Op 12 september 2017 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 34-jarige man uit Almelo. De man werd beschuldigd van bedreiging van zijn ex-partner, met twee feiten in de tenlastelegging. Het eerste feit betrof de bedreiging door met een auto op haar in te rijden en haar verbaal te bedreigen. Het tweede feit betrof bedreigingen via social media. Tijdens de zitting op 29 augustus 2017 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. G. van Roermund, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. E.D. Breuning ten Cate, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.
De rechtbank oordeelde dat het eerste feit niet bewezen kon worden, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk met zijn auto op de aangeefster was ingereden. De rechtbank sprak de verdachte dan ook vrij van dit feit. Echter, het tweede feit, de bedreiging via social media, werd wel bewezen verklaard, mede omdat de verdachte dit feit had bekend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zoals strafbaar gesteld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers, waaronder de kinderen van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 45 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de ex-partner en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank verlengde ook een eerder opgelegde proeftijd met één jaar. Het vonnis werd uitgesproken door de rechters P.M.F. Schreurs, G.J. Stoové en A.M. den Dulk, in aanwezigheid van griffier mr. J.A. Krooshof.