Op 19 september 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een beslissing genomen op de preliminaire verweren en onderzoekswensen van de verdediging in een strafzaak. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1973, die wordt beschuldigd van ernstige misdrijven die een inbreuk op de rechtsorde maken. Tijdens de zitting op 5 september 2017 heeft de verdediging twee preliminaire verweren gevoerd. Het eerste verweer betrof de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) wegens misbruik van bevoegdheid, omdat het OM een transactieaanbod had gedaan zonder de dossierstukken te verstrekken. De rechtbank oordeelde dat de wet niet vereist dat een transactieaanbod gepaard gaat met de verstrekking van het dossier, en verwierp dit verweer.
Het tweede verweer betrof de onbevoegdheid van de rechtbank Overijssel om kennis te nemen van de zaak. De verdediging stelde dat het OM de verdachte niet in het juiste arrondissement had mogen dagvaarden. De rechtbank overwoog dat er voldoende aanwijzingen waren dat de misdrijven onder de criteria van het landelijk parket vallen, en verwierp ook dit verweer. De rechtbank besloot dat het onderzoek voor onbepaalde tijd wordt geschorst en dat de getuigen die door de verdediging zijn opgegeven, zullen worden gehoord, met uitzondering van één getuige wiens verzoek onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de zaak verder geagendeerd voor een toekomstige zitting.