- bestaat uit de volgende posten:
  • een tas: € 150,--;
  • kleding: € 100,--;
  • contant geld: € 200,--.
Tevens is € 750,-- aan immateriële schade gevorderd wegens fysieke en mentale gevolgen van de straatroof. De benadeelde partij heeft gevraagd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de post betreffende het contante geld slechts toewijsbaar is tot € 81,-, nu dit bedrag in de portemonnee in de handtas van de benadeelde partij zat. Wat betreft de overige posten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Wat betreft de schade die is gevorderd wegens het verlies van contant geld is niet aannemelijk geworden dat dit meer bedraagt dan € 81,--. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost slechts tot dit bedrag toewijsbaar is. De overige opgevoerde schadeposten zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.081,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal voorts de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 27 en 27a Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest, in Duitsland en in Nederland, heeft doorgebracht, te weten 173 dagen, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf (dit bevel is afzonderlijk geminuteerd).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. S.K. Huisman en mr. A.M. den Dulk, rechters, in tegenwoordigheid van Z. Demir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2017.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte van 14 april 2017 met daarin de verklaring van aangeefster [slachtoffer] , pagina’s 47 tot en met 55.
3.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 september 2017, onder meer inhoudende de verklaring van verdachte.
4.Het proces-verbaal van aangifte van 14 april 2017 met daarin de verklaring van aangeefster [slachtoffer] , pagina’s 48 en 49 met bijlagen.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige van 13 april 2017 met daarin de verklaring van getuige [getuige] , pagina’s 58 tot en met 60.