ECLI:NL:RBOVE:2017:3615

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 september 2017
Publicatiedatum
21 september 2017
Zaaknummer
08/770081-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens aanranding in Kampen

Op 21 september 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een 65-jarige man uit Kampen veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van drie jaar wegens aanranding. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 februari 2017, waarbij de verdachte de aangeefster onzedelijk heeft betast in een café in Kampen. Tijdens de openbare terechtzitting op 7 september 2017 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. M. Zwartjes, gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De tenlastelegging hield in dat de verdachte de aangeefster door geweld en/of andere feitelijkheden heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de aangifte van de aangeefster in haar overwegingen meegenomen. De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, waarbij de verklaringen van getuigen de aangifte ondersteunden.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar oordeelde dat het bewezenverklaarde feit, feitelijke aanranding van de eerbaarheid, strafbaar was. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het gepleegde feit. De rechtbank heeft besloten tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met een proeftijd van drie jaar, om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. De uitspraak is openbaar gedaan op 21 september 2017.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08/770081-17 (P)
Datum vonnis: 21 september 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1952 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 september 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Zwartjes en van wat door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 1 februari 2017 [slachtoffer] onzedelijk heeft betast.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 01 februari 2017 te Kampen, [slachtoffer] , door geweld en/of andere feitelijkheden, heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door die [slachtoffer] op onverhoedse wijze en/of in het voorbijgaan, (over de kleding heen) te wrijven over en/of te betasten en/of aan te raken aan haar vagina, althans schaamstreek en/of anus, althans billen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte in combinatie met de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte stelt zich niet schuldig te hebben gemaakt aan het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting bekend dat hij op 1 februari 2017 in [café] in Kampen is geweest. Volgens aangeefster is verdachte die avond, na kort met haar te hebben gesproken, achter haar gaan zitten. Toen aangeefster ging staan om haar broek goed te doen, zou verdachte haar vagina en anus over haar broek heen hebben betast.
De aangifte wordt op meerdere punten ondersteund door de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat toen aangeefster even opstond, verdachte opzettelijk met zijn hand tussen de benen/billen van aangeefster ging en dat hij aangeefster vervolgens hoorde zeggen: ‘Dat is niet normaal, daar moet je van afblijven, ik kan je wel een hengst verkopen’, of woorden van gelijke strekking. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 1 februari 2017 omstreeks 19:00 uur werkzaam was in de kroeg. Over het voorval heeft zij verklaard dat ze op een gegeven moment zag dat verdachte zijn arm uitstak in de richting van aangeefster waarna aangeefster van haar kruk afsprong en zei: ‘Wat doe je nu. Ben je gek geworden’, of woorden van gelijke strekking. Toen ze vervolgens in hun richting liep, hoorde de getuige dat aangeefster tegen de man zei: ‘Je kunt mij niet zomaar bij mijn kruis pakken’.
Op grond van bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het betasten van de vagina en anus van aangeefster.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 1 februari 2017 te Kampen, [slachtoffer] , door andere feitelijkheden, heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, door die [slachtoffer] op onverhoedse wijze, (over de kleding heen) te betasten aan haar vagina en anus.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met een proeftijd van 3 jaren, mede gelet op artikel 22b Sr.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij door zijn lichamelijke gesteldheid niet in staat is een werkstraf uit te voeren.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft aangeefster in een café, op een zeer onverhoedse manier, onzedelijk betast. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij door zo te handelen op een indringende wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Overigens valt deze inbreuk niet te kwalificeren als ‘ernstige inbreuk’ zoals bedoeld in artikel 22b Sr.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met het feit dat uit een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 7 augustus 2017 blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten met justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte een contra-indicatie opleveren voor de oplegging van een werkstraf, zoals ook volgt uit het op 18 augustus 2017 opgemaakte advies van Reclassering Nederland. Omdat een andere strafmodaliteit in de vorm van een boete gezien de ernst van het bewezenverklaarde feit niet passend is, is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf aan de orde is. Zij zal deze vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte in voorwaardelijke vorm en met een lange proeftijd opleggen, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken is naar het oordeel van de rechtbank passend.
Hoewel het reclasseringsrapport blijk geeft van een situatie rondom verdachte die zich laat samenvatten met de term ‘maatschappelijke teloorgang’, zal de rechtbank geen bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbinden, gezien verdachtes weigerachtige houding op dat punt.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b en 14c Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
- kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.A. de Haan-Geertsema, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 september 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, team Tactische Recherche, afdeling Zeden, met nummer PLO600- [dossiernummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
1. het proces-verbaal van aangifte van 1 februari 2017, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 6-14):

(…) Ik wil aangifte doen. (…) Ik ben van voren naar achteren in mijn kruis betast in [café] aan de [adres] te Kampen op 1 februari 2017 rond 19:00 uur. (…) Ik ging staan en trok mijn broek omhoog (…) Op het moment dat ik weer wilde gaan zitten voelde ik opeens de duim van deze man. (…) hij ging van mijn vagina tot aan mijn anus, iets verder nog over mijn broek heen. (…) Het was heel hard ik voel het nog steeds. (…);

2. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 1 februari 2017, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 15-16):

(…) Op woensdag 1 februari 2017 omstreeks 19:00 zat ik in de kroeg [café] te Kampen. Ik zag dat een vrouw even van de barkruk af ging. (…) Ik zag dat [verdachte] zijn arm uitstrekte en met zijn hand helemaal tussen de benen va de vrouw ging. Hij ging met de hand tussen haar billen. (…);

3. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 1 februari 2017, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 17-18):

(…) Op woensdag 1 februari 2017 omstreeks 19:00 uur was ik werkzaam bij café [café] te Kampen. (…) Ik zag dat de man zijn arm uitstak in de richting van mevrouw [slachtoffer] . (…);

4. het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 september 2017, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:

(…) Het klopt dat ik op 1 februari 2017 omstreeks 19:00 in café “ [café] ” te Kampen ben geweest. (…).