ECLI:NL:RBOVE:2017:3582

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 september 2017
Publicatiedatum
18 september 2017
Zaaknummer
08/730106-16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verboden wapenbezit en niet-ontvankelijkheid benadeelde partij

Op 14 september 2017 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 34-jarige vrouw uit Rijssen, die werd beschuldigd van verboden wapenbezit en andere strafbare feiten. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot een taakstraf van 30 uur met een proeftijd van 2 jaar. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar hennepteelt en diefstal van stroom, waarbij de vrouw werd verdacht van betrokkenheid. Tijdens de zitting op 31 augustus 2017 heeft de officier van justitie, mr. J.M. Stad, de vordering ingediend, terwijl de verdediging door mr. J.J.G. Pieper werd vertegenwoordigd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepteelt en de diefstal van stroom, en sprak haar vrij van deze beschuldigingen. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de vrouw een gasrevolver en een luchtdrukwapen voorhanden had, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank overwoog dat de wapens zichtbaar waren en dat de verdachte wist dat ze aanwezig waren, wat leidde tot de bewezenverklaring van deze feiten. De benadeelde partij, Enexis, die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de rechtbank niet bewezen achtte dat de verdachte de diefstal van stroom had gepleegd. De uitspraak benadrukt de ernst van het ongecontroleerde bezit van wapens en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730106-16
Datum vonnis: 14 september 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.M. Stad en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.J.G. Pieper, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander, of alleen, hennep heeft geteeld in Rijssen, dan wel
medeplichtig is geweest aan hennepteelt in Rijssen;
feit 2:samen met een ander, of alleen, stroom heeft gestolen;
feit 3:een gasrevolver voorhanden heeft gehad;
feit 4:een luchtdrukwapen voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij op of omstreeks 19 november 2014 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 73, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen
daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, zulks terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf als zijn beroep of als een bedrijf heeft uitgeoefend;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 19 november 2014 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, met elkaar, althans één van hen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 73, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van
een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, zulks terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf als zijn beroep of als bedrijf heeft uitgeoefend, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 19 november 2014 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
zij op of omstreeks 19 november 2014 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
3.
zij op of omstreeks 19 november 2014 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, een of neer wapens van categorie III, te weten een revolver (Rohm 9mm Knall), voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
4.
zij op of omstreeks 19 november 2014 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten luchtdrukwapen (Pietro Beretta 92) zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, waarbij volgens de officier van justitie sprake was van medeplegen. De officier van justitie heeft daarvoor - kort samengevat - aangevoerd dat de hennepkwekerij in de kelder van de woning van verdachte is aangetroffen, dat verdachte de beschikking had over die woning en ook in de woning kwam ten tijde van de kwekerij. De verklaring van verdachte dat zij niet wist dat er hennep werd geteeld door haar toenmalige partner (medeverdachte [medeverdachte] ) acht de officier van justitie ongeloofwaardig, gelet op de hennepresten die zijn aangetroffen in de kelder, bij de schuur, de carport en buiten de woning, welke resten ook voor verdachte waarneembaar zijn geweest. De officier van justitie acht tevens het tenlastegelegde onder 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat de feiten niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De raadsman heeft - kort samengevat - aangevoerd dat nergens uit blijkt dat verdachte betrokken was bij de hennepteelt in de woning en de diefstal van stroom. Verdachte is in september 2014 anderhalve week opgenomen geweest op de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis en was daarna vaak weg van huis om bij vrienden te verblijven en behandelingen te volgen. Ten aanzien van de feiten 3 en 4 heeft de raadsman aangevoerd dat de wapens niet door verdachte zelf in de woning zijn gebracht, maar door haar ex-partner. De wapens zijn daar door nalatigheid van de ex-partner blijven liggen. Verdachte kan hiervan geen (strafrechtelijk) verwijt worden gemaakt, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feit 1 en 2
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken. Weliswaar is in de kelder van de woning van verdachte een (in aanbouw zijnde) hennepkwekerij aangetroffen en is geconstateerd dat in de woning illegaal stroom is afgenomen, maar verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten. Verdachte heeft verklaard dat zij in september 2014 op de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis is opgenomen, dat zij daarna vaak van huis was om bij vrienden te verblijven en behandelingen voor haar psychische problemen te volgen en dat er sprake was van relationele problemen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft dit bevestigd en heeft - kort samengevat - verklaard dat hij verantwoordelijk was voor de hennepplanten in de kelder, dat hij goederen ten behoeve van de hennepteelt had verzameld en dat verdachte hier niet van op de hoogte was. Van wettig en overtuigend bewijs waaruit blijkt dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking in de zin van medeplegen ten aanzien van de hennepteelt en diefstal van stroom is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Evenmin is wettig bewezen dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij de hennepteelt, zodat medeplichtigheid naar het oordeel van de rechtbank ook niet kan worden aangenomen.
4.3.2.
Feit 3 en 4
In de woning van verdachte zijn op 19 november 2014 een gasrevolver en een luchtdrukwapen aangetroffen. De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen in de zin van de artikelen 13 en 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie is vereist, dat sprake is geweest van een meerdere of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid daarvan (HR 14 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1193). De rechtbank is gelet op het dossier en het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat hiervan bij verdachte sprake is geweest. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte heeft verklaard dat zij en haar ex-partner [ex-partner] al een hele tijd uit elkaar waren en dat zij wist dat de wapens van haar ex-partner nog ergens in haar woning lagen. De wapens waren bovendien niet opgeborgen en lagen zichtbaar op een bureau op zolder, een ruimte waar alleen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] toegang toe hadden. Verdachte kon derhalve feitelijk beschikken over de wapens. De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot een bewezenverklaring van het onder 3 en 4 tenlastegelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
3.
zij op 19 november 2014 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, een wapen van categorie III, te weten een revolver, Rohm 9mm Knall, voorhanden heeft gehad;
4.
zij op 19 november 2014 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een luchtdrukwapen, Pietro Beretta 92, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 3
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 4
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13 lid 1 van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld ter zake de feiten
1 primair, 2, 3 en 4, tot een voorwaardelijke werkstraf van 40 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft algehele vrijspraak bepleit.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft in haar woning een wapen en een op een wapen gelijkend voorwerp, zijnde een luchtdrukwapen, voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dat geldt ook voor op wapens gelijkende voorwerpen, omdat zij nauwelijks te onderscheiden zijn van echte wapens. Ze worden dan ook niet zelden gebruikt om gewapende overvallen mee te plegen of om personen mee te bedreigen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
31 juli 2017 is verdachte niet eerder veroordeeld wegens strafbare feiten.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) hanteren bij feiten zoals de onderhavige als uitgangspunt een geldboete. Gelet op de penibele financiële situatie van verdachte zal de rechtbank echter geen geldboete, maar een taakstraf van 30 uren opleggen. Deze taakstraf zal, mede gelet op de gezondheidstoestand van verdachte, geheel voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Enexis heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.483,32 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het feit dat de rechtbank niet bewezen acht wat aan verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij Enexis in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 91 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 3:het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 4:het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13 lid 1 van de Wet wapens en munitie;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
30 (dertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
15 (vijftien) dagen;
- bepaalt dat deze taakstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten:
- kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van
2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij Enexis niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Koppes, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. A.M. den Dulk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Wilmink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met de nummers [dossiernummer 1] en [dossiernummer 2] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 3
1.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 19 november 2014, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 57, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisant:
Ik ben op 19 november 2014 naar het adres [adres] te Rijssen gegaan (..) Ik kon via een vaste trap de zolder betreden. Ik zag in de achterste ruimte van de zolder, gezien vanaf de trap, een bureau staan. Ik zag dat er op dit bureau een tweetal wapens lagen.
2.
Een kennisgeving van inbeslagneming van 19 november 2014 van [verbalisant 1] , pagina 58, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisant:
Wapens aangetroffen in de woning [adres] . Goednummer [goednummer 1] betreft een vuurwapen van het merk Rohm 9mm Knall.
3.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal onderzoek wapen van 19 december 2014, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 2] , pagina 68, zakelijk weergegeven, als verklaring van [verbalisant 2] :
Het inbeslaggenomen voorwerp, merk Rohm type RG 99N, goednummer [goednummer 1] is een gasrevolver, geschikt om weerloosmakende of traanverwekkende stoffen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is deze gasrevolver een vuurwapen in de zin van artikel 2, categorie III onder 1, van de Wet wapens en munitie.
4.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 31 augustus 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
De wapens waren van mijn ex-partner [ex-partner] . Ik wist dat de wapens aanwezig waren, maar niet dat ze daar lagen. De relatie met mijn ex-partner was ten tijde van de doorzoeking al een hele tijd over.
Feit 4
5.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 19 november 2014, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 57, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisant:
Ik ben op 19 november 2014 naar het adres [adres] te Rijssen gegaan (..) Ik kon via een vaste trap de zolder betreden. Ik zag in de achterste ruimte van de zolder, gezien vanaf de trap, een bureau staan. Ik zag dat er op dit bureau een tweetal wapens lagen.
6.
Een kennisgeving van inbeslagneming van 19 november 2014 van [verbalisant 1] , pagina 58, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisant:
Wapens aangetroffen in de woning [adres] . Goednummer [goednummer 2] betreft een luchtdrukwapen van het merk Petro Beretta Gardone.
7.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal onderzoek wapen van 18 december 2014, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 2] , pagina 72, zakelijk weergegeven, als verklaring van [verbalisant 2] :
Het inbeslaggenomen voorwerp, merk Pietro Beretta, goednummer [goednummer 2] is een gasdruk (CO2) pistool. Het voorwerp is een nabootsing van een pistool, dat voor wat betreft vorm en afmetingen een spreken gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen, namelijk een pistool van het merk Pietro Beretta, type 92 FS. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I onder 7, van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie.
8.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 31 augustus 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
De wapens waren van mijn ex-partner [ex-partner] . Ik wist dat de wapens aanwezig waren, maar niet dat ze daar lagen. De relatie met mijn ex-partner was ten tijde van de doorzoeking al een hele tijd over