In deze zaak heeft [eiser], geboren in 1974, een vordering ingesteld tegen zijn werkgever, Stichting Zeker Zorg, met het verzoek om hem te werk te stellen in de functie van persoonlijk begeleider. [eiser] was sinds 12 mei 2014 in dienst bij Zeker Zorg, maar werd op 5 mei 2017 op non-actief gesteld in verband met een onderzoek naar zijn gedragingen. De werkgever heeft hem gedurende deze periode verboden contact op te nemen met cliënten en collega's. Op 16 augustus 2017 heeft Zeker Zorg een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter heeft op 28 september 2017 zijn voornemen geuit om de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 1 november 2017, onder toekenning van een billijke vergoeding aan [eiser].
De vordering van [eiser] is behandeld in een kort geding op 14 september 2017, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. A.A. Lieman-Bambach. Zeker Zorg werd vertegenwoordigd door haar directeur en haar gemachtigde, mr. N.B.P. Arets. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling overwogen dat het niet in het belang van partijen is dat [eiser] voor de periode tot 1 november 2017 terugkeert op de werkvloer, tenzij Zeker Zorg haar verzoek tot ontbinding tijdig intrekt. In dat geval zou de primaire vordering van [eiser] worden toegewezen. De kantonrechter heeft de dwangsom die [eiser] had gevorderd, beperkt tot € 250,00 per dag, met een maximum van € 25.000,00.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat Zeker Zorg [eiser] uiterlijk op 30 oktober 2017 om 09:00 uur moet tewerkstellen, mits het verzoek tot ontbinding tijdig is ingetrokken. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. U. van Houten op 28 september 2017.